Eenentwintigen (blackjack) – Een vrouw in het casino deel 5
Ik had eens een keer van een van mijn oudere broers gehoord, wat hij bij eenentwintigen deed. Bij het passen was het de gewoonte je kaarten, met de afbeelding naar beneden, voor je op tafel te leggen. Eventueel met het geld er bovenop. Als degene die de bank was, ook zijn beurt had gehad, werden alle kaarten bij elkaar geveegd, zodat er weer geschud en een nieuwe ronde gespeeld kon worden.
Mijn broer deed, ook als hij “dood” was, zijn kaarten gesloten voor zich op tafel. Zodoende kreeg hij ook het geld van de bank, als die “dood ging”, terwijl hij zelf allang over de kop was. Als de bank niet “dood ging” deed hij zijn kaarten gewoon bij de anderen. Deed net alsof hij met te weinig punten gepast had en dat potje verloren had. Niemand merkte op dat hij regelmatig veel meer dan eenentwintig punten voor zich had liggen.
Tactiek bij eenentwintigen
Ik besloot deze tactiek ook te gaan toepassen. Maar niet voordat ik in mijn geheugen groef en het eenentwintigen van ons zaterdagmiddagclubje voor mijn ogen af liet spelen. Nooit controleerden we de kaarten van degenen die gepast hadden. Alle kaarten werden bij elkaar gevoegd en er werd verder gespeeld. Dat wist ik zeker. Valsspelen pastte totaal niet bij mij, maar ik was geobsedeerd door mijn grote knikkers, die ik verloren had. Ik kon nergens anders meer aan denken.
De eerstvolgende zaterdagmiddag verzamelden we ons weer bij Ernst thuis. Het was meestal bij hem. Zijn ouders hadden het druk met de bakkerij en hij werd meestal aan zijn lot overgelaten. Hij kreeg veel zakgeld en werd enorm verwend. In tegenstelling tot de meeste moeders, die liever niet hadden dat kinderen bij hen thuis speelden, die maakten de boel maar vies immers, vond Ernst zijn moeder het prima, dat de woonkeuken bijna elke zaterdagmiddag gevuld was met kinderen, die eenentwintigden. En dat het om geld ging, maakte haar niks uit. Blijkbaar vond ze dat erbij horen.
Homegame met blackjack
We hadden allemaal ons plekje ingenomen aan de grote ronde tafel in de woonkeuken. We hadden meestal ieder onze eigen plek. De een legde zijn geld voor zich op tafel, de ander hield het in zijn broekzak. Ernst nam altijd een graai in zijn broekzak en legde een gedeelte van zijn muntgeld nonchalant voor zich op tafel. Het kleine aantal muntjes wat wij te besteden hadden, stak hier schril bij af.
Ik had het een beetje warm en als ik me goed herinner klopte mijn hart ook wat sneller. Ik zou passen als ik dood was. Ik zou met een stalen gezicht mijn kaarten gesloten voor me neer leggen en doen alsof ik bíjna eenentwintig had, maar besloot te passen. Ik zou dit niet iedere keer doen, anders zou het opvallen dat ik nooit doodging. Ik zou zo nu en dan ook een toneelspelletje op moeten voeren. Een toneelspelletje van twijfelen of ik nog een kaart zou nemen óf zou passen. En dan na twijfelen besluiten te passen, terwijl ik wist dat ik allang dood was.
De eerste de beste ronde was het al zover. Ik had een 10 en een 2 en kreeg nóg een 10. Damn, 22! Ik deed net alsof ik twijfelde en besloot om toch maar te passen. Ik legde mijn kaarten gesloten op tafel, met het geld er bovenop. De jongen die de bank was speelde tot 20, had dus 21 omdat de bank er altijd een punt bij kreeg. En nu kwam het erop aan! Zou hij, of iemand anders de kaarten omdraaien? Mijn hart bonkte en ik keek naar beneden. Bang mezelf te verraden.
Maar nee hoor, niks aan de hand. De jongen die de bank was griste het geld van de passers bij elkaar en ik deed snel alle kaarten op een stapeltje. Dit viel niet op, aangezien ik dit altijd al deed, om de vaart in het spel te houden. Snel schudden en snel verder spelen, spannend! Er hing veel van af! Ging je je zakgeld verhogen of ging je blut naar huis?
Het valsspelen, wat mijn broer me uitgelegd had, zette zoden aan de dijk. Ik bleef die geheime tactiek de volgende weken doorspelen, ook al had ik in de tussentijd allang weer nieuwe grote knikkers gekocht. De extra spanning bij het passen, terwijl ik meer dan 21 punten had, gaf voortaan een extra dimensie aan de zaterdagmiddagen.
Verliefdheid tijdens eentwintig spelen?
De enige die ik in de gaten hield was Ernst. Alleen híj zou mij eventueel door kunnen hebben, alleen híj was daar scherp genoeg voor. Verbeeldde ik het me, of keek hij vaker en dan ook nog eens inténser, naar mij?
Hij had een aparte blik in zijn ogen, hij leek wel een roofdier die zijn prooi beloerde. De spanning die ik voelde bij mijn valsspelen en bij de blikken van Ernst, beperkte zich niet tot mijn hartstreek. Ik voelde de kriebels in mijn onderbuik. Het waren aangename kriebels, maar kon ze nog niet goed plaatsen. Ook kon ik de blikken van Ernst nog niet goed duiden. Nú weet ik dat hij opgewonden was. Net als ik trouwens. Alleen dacht ik dat die aangename kriebels in mijn onderbuik, door de spanning van het valsspelen veroorzaakt werden. En niet door de blikken van Ernst.
Op een zaterdagmiddag, de zomer liep inmiddels op zijn einde, was het zover. Het hing al een tijdje in de lucht. Bij het naar huis gaan, ik had mijn zakgeld mínstens verdubbeld, stonden we met zijn allen in de bijkeuken. We maakten nog wat grapjes met elkaar. Degenen die gewonnen hadden, lachten het hardst. De kinderen die blut waren, lachten als een boer met kiespijn.
Ineens kwam Ernst achter mij staan. Hij fluisterde heel zachtjes een vraag in mijn linkeroor. Of hij morgen met me af kon spreken, hij wilde me wat vertellen. Oei wat klonk dat spannend! Maar het voelde nog veel spannender. Hij drukte zijn onderlichaam tegen mijn kontje en ik voelde iets hards. Snel keek ik of de anderen iets door hadden, dit was echter niet het geval. Verward, maar opgewonden snelde ik naar huis. Waar was ik mee bezig? Valsspelen en genieten van heerlijke kriebels op een plekje waar je van huis uit voelde dat dat plekje een verboden terrein was. Een plekje wat je moest negeren.
Tijdens het avondeten voelde ik mijn wangen branden. Hield mijn vader mij met zijn strenge ogen extra in de gaten of verbeeldde ik me dat? In mijn rechterbroekzak brandde iets. Na het eten zou ik op het toilet het smeulende vuur uit mijn broekzak halen. Het briefje wat Ernst in de gauwigheid in mijn broekzak had laten glijden.