Vandaag: een weekje vakantie, maar zie ook:
Het is 27 oktober. Ik heb een weekje vakantie en ga een paar dagen naar Zuid-Duitsland. Na zaterdag t/m maandag 3 avonden op rij te hebben gespeeld, stap ik dinsdagochtend in de trein, wetende dat ik mijn vaste dinsdagavond niet zal spelen. Het voelt dubbel. Hoewel ik veel zin heb om te gaan, vind ik het ook lastig om het poker een paar dagen achter me te laten. Ik stap de trein in met het idee om onderweg nog wat werk te doen, maar ik voel me volledig geradbraakt door drie dagen poker en slaap voornamelijk. ’s Avonds aangekomen besluit ik een bioscoopfilmpje te pakken, ‘The Walk’. Het is een film die me aan het denken zet over mijn leven en wat ik aan het doen ben. Aan het begin v/d nacht wandel ik terug naar m’n hotel, maar al snel voel ik me ellendig. Ik geraak in mijn eigen wereld en ik distantieer me van de wereld om me heen. Ik voel me opgefokt, vind alles en iedereen stom en heb vooral zin om mijn agressie op iets of iemand bot te vieren. Gelukkig laat ik dat achterwege…
Ik hoop dat een goede nachtrust me goed zal doen, maar niets is minder waar. Ik slaap belabberd, schrik meerdere keren wakker en ’s ochtends voel ik me leeg. Een gevoel van hulpeloosheid maakt zich meester van me en de vraag “wat heeft het leven op deze manier voor zin?” neemt de overhand. Hier op deze hotelkamer knalt het gevoel van ontevredenheid écht binnen en is het ineens niet meer te ontkennen of rationeel te bevechten. Er is geen houden meer aan; werkelijk alles komt los en ik beland van de ene huilbui in de andere.
Mijn gevoel keert terug
Al weken weet ik dat ik totaal niet verbonden ben met mezelf. Een deel van mezelf roept dat het anders moet en blijft maar zeggen “ik wil dit niet”. Zoals zo vaak negeer ik dit, tot het er genoeg van heeft en de controle overneemt. En dat moment is aangebroken. Voor het eerst voel ik ook echt dat ik dit niet meer wil en vereenzelvig ik me met dit deel van mezelf. Ineens voel ik me een klein jongetje, eenzaam en hulpeloos, zoekende naar iemand die een arm om me heen slaat en me uit deze misère gaat trekken. Het doet pijn, ik voel me ‘slachtoffer van de wereld’. Maar, hoe gek ook, tegelijkertijd kan ik er ook van genieten. Eindelijk sta ik mezelf toe om me even ‘zielig’ te voelen en stil te staan bij wat er in me omgaat. Het lucht enorm op om dit toe te laten, na dit wekenlang te hebben weggedrukt.
Na een tijdje kom ik weer bij zinnen. Ik realiseer me dat ik een afspraak heb aan het eind v/d ochtend, maar besluit deze te verzetten en eerst alles maar eens op te schrijven: wat er in de afgelopen weken gebeurd is, hoe ik me voel, maar vooral ook waarom ik me zo voel. Het maakt me rustiger. Niet alleen het schrijven zelf, maar vooral ook de realisatie dat ik de laatste weken mezelf kwijt ben geraakt, ondanks dat ik dacht grip op de situatie te kunnen houden. Het maakt dat het bewustzijn langzaam terugkeert. Even later loop ik een park in om te ontbijten en maak ik een dolletje met een groep meiden die langslopen. Eindelijk voel ik de energie weer door m’n lichaam stromen. Ik ben er weer! Het maakt dat ik de dagen erna met volle teugen kan genieten van mijn vakantie en het poker los kan laten. Het is een verademing, hoe gek dat een dag ervoor ook mocht klinken. Ik geniet van de mensen om me heen en voel me weer onderdeel v/d wereld. Ik ben weer blij!
Terug naar huis
Het is vrijdagochtend, tijd om naar huis te gaan na mijn vakantie. Opgeleefd stap ik de trein in, maar zo gauw ik onderweg ben, slaat alles ineens om. Het gevoel om naar huis te gaan brengt meteen de hunkering naar het poker terug. Uiteraard heb ik mijn treinticket zo afgestemd dat ik om 18:00u thuis ben, ruim op tijd voor het poker. Het maakt mijn rit vermoeiend. Alles in me schreeuwt dat ik die avond niet wil en niet moet gaan, dat het afbreuk doet aan alles wat ik de afgelopen dagen heb ervaren. Maar alles in me weet dat de beslissing allang genomen is: ik ben niet sterk genoeg, mijn ego en mijn hunkering naar geld winnen het opnieuw van mijn gevoel.
Na een 10u durende treinreis vind ik mezelf om 20:00u terug in het casino. Ik ben moe, heb geen zin en het loopt niet lekker, maar ik weet het verlies te beperken. De dag erna word ik wakker en voel ik me slecht. Het gelukzalige gevoel v/d afgelopen dagen verdwijnt naar de achtergrond en ’s avonds is het opnieuw poker dat de klok slaat. Weer loopt het niet lekker, maar deze keer weet ik het verlies minder goed te beperken. Het vreemde is dat het me minder doet dan anders. Ik kan leven met m’n verlies, een gevoel dat ik niet ken van mezelf. Ik schrik ervan: mijn drive om te willen winnen maakt me scherp en alert. Wat moet ik in het casino beginnen zonder deze drive?
Het is het begin v/d ommekeer. Ik zet alles op een rij en realiseer me dat ik eerst heb geweten dat ik geen poker meer wilde spelen, hierna op vakantie in Duitsland heb gevoeld dat ik geen poker meer wilde spelen, maar nu ook tijdens het spelen zelf ervaar dat ik geen poker meer wil spelen. Ik realiseer me dat dit niet meer te bevechten is. Het is alsof de randvoorwaarden wegvallen. Al vóór sluitingstijd ga ik naar huis en ’s nachts slaap ik als een blok. De volgende ochtend voel ik me nog altijd moe, maar toch ook goed. Ik realiseer me dat ik de beslissing gisteravond echt heb gemaakt: geen poker meer voor mij.