Regeling kansspelen op afstand, Nederlandse gokwet
Regeling van de Minister voor Rechtsbescherming van [ *PM datum* ], nr. [
*PM kenmerk* ], houdende bepalingen ter uitvoering van de Wet kansspelen op afstand (Regeling kansspelen op afstand)
De Minister voor Rechtsbescherming,
Handelende na overleg met de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
Gelet op de artikelen 31e, 31f, 33e, eerste lid, onder b, en 33g, achtste lid, van de Wet op de kansspelen, 2.1, derde en vierde lid, 3.4, tweede lid, onderdeel c, 4.4, vierde lid, 4.5, derde lid, 4.7, vierde lid, 4.8, zesde lid, 4.9, vierde lid, 4.23, 4.33,
4.39, 4.40, 4.41, zesde lid, 4.42a, 4.43, eerste lid, 4.50, vijfde lid, 4.52, vierde lid, 5.1, derde lid, 5.2, tweede lid, 5.3, zesde en zevende lid, van het Besluit kansspelen op afstand, en 2, achtste lid, 4, derde lid, 6, vijfde lid, 7, vijfde lid, 10, 11, zevende lid,
15, 16, vierde lid, 17, derde lid, 18, zevende lid, 19, tweede en derde lid, 20, zesde lid, 22, derde lid, 23, tweede lid, Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen;
Besluit:
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen Artikel 1.1. Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
- besluit: het Besluit kansspelen op afstand;
- controledatabank: controledatabank als bedoeld in artikel 5.3, eerste lid, van het besluit;
- Financiële inlichtingen eenheid: de Financiële inlichtingen eenheid, bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme;
- speelsessie: periode vanaf het moment van aanmelding tot en met het moment van afmelding van de speler;
- weddenschap: weddenschap als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c of d, van het
Hoofdstuk 2. De vergunning en de vergunninghouder
Artikel 2.1. De vergoeding voor de behandeling van een aanvraag
- De vergoeding die is verschuldigd voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning bedraagt € 000.
- De vergoeding die is verschuldigd voor de behandeling van een aanvraag tot wijziging van een vergunning bedraagt:
- € 500, voor zover de aanvraag is gericht op een administratieve wijziging van de vergunning;
- € 8.000, voor zover de betrouwbaarheid overeenkomstig artikel 3.4 van het besluit opnieuw wordt beoordeeld; en
- € 8.000 in overige
Artikel 2.2. De afdracht aan de draf- en rensport
- De vergunninghouder houdt iedere maand 10% van het bruto spelresultaat in over de weddenschappen die hij die maand heeft afgesloten op uitslagen van draf- of renwedstrijden die in Nederland zijn
- De vergunninghouder draagt het ingevolge het eerste lid ingehouden bedrag de daarop eerst volgende maand af aan een door de Minister voor Rechtsbescherming aangewezen ontvanger.
- De aangewezen ontvanger, bedoeld in het tweede lid, besteedt de met de afdracht ontvangen gelden uitsluitend aan:
- het uitkeren van geldprijzen aan deelnemers van draf- of renwedstrijden die in Nederland worden georganiseerd;
- het bevorderen van de fokkerij van paarden in Nederland; en
- het tegengaan van manipulatie van draf- of
- De Minister verbindt voorwaarden aan de aanwijzing van de aangewezen ontvanger. Deze voorwaarden hebben in ieder geval betrekking op de wijze waarop de ontvanger de ontvangen gelden besteedt aan de doeleinden, bedoeld in het derde lid, en de wijze waarop hij verantwoording hierover
Artikel 2.3. Het verbod op de vergunning van loterijen op afstand
De raad van bestuur beoordeelt of sprake is van een loterij als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, van het besluit. Daarbij betrekt de raad van bestuur in ieder geval de bevindingen met betrekking tot:
- de deelnemers aan het kansspel, alsmede de rol van de vergunninghouder;
- de invloed van de speler op het moment van prijsbepaling;
- de invloed van de speler op het aanvangen van het kansspel;
- de op toeval gebaseerde wijze waarop de aanwijzing van de winnaars plaatsvindt;
- de verhouding tussen de inleg van spelers en de samenstelling van prijzen of premies;
- het moment van vaststelling van de prijzen, premies of het prijzenschema, alsmede de bekendmaking daarvan;
- de uitslag van het kansspel, alsmede de bekendmaking daarvan;
- de periode tussen de aanvang van de uitgifte van loten of deelnamebewijzen en de uitslag van het kansspel, alsmede de bekendmaking
Artikel 2.4. Het antecedentenonderzoek
De antecedenten, bedoeld in artikel 3.4, tweede lid, aanhef en onder c, van het besluit, zijn opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling.
Hoofdstuk 3. De organisatie van kansspelen op afstand Afdeling 1. Algemeen
- 1. Het aanbieden van kansspelen op afstand
Artikel 3.1. Verboden kansspelvormen
De vergunninghouder organiseert de vergunde kansspelen niet op een wijze die ertoe kan leiden dat een speler meer kan verliezen dan diens inzet.
Artikel 3.2. Eerlijk spelverloop
- De vergunninghouder treft passende technische en operationele maatregelen om zo veel mogelijk te waarborgen dat de vergunde kansspelen eerlijk
- De vergunninghouder treft in ieder geval passende maatregelen om zo veel mogelijk te voorkomen dat spelers tegen zichzelf spelen, samenspannen met andere spelers of anderszins op oneigenlijke wijze de uitkomst van het kansspel beïnvloeden. Hij neemt in ieder geval daartoe strekkende bepalingen op in de spelregels van de vergunde
- De vergunninghouder treft passende maatregelen die waarborgen dat de spelregels van de vergunde kansspelen niet tijdens het spelen worden
Artikel 3.3. Spelonderbrekingen
- De vergunninghouder treft passende maatregelen ter voorkoming van technische storingen en andere incidenten die een normaal verloop van het spel
- De vergunninghouder handelt op een voor de speler passende, duidelijke en consistente wijze, indien storingen, incidenten of risico’s daarop als bedoeld in het eerste lid zich voordoen. Hij draagt er zorg voor dat de speler hiervan geen onevenredige gevolgen ondervindt.
Artikel 3.4. De presentatie
- De vergunninghouder presenteert de vergunde kansspelen niet onder een naam die misleidend is of anderszins tot misvattingen kan leiden over de aard van die spelen of de wijze waarop daaraan wordt
- De vergunninghouder draagt er zorg voor dat de vergunde kansspelen audiovisueel en operationeel niet zijn vormgegeven op een wijze die:
- misleidend is of anderszins tot misvattingen kan leiden over de aard van die spelen of de wijze waarop daaraan wordt deelgenomen;
- aanzet tot deelname door kwetsbare personen, waaronder jongvolwassenen en personen die risicovol of problematisch speelgedrag vertonen;
- aanzet tot
Artikel 3.5. De inzet
Indien de inzet van de speler wordt aangegeven in een andere eenheid dan geld, draagt de vergunninghouder er zorg voor dat:
- de speler voor aanvang van het spel hierover op passende wijze zo volledig mogelijk wordt geïnformeerd;
- de speler tijdens het spel op passende wijze informatie kan verkrijgen van het equivalent in geld van die andere eenheid; en
- de aanduiding en de waarde in geld van die andere eenheid niet tijdens het spel worden
Artikel 3.6. De uitkering van prijzen in natura
De vergunninghouder keert een prijs in natura uitsluitend uit aan de speler die deze prijs heeft gewonnen en niet eerder dan nadat hij de identiteit van deze speler op betrouwbare wijze heeft vastgesteld en geverifieerd.
§ 2. Technische en operationele eisen Artikel 3.7. Beginnen van een spel
De vergunninghouder treft passende technische en operationele maatregelen die waarborgen dat het spel uitsluitend start, indien de speler direct daaraan voorafgaand een handeling verricht die uitdrukkelijk gericht is op de start van dat spel.
Artikel 3.8. Gelijktijdige deelname
De vergunninghouder treft passende technische en operationele maatregelen die waarborgen dat de speler gedurende diens deelname aan een door die vergunninghouder georganiseerd casinospel:
- niet kan deelnemen aan een ander casinospel dat door die vergunninghouder wordt georganiseerd;
- geen weddenschap kan aangaan die door die vergunninghouder wordt georganiseerd.
Artikel 3.9. Casinospelen tegen de vergunninghouder
De vergunninghouder treft bij het organiseren van casinospelen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van het besluit passende technische en operationele maatregelen die waarborgen dat:
- de uitkomst van ieder spel uitsluitend wordt bepaald door een toevalsgenerator;
- ieder opvolgend spel uitsluitend begint, indien:
1°. de uitkomst van het direct daaraan voorafgaande spel definitief vaststaat; en
2°. de speler direct daaraan voorafgaand een handeling verricht die uitdrukkelijk gericht is op de start van het opvolgende spel;
- een keuze ter beïnvloeding van het spelverloop uitsluitend wordt ingevoerd, indien de speler direct daaraan voorafgaand voldoende gelegenheid is geboden om een handeling te verrichten die erop gericht is een eigen keuze in te
Artikel 3.10. Casinospelen voor spelers onderling
- De vergunninghouder treft bij het organiseren van casinospelen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b, van het besluit passende technische en operationele maatregelen die waarborgen dat een keuze ter beïnvloeding van het spelverloop wordt ingevoerd, indien de speler direct daaraan voorafgaand voldoende gelegenheid is geboden om een handeling te verrichten die erop gericht is een eigen keuze in te
- De vergunninghouder treft passende technische en operationele maatregelen die waarborgen dat een keuze ter beïnvloeding van het spelverloop bij het uitblijven van een handeling van de speler als bedoeld in het eerste lid uitsluitend wordt ingevoerd, indien:
- deze keuze de speler redelijkerwijs het minst benadeelt ten opzichte van andere keuzes die kunnen worden ingevoerd; en
- deze keuze de speler niet onredelijk bevoordeelt ten opzichte van andere spelers.
Artikel 3.11. Jackpot
De vergunninghouder treft bij het organiseren van vergunde kansspelen waarbij de speler kans maakt op een jackpot, passende technische en operationele maatregelen die waarborgen dat:
- de jackpot uitsluitend complementair aan de deelname van een kansspel kan worden gewonnen;
- de jackpot in omvang, winkans en uitbetalingspercentage verschilt van andere prijzen of premies die de speler met het kansspel kan winnen;
- de jackpot wordt uitgekeerd overeenkomstig de daarvoor geldende spelregels;
- de uitkeringssystematiek van de jackpot gedurende de deelname van de speler aan het kansspel niet wordt gewijzigd;
- de uitkering van de jackpot uitsluitend wordt bepaald aan de hand van een zelfstandige
Afdeling 2. Integriteitsbeleid
- 1. Algemeen
Artikel 3.12. De beschrijving van het integriteitsbeleid
De vergunninghouder benoemt in het integriteitsbeleid, bedoeld in artikel 4.5, eerste lid, van het besluit:
- de integriteitsrisico’s van de door hem georganiseerde kansspelen op: 1°. witwassen en financiering van terrorisme;
2°. overtreding van sanctieregelingen; en
3°. fraude met en misbruik van de vergunde kansspelen;
- de maatregelen die hij treft ter voorkoming en ter beheersing van de risico’s, bedoeld onder a; en
- de wijze waarop hij de maatregelen, bedoeld onder b, implementeert en de toepassing daarvan
Artikel 3.13. [ vervallen ]
Artikel 3.14. De inventarisatie, analyse en evaluatie van integriteitsrisico’s Bij de inventarisatie, analyse en evaluatie van integriteitsrisico’s, bedoeld in artikel 4.5, tweede lid, onder a, van het besluit, betrekt de vergunninghouder in ieder geval:
- de ter zake relevante kenmerken van spelers;
- de betalingstransacties alsmede de door hem toegestane en door spelers gebruikte betaalinstrumenten;
- de geografische locatie van spelers;
- de gedragingen van spelers, waaronder in ieder geval hun
§ 2. Weddenschappen
Artikel 3.15. Voor weddenschappen vereiste kennis en deskundigheid
De vergunninghouder die weddenschappen organiseert treft passende maatregelen die waarborgen dat de personen die bij het organiseren van die weddenschappen betrokken zijn, voor zover dat relevant is voor de uitoefening van hun taken:
- bekend zijn met de indicatoren die kunnen duiden op risico’s op manipulatie van wedstrijden; en
- bij ongebruikelijke feiten of omstandigheden die duiden op een verhoogd risico van manipulatie van een wedstrijd in staat zijn adequaat te handelen, naargelang de aard en de ernst van dat
Artikel 3.16. Van voorafgaande analyse uitgezonderde wedstrijden
Als wedstrijden, bedoeld in artikel 4.8, zesde lid, van het besluit, zijn aangewezen de wedstrijden die zijn opgenomen in onderdeel 1 van Bijlage 2 bij deze regeling.
Artikel 3.17. Van weddenschappen uitgesloten gebeurtenissen
- Onder een negatieve gebeurtenis als bedoeld in artikel 4.9, tweede lid, onder e, van het besluit wordt in ieder geval verstaan:
- de oplegging van een disciplinaire maatregel;
- het uitvallen van een deelnemer aan de
- Onder een eenvoudig te manipuleren gebeurtenis als bedoeld in artikel 4.9, tweede lid, onder e, van het besluit wordt in ieder geval verstaan een gebeurtenis waarvan de totstandkoming:
- onder overwegende invloed staat van één deelnemer aan de wedstrijd; en
- geen overwegende invloed heeft op het verloop of de uitslag van de
- De vergunninghouder organiseert geen weddenschappen op de gebeurtenissen die zijn opgenomen in onderdeel 2 van bijlage 2 bij deze
Afdeling 3. Toegang tot de vergunde kansspelen Artikel 3.18. De aanmelding
- De vergunninghouder staat aanmelding van een persoon slechts toe, indien deze
persoon zich met de unieke identificator, bedoeld in artikel 4.17, eerste lid, van het besluit, als speler heeft geïdentificeerd.
- De vergunninghouder treft passende technische en operationele maatregelen om te voorkomen dat de identificator kan worden ingevoerd zonder tussenkomst van de speler aan wie die identificator is
- De vergunninghouder treft passende maatregelen bij een redelijk vermoeden van misbruik van de identificator of ongebruikelijke wijze van aanmelden. Hij informeert de speler onverwijld
Artikel 3.19. Van deelname uit te sluiten personen
De vergunninghouder treft passende maatregelen om van deelname aan de vergunde kansspelen uit te sluiten:
- personen als bedoeld in artikel 4.6 van het besluit en andere personen die bij het organiseren van de vergunde kansspelen zijn betrokken;
- personen tegen wiens deelname bezwaren bestaan op grond van de bij of krachtens de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme en de Sanctiewet 1977 gestelde regels; en
- personen van wie hij redelijkerwijs kan vermoeden dat hun deelname zal worden gebruikt voor witwassen, financiering van terrorisme, overtreding van sanctieregelingen dan wel fraude met of misbruik van de vergunde
Artikel 3.20. De duur van onvrijwillige schorsing
De vergunninghouder schorst de mogelijkheid tot deelname aan de vergunde kansspelen maximaal zes maanden in de gevallen, bedoeld in artikel 4.18, eerste lid, onder b en c, van het besluit.
Afdeling 4. Consumentenbescherming
- 1. De klantendienst en de afhandeling van klachten Artikel 3.21. De klantendienst
- De vergunninghouder treft passende maatregelen die waarborgen dat de door hem te onderhouden klantendienst zonder hiervoor kosten in rekening te brengen ondersteuning biedt bij het verkrijgen van informatie over de vergunde kansspelen.
- De vergunninghouder treft passende maatregelen die waarborgen dat:
- de klantendienst bij ieder afzonderlijk contact kenbaar maakt dat zij namens de vergunninghouder communiceert;
- de klantendienst klachten registreert en klachten aan de klantendienst kunnen worden gericht;
- de klantendienst interne en externe signalen die wijzen op onmatige deelname of risico’s op kansspelverslaving herkent, registreert en analyseert;
- de klantendienst passende interventiemaatregelen treft in het geval van onmatige deelname of risico’s op
Artikel 3.22. De registratie van klachten
- De vergunninghouder registreert klachten van spelers binnen 72 uur na de ontvangst daarvan. Daarbij registreert de vergunninghouder in ieder geval:
- de contactgegevens van de klager;
- de datum van ontvangst van de klacht;
- het onderwerp en de inhoud van de
- De vergunninghouder registreert de afhandeling van een klacht binnen 72 uur na bedoelde afhandeling. Daarbij registreert de vergunninghouder in ieder geval:
- binnen welke termijn de klacht is afgehandeld;
- op welke wijze de klacht is afgehandeld;
- de uitkomst van de
Artikel 3.23. De behandeling van klachten
- De vergunninghouder bevestigt de ontvangst van een klacht uiterlijk binnen 72 uur na de ontvangst van de klacht aan de klager. Daarbij vermeldt de vergunninghouder:
- de contactgegevens van de persoon die de klacht in behandeling heeft;
- de termijn, bedoeld in artikel 4.36, tweede lid, onder b, van het besluit, waarbinnen de klacht uiterlijk wordt
- De vergunninghouder is niet verplicht een klacht te behandelen, indien zij betrekking heeft op een gedraging waarover de klager eerder een klacht heeft ingediend en die met inachtneming van de procedure, bedoeld in artikel 4.36, eerste lid, van het besluit is
- Indien de vergunninghouder een klacht niet in behandeling neemt, stelt hij de klager hiervan uiterlijk binnen een week na ontvangst van de klacht op de
§ 2. Informatieverplichtingen
Artikel 3.24. Informatie over het spelersprofiel
De vergunninghouder biedt bij iedere gelegenheid om het spelersprofiel in te vullen of te wijzigen in ieder geval toegang tot duidelijke en begrijpelijke informatie over:
- de werking van het spelersprofiel;
- de wijze waarop het spelersprofiel zo effectief mogelijk kan worden ingevuld of gewijzigd ter voorkoming van onmatige deelname of risico’s op kansspelverslaving;
- welke gegevens uit het spelersprofiel worden verwerkt en met welk
Artikel 3.25. Informatie over de vergunde kansspelen
De vergunninghouder biedt op de landingspagina en het beginscherm van de spelersinterface in ieder geval toegang tot duidelijke en begrijpelijke informatie over:
- de mogelijke uitkomsten van het kansspel en de daaraan gekoppelde prijzen of premies;
- de mogelijkheden die de speler heeft om invloed uit te oefenen op het verloop van het kansspel;
- de wijze waarop de hoogte of de omvang van de te winnen prijzen of premies door verloop van het kansspel wordt bepaald, indien deze hoogte of omvang voorafgaand aan deelname aan het kansspel niet is
Artikel 3.26. Informatie over jackpots
De vergunninghouder biedt op de landingspagina en het beginscherm van de spelersinterface met betrekking tot de vergunde kansspelen met een jackpot in ieder geval toegang tot duidelijke en begrijpelijke informatie over:
- de actuele hoogte van de jackpot;
- de voorwaarden voor uitkering van de jackpot;
- het wel of niet verwerken van de jackpot in het uitbetalingspercentage, bedoeld in artikel 4.34, eerste lid, onder d, van het
Artikel 3.27. Informatie over weddenschappen
- De vergunninghouder biedt voor de aanvang van een weddenschap toegang tot duidelijke en begrijpelijke informatie over:
- de wijze waarop de vergunninghouder handelt bij manipulatie van de wedstrijd waarop hij de weddenschap aanbiedt;
- de procedure waarop spelers op anonieme wijze aan elkaar worden
- De vergunninghouder draagt er zorg voor dat quoteringen bij weddenschappen:
- bekend worden gemaakt voor de aanvang van de weddenschap; en
- de speler voldoende inzicht bieden welke prijs hij kan winnen met welke
Afdeling 5. Het spelsysteem
Artikel 3.28. De minimumnormen ten aanzien van het spelsysteem
- Het kwaliteitsmanagementsysteem van de vergunninghouder, bedoeld in artikel 4.40, onder a, van het besluit, voldoet ten minste aan de vereisten genoemd in onderdeel 1 van bijlage 3 bij deze
- Het informatiebeveiligingssysteem van de vergunninghouder, bedoeld in artikel 4.40, onder b, van het besluit, voldoet ten minste aan de vereisten genoemd in onderdeel 2 van bijlage 3 bij deze
- Het systeem voor het beheer van de informatietechnologie en- communicatienetwerken van de vergunninghouder, bedoeld in artikel 4.40, onder c, van het besluit, voldoet ten minste aan de vereisten genoemd in onderdeel 3 van bijlage 3 bij deze
Artikel 3.29. Het risiconiveau van onderdelen van het spelsysteem
- De vergunninghouder beoordeelt het risiconiveau, bedoeld in artikel 41, tweede lid, onder a, subonderdeel 2°, van het besluit, van ieder onderdeel van het spelsysteem in ieder geval op de volgende controleaspecten:
- exclusiviteit;
- integriteit;
- eerlijkheid;
- veiligheid;
- beschikbaarheid;
- De vergunninghouder rangschikt de beoordeling op de controleaspecten, bedoeld in het eerste lid, per onderdeel van het spelsysteem, naar categorieën variërend van niet-risicovol tot enigszins risicovol en van enigszins risicovol tot risicovol, naarmate het betreffende onderdeel bij wijziging van het spelsysteem impact heeft op het controleaspect.
- De vergunninghouder informeert de aangewezen keuringsinstelling onverwijld over de uitkomsten van iedere beoordeling van het risiconiveau van ieder onderdeel van het spelsysteem als bedoeld in artikel 4.41, tweede lid, onder a, subonderdeel 2°, van het
Afdeling 6. De keuring van het spelsysteem
Artikel 3.30. De accreditatienormen voor keuringsinstellingen
Een keuringsinstelling als bedoeld in artikel 4.43, eerste lid, van het besluit, is:
- voor het verrichten van keuringswerkzaamheden geaccrediteerd tegen de norm NEN-EN-ISO/IEC 17020 of NEN-EN-ISO/IEC 17025;
- voor het verrichten van certificeringswerkzaamheden geaccrediteerd tegen de norm NEN-EN-ISO/IEC 17021 of NEN-EN-ISO/IEC
Artikel 3.31. De eigen keuring van niet-risicovolle spelsysteemonderdelen
De vergunninghouder treft passende maatregelen die waarborgen dat de werkzaamheden bij een eigen keuring als bedoeld in artikel 4.50, tweede lid, onder a, van het besluit:
- door een dienst of afdeling worden uitgevoerd die vaktechnisch voldoende onafhankelijk is;
- door daartoe gekwalificeerd personeel met voldoende kennis en ervaring op het gebied van het keuren van spelsystemen worden uitgevoerd;
- op betrouwbare en reproduceerbare wijze worden gedocumenteerd;
- op basis van dezelfde eenduidige vaktechnische richtlijnen als die gelden voor een aangewezen keuringsinstelling worden uitgevoerd;
- voorafgaand aan de operationalisering van het gewijzigde onderdeel van het spelsysteem worden uitgevoerd;
- in een apart onderdeel van het keuringsrapport van deze aangewezen keuringsinstelling worden
Artikel 3.32. De resultaten van een eigen keuring
- De aangewezen keuringsinstelling betrekt de resultaten van een eigen keuring als bedoeld in artikel 4.50, tweede lid, onder a, van het besluit bij diens keuring van niet-kritieke onderdelen van het spelsysteem, voor zover:
- die eigen keuring overeenkomstig het keuringsplan, bedoeld in artikel 4.52, eerste lid, onderdeel b, van het besluit, op vaktechnisch onafhankelijke wijze is uitgevoerd door daartoe gekwalificeerd personeel met voldoende kennis en ervaring ter zake de keuring van spelsystemen;
- de voor die eigen keuring verrichte keuringswerkzaamheden naar het oordeel van de aangewezen keuringsinstelling voldoen aan dezelfde vaktechnische eisen als die gelden voor keuringen die zij zelf verricht; en
- het keuringsrapport waarin de resultaten van de eigen keuring zijn vermeld, voldoet aan de eisen, bedoeld in artikel 34.
- Bij de toepassing van het eerste lid verricht de aangewezen keuringsinstelling zo nodig aanvullende
Artikel 3.33. De resultaten van een keuring door derden
- De aangewezen keuringsinstelling betrekt de resultaten van een eerdere keuring van het spelsysteem of een onderdeel daarvan, bij diens keuring van het spelsysteem of een onderdeel daarvan uitsluitend indien:
- die eerdere keuring is uitgevoerd door een keuringsinstelling die is geaccrediteerd tegen een voor die keuring geschikte geharmoniseerde norm;
- de eisen met betrekking tot de uitvoering van de eerdere keuring voldoende overeenkomen met de krachtens de wet aan dat spelsysteem of dat onderdeel gestelde eisen; en
- het keuringsrapport waarin de resultaten van de eerdere keuring zijn vermeld, voldoet aan de eisen, bedoeld in artikel 34.
- Bij toepassing van het eerste lid verricht de aangewezen keuringsinstelling zo nodig aanvullende
Artikel 3.34. De keuringsrapporten van de eigen keuring en derden
Het keuringsrapport, bedoeld in artikel 3.32, eerste lid, onder c, en artikel 3.33, eerste lid, onder b, is voldoende actueel en bevat in ieder geval:
- een toereikende aanduiding van die onderdelen van het spelsysteem die aan de keuring zijn onderworpen;
- de resultaten van de keuring en een toereikende onderbouwing daarvan;
- de classificatie van iedere geconstateerde tekortkoming in het gekeurde spelsysteem of onderdeel daarvan naar het risico dat die tekortkoming vormt voor de verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van de vergunde kansspelen;
- een verantwoording van de bij de keuring gehanteerde methoden, technieken en principes;
- een verantwoording van de deskundigheid en ervaring van de personen die de keuring hebben
Hoofdstuk 4. Toezicht en handhaving Afdeling 1. Registratieverplichtingen
Artikel 4.1. De gegevens over de inschrijving van de speler
De vergunninghouder registreert met betrekking tot de inschrijving van iedere speler, voor zover van toepassing, ten minste:
- de gegevens, bedoeld in artikel 4.11, eerste lid, van het besluit, en iedere wijziging van deze gegevens;
- de datum en het tijdstip van de inschrijving van de speler, dan wel de weigering daarvan en de reden voor weigering;
- of verscherpt cliëntenonderzoek heeft plaatsgevonden overeenkomstig artikel 8, eerste lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, en de feiten die hebben geleid tot dat onderzoek;
- de datum, tijdstip en methode van verificatie van de identiteit van de speler overeenkomstig artikel 4.15, tweede lid, van het besluit;
- de datum en het tijdstip van iedere schorsing van de speler en de reden voor schorsing;
- de datum en het tijdstip van de beëindiging van de inschrijving van de speler en de reden voor beëindiging.
Artikel 4.2. De gegevens over gespeelde kansspelen
De vergunninghouder registreert met betrekking tot iedere speler, voor zover van toepassing, ten minste de volgende gegevens per kansspel waaraan de speler deelneemt:
- een zodanig unieke aanduiding van het kansspel dat dit kansspel te onderscheiden is van andere kansspelen waaraan de speler deelneemt;
- de namen en de unieke aanduiding, bedoeld in artikel 5.3, tweede lid, onder a, van het besluit, van iedere speler die aan het kansspel deelneemt;
- het totale bedrag dat iedere speler heeft ingezet;
- het totale bedrag dat, dan wel een opsomming van de prijzen in natura die iedere speler bij afloop van het kansspel heeft gewonnen;
- het totale bedrag dat de speler na afloop van het kansspel bij wijze van vergoeding aan de vergunninghouder verschuldigd is voor het geven van gelegenheid tot deelname aan dat
Artikel 4.3. De gegevens over speelsessies
De vergunninghouder registreert met betrekking tot iedere speler ten minste de volgende gegevens per speelsessie van de speler:
- een zodanig unieke aanduiding van de speelsessie dat deze speelsessie te onderscheiden is van andere speelsessies;
- de datum en het tijdstip van aanvang van de speelsessie;
- de duur tot het einde van de
Artikel 4.4. De gegevens over gespeelde speelrondes
De vergunninghouder registreert met betrekking tot iedere speler, voor zover van toepassing, ten minste de volgende gegevens per speelronde van ieder kansspel waaraan de speler deelneemt:
- de datum en het tijdstip van aanvang van de speelronde;
- de datum en het tijdstip van het einde van de speelronde;
- de datum en het tijdstip van de inzetten in de speelronde;
- de hoogte van de inzetten in de speelronde uitgedrukt in bedragen;
- de uitkomst van de speelronde, alsmede de feiten op basis waarvan de uitkomst van de speelronde definitief is vastgesteld;
- de hoogte van de speelwinst uitgedrukt in bedragen dan wel een omschrijving van de prijs in natura die een speler tijdens een speelronde heeft gewonnen;
- het bedrag dat de speler bij wijze van vergoeding verschuldigd is aan de vergunninghouder voor het geven van gelegenheid tot deelname aan het kansspel in een speelronde.
Artikel 4.5. De gegevens over spelonderbrekingen
De vergunninghouder registreert met betrekking tot iedere onderbreking van een kansspel als bedoeld in artikel 3.3 ten minste:
- de oorzaak van de onderbreking;
- de maatregelen die de vergunninghouder heeft getroffen naar aanleiding van de onderbreking.
Artikel 4.6. De gegevens over de werkzaamheden van vertegenwoordigers De vergunninghouder registreert met betrekking tot de werkzaamheden van vertegenwoordigers als bedoeld in artikel 4.1, eerste lid, van het besluit, ten minste:
- de datum, het tijdstip, de plaats en de gegevens van de organisator van ieder overleg als bedoeld in artikel 4.1, eerste lid, onderdeel a, van het besluit waaraan de vertegenwoordiger heeft deelgenomen;
- de aard en inhoud van elk overleg in de vorm van een schriftelijk verslag;
- de inhoud van elke afspraak die de vertegenwoordiger namens de vergunninghouder maakt;
- iedere wijziging die wordt doorgevoerd in het verslavingspreventiebeleid vanwege inzichten die door tussenkomst van de vertegenwoordiger zijn verkregen, alsmede gegevens met betrekking tot de uitvoering
Artikel 4.7. De gegevens over vermoedelijke integriteitsinbreuken
De vergunninghouder registreert met betrekking tot iedere vermoedelijke integriteitsinbreuk, voor zover van toepassing, ten minste de volgende gegevens:
- de datum en het tijdstip waarop de vermoedelijke integriteitsinbreuk is gesignaleerd;
- de aard van de vermoedelijke integriteitsinbreuk;
- de gegevens van de personen die betrokken zijn bij de vermoedelijke integriteitsinbreuk;
- de feiten en omstandigheden die hebben geleid tot de signalering van de vermoedelijke integriteitsinbreuk;
- de beslissing van de vergunninghouder om wel of geen onderzoek te verrichten naar de vermoedelijke integriteitsinbreuk;
- de overwegingen van de vergunninghouder om geen onderzoek te verrichten naar de vermoedelijke integriteitsinbreuk, indien hij als zodanig
Artikel 4.8. De gegevens over integriteitsonderzoeken
- De vergunninghouder registreert de status of uitkomst van ieder onderzoek naar een vermoedelijke integriteitsinbreuk op zodanige wijze dat daaruit blijkt of:
- verder onderzoek nodig is;
- het vermoeden van een integriteitsinbreuk ongegrond is, of
- het vermoeden van een integriteitsinbreuk gegrond
- Indien het vermoeden van een integriteitsinbreuk gegrond is, registreert de vergunninghouder voorts welke maatregelen hierop zijn
Artikel 4.9. De gegevens over betrouwbaarheidsbeoordelingen
De vergunninghouder registreert met betrekking tot de beoordeling, bedoeld in artikel
- van het besluit, ten minste:
- de ter zake relevante gegevens van de personen waarvan de vergunninghouder de betrouwbaarheid op grond van artikel 4.6 van het besluit heeft beoordeeld;
- de procedures die de vergunninghouder heeft gevolgd om de betrouwbaarheid te
Artikel 4.10. De gegevens over de integriteit van de sport en weddenschappen
De vergunninghouder registreert met betrekking tot de integriteit van de sport en weddenschappen ten minste de volgende gegevens per overeenkomstig artikel 4.8, tweede lid, van het besluit onderkend risico:
- de datum en het tijdstip waarop het risico is onderkend;
- de aanduiding van de wedstrijd waar het risico betrekking op heeft;
- de onderbouwing voor het onderkennen van het risico;
- de gevolgde procedure na het onderkennen van het
Artikel 4.11. De gegevens over meldingen aan de Financiële inlichtingen eenheid
De vergunninghouder registreert met betrekking tot meldingen aan de Financiële inlichtingen eenheid ten minste de gegevens van iedere afzonderlijke melding, alsmede de indicatoren, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, die ten grondslag liggen aan de melding.
Artikel 4.12. De gegevens over betalingstransacties
- Als onderdeel van de systematische registratie, bedoeld in artikel 4.5, tweede lid, onder b, van het besluit, en als onderdeel van de registratie, bedoeld in artikel 4.32 van het besluit, registreert de vergunninghouder, voor zover van toepassing, met betrekking tot iedere transactie van of naar een speelrekening ten minste de volgende gegevens:
- de identiteit van de speler wiens speelrekening wordt gedebiteerd of gecrediteerd;
- de datum en het tijdstip van de transactie;
- het bedrag dat bij de transactie is gedebiteerd of gecrediteerd;
- de aard van de transactie;
- de aard van het betaalinstrument dat voor de transactie is gebruikt;
- het rekeningnummer of een andere unieke aanduiding van de betaalrekening die bij de transactie is gedebiteerd of gecrediteerd;
- het rekeningnummer of een andere unieke aanduiding van het betaalinstrument dat voor de transactie is
- Onverminderd artikel 5.3, tweede lid, van het besluit neemt de vergunninghouder de volgende gegevens, voor zover van toepassing, per speelrekening op in de controledatabank:
- ieder bedrag dat overeenkomstig artikel 4.29, derde lid, van het besluit, niet ten gunste van de tegenrekening wordt gedebiteerd, omdat de betrouwbare, verantwoorde en controleerbare organisatie van de vergunde kansspelen zich daartegen verzet;
- de datum en het tijdstip van ieder verzoek tot creditering van de speelrekening dat de vergunninghouder heeft geweigerd vanwege het gebruik van een betaalinstrument dat niet voldoet aan artikel 4.27, eerste lid, aanhef en onder a, van het
Artikel 4.13. Het moment van registratie
- De vergunninghouder registreert de gegevens, bedoeld in artikel 4.5, tweede lid, onder b, van het besluit, en de gegevens, bedoeld in deze afdeling, op het moment dat deze gegevens worden gegenereerd of, indien dit niet mogelijk is, onverwijld na dat
- De vergunninghouder neemt de gegevens, bedoeld in artikel 5.3, tweede lid, van het besluit, en in artikel 4.12, tweede lid, van deze regeling in onbewerkte vorm op
in de controledatabank op het moment dat deze gegevens worden gegenereerd of, indien dit niet mogelijk is, onverwijld na dat moment.
Artikel 4.14. De termijnen voor het bewaren en aanhouden van gegevens
- De vergunninghouder bewaart de gegevens die hij opneemt in zijn administratie minimaal drie jaar, gerekend vanaf het moment van registratie daarvan, tenzij uit een wettelijk voorschrift anders
- In afwijking van het eerste lid bewaart de vergunninghouder het spelersprofiel en de daarin opgenomen gegevens van een speler bij de beëindiging van diens inschrijving minimaal drie jaar, gerekend vanaf het moment van beëindiging.
- In afwijking van de voorgaande leden bewaart de vergunninghouder de gegevens met betrekking tot iedere transactie als bedoeld in artikel 4.11 minimaal vijf jaar, gerekend vanaf het moment van beëindiging van de inschrijving van de speler of gerekend vanaf het moment van uitvoering van de
- In afwijking van de voorgaande leden bewaart de vergunninghouder de gegevens, bedoeld in artikel 4.1, onder c tot en met e, en in artikel 4.3, onder g, minimaal zeven jaar, gerekend vanaf het moment van registratie
- Onverminderd de voorgaande leden houdt de vergunninghouder de gegevens die hij opneemt in de controledatabank minimaal twaalf maanden in de controledatabank.
Afdeling 2. Rapportageverplichtingen
Artikel 4.15. Informatie over inschrijvingen van spelers
De vergunninghouder neemt in de rapportage, bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder b, van het besluit, in ieder geval de volgende gegevens op:
- het aantal spelers dat overeenkomstig afdeling 3 van hoofdstuk 4 van het besluit is ingeschreven;
- het aantal spelers ten aanzien waarvan overeenkomstig artikel 8, eerste lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme een verscherpt cliëntenonderzoek is verricht;
- het aantal spelers van wie de inschrijving op grond van artikel 4.12, eerste respectievelijk tweede lid, van het besluit, is geweigerd;
- het aantal spelers waarvan de inschrijving overeenkomstig artikel 4.16, aanhef en onder a, respectievelijk b of c van het besluit is beëindigd;
- het aantal spelers dat overeenkomstig artikel 4.18, aanhef en onder c, van het besluit is
Artikel 4.16. Informatie over het integriteitsbeleid
De vergunninghouder neemt in de rapportage, bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder b, van het besluit, in ieder geval de volgende gegevens op:
- met betrekking tot integriteitsinbreuken:
1°. het totaal aantal vermoedelijke integriteitsinbreuken;
2°. het totaal aantal onderzoeken dat is verricht naar aanleiding van vermoedelijke integriteitsinbreuken onderverdeeld naar status of uitkomst als bedoeld in artikel 4.7;
3°. het totaal aantal overeenkomstig artikel 4.18, eerste lid, onder b, van het besluit uitgevoerde schorsingen naar aanleiding van vermoedelijke integriteitsinbreuken onderverdeeld naar de aard van deze inbreuken en de daarop getroffen maatregelen;
- met betrekking tot de integriteit van weddenschappen:
1°. het totaal aantal overeenkomstig artikel 4.8, derde lid, van het besluit onderkende risico’s;
2°. het totaal aantal overeenkomstig artikel 4.8, vierde lid, van het besluit gedane meldingen.
Artikel 4.17. Informatie over betalingstransacties
De vergunninghouder neemt in de rapportage, bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder c, van het besluit, in ieder geval het aantal keer op dat de vergunninghouder de speelrekening van een speler niet overeenkomstig artikel 4.27, eerste lid, aanhef en onder a, van het besluit heeft gecrediteerd, omdat de geldmiddelen afkomstig zijn van een tegenrekening of een andere betaalrekening die niet ondubbelzinnig tot de persoon van de speler is te herleiden.
Artikel 4.18. Informatie over consumentenbescherming
De vergunninghouder neemt in de rapportage, bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder d, van het besluit, in ieder geval het aantal klachten op:
- dat de vergunninghouder heeft ontvangen, onderverdeeld naar onderwerp van de klacht;
- dat de vergunninghouder in behandeling heeft, onderverdeeld naar onderwerp van de klacht;
- dat de vergunninghouder heeft afgehandeld, onderverdeeld naar onderwerp van de klacht met vermelding van de uitkomst van de
Artikel 4.19. Frequentie en wijze van rapporteren
- De vergunninghouder zendt de rapportages, bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, van het besluit, jaarlijks aan de raad van bestuur overeenkomstig door de raad te stellen regels. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de vorm waarin en de wijze waarop wordt
- De raad van bestuur kan in afwijking van het eerste lid bepalen dat een vergunninghouder of de vergunninghouders vaker dan eenmaal per jaar rapporteren. De raad van bestuur geeft in dat geval aan over welke onderwerpen, bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, van het besluit, moet worden
Afdeling 3. De controledatabank
Artikel 4.20. De integriteit van de gegevens in de controledatabank
De vergunninghouder treft passende technische en operationele maatregelen die waarborgen dat:
- gegevens uitsluitend in de controledatabank worden opgenomen onder vermelding van de datum en het tijdstip van opneming van die gegevens;
- gegevens na opneming in de controledatabank uitsluitend worden gewijzigd onder vermelding van de datum en het tijdstip van wijziging van die gegevens met behoud van de oorspronkelijke gegevens;
- gegevens na opneming in de controledatabank in ieder geval niet worden verwijderd in strijd met artikel 4.14, vijfde lid;
- personen uitsluitend in de controledatabank gegevens kunnen opnemen, wijzigen of verwijderen, indien:
1°. die personen daartoe uitdrukkelijk geautoriseerd zijn door de vergunninghouder;
2°. die handelingen voor de uitoefening van de taken van die personen noodzakelijk zijn; en
3°. die handelingen op indirecte wijze naar de betrokken persoon zijn te herleiden.
- de ambtenaren en personen, bedoeld in artikel 5.3, derde lid, van het besluit, gegevens uit de controledatabank kunnen kopiëren en geen gegevens in de controledatabank kunnen opnemen, wijzigen of verwijderen;
- de ambtenaren en personen, bedoeld in artikel 5.3, derde lid, onder b en c, van het besluit, uitsluitend toegang hebben tot:
1°. de gegevens, bedoeld in artikel 5.3, tweede lid, onder a, d en e, van het besluit;
2°. de gegevens, bedoeld in artikel 4.12, tweede lid, van deze regeling.
Artikel 4.21. Afscheiding en fysieke plaatsing van de controledatabank
De vergunninghouder plaatst de controledatabank uitsluitend in ruimten die de ambtenaren en personen, bedoeld in artikel 34 van de wet, zonder toestemming van derden en enige andere belemmeringen kunnen betreden.
Artikel 4.22. Nader te stellen eisen inzake de controledatabank
De raad van bestuur stelt na overleg met de directeur-generaal van de Belastingdienst nadere eisen aan de controledatabank. Deze nadere eisen hebben in ieder geval betrekking op de wijze waarop:
- de controledatabank wordt ingericht en beveiligd;
- gegevens worden opgeslagen in de controledatabank;
- elektronische toegang wordt geboden tot de controledatabank;
- de procedures bij storingen van de controledatabank;
- reservebestanden of kopieën worden aangehouden van gegevens in de controledatabank;
- de controledatabank wordt afgescheiden van de overige elektronische middelen van het
Hoofdstuk 5. Wijziging van andere regelingen
Artikel 5.1. Wijziging Regeling werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen
De Regeling werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen wordt als volgt gewijzigd:
A
Het opschrift “Paragraaf 1. Algemeen” wordt vervangen door “Hoofdstuk 1. Algemeen”.
B
Artikel 1 komt te luiden:
Artikel 1. Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
- aanvullende cursus: cursus als bedoeld in artikel 8, eerste lid;
- basiscursus: cursus als bedoeld in artikel 7, eerste lid;
- besluit: het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen;
- jongvolwassenen: personen in de leeftijdscategorie tussen 18 en 24 jaar;
- kansspelen op afstand: kansspelen als bedoeld in artikel 31a, eerste lid, van de wet;
- speelautomatenhal: inrichting als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder b, van de wet;
- speelcasino: inrichting als bedoeld in artikel 27g, tweede lid, van de wet;
- sponsoring: verstrekken van financiële of andere bijdragen als tegenprestatie voor het neutraal vermelden of vertonen van de naam, merk, beeldmerk of enig ander onderscheidend teken van de vergunninghouder;
- verslavingspreventiebeleid: verslavingspreventiebeleid als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van het
C
Het opschrift “Paragraaf 2. Wervings- en reclameactiviteiten” wordt vervangen door “Hoofdstuk 2. Wervings- en reclameactiviteiten”.
D
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
- Het eerste lid komt te luiden:
De houders van een vergunning op grond van de artikelen 3, 9, 14b, 16, 24, 27b, 27h, 30c, eerste lid, onder b, en 31 van de wet, rapporteren jaarlijks aan de raad van bestuur over hun wervings- en reclameactiviteiten overeenkomstig door de raad te stellen regels. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de vorm waarin en de wijze waarop wordt gerapporteerd.
- Onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het slot van onderdeel f van het derde lid, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
- Het aantal bonussen dat de vergunninghouder heeft uitgekeerd en de totale waarde van deze bonussen uitgedrukt in euro’s.
- Een vierde en vijfde lid worden toegevoegd, luidende:
- De houder van een vergunning tot het organiseren van een speelcasino, tot het aanwezig hebben van een of meer kansspelautomaten in een speelautomatenhal, of tot het organiseren van kansspelen op afstand doet in de rapportage voorts verslag van de wijze waarop hij diens wervings- en reclameactiviteiten heeft afgestemd op de uitkomsten van de risicoanalyse, bedoeld in artikel 7, tweede lid, van het
- De raad van bestuur kan in afwijking van het eerste lid bepalen dat een vergunninghouder of de vergunninghouders vaker dan eenmaal per jaar rapporteren. De raad van bestuur geeft in dat geval aan over welke onderwerpen, bedoeld in het tweede tot en met het vierde lid, moet worden gerapporteerd.
E
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
Het tweede lid vervalt onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.
F
De artikelen 4 tot en met 9 vervallen.
G
Artikel 10 wordt vernummerd tot artikel 27.
H
Na artikel 3 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 4. Verbod op reclame door individuele sporters
- De vergunninghouders maken bij hun wervings- en reclameactiviteiten geen gebruik van de diensten van individuele professionele
- Het eerste lid is niet van toepassing op de sponsoring van individuele professionele sporters.
Artikel 5. Verbod op reclame bij informatie inzake verslavingspreventie
- De houder van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand onthoudt zich van wervings- en reclameactiviteiten op het moment dat:
- hij informatie verstrekt als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van het besluit of in artikel 14, eerste lid, van deze regeling;
- de speler gebruik maakt van voorzieningen als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van het besluit;
- hij gelegenheid biedt tot het aangeven of wijzigen van de grenzen van het speelgedrag als bedoeld in artikel 4.13, eerste en derde lid, van het Besluit kansspelen op
- Het eerste lid, met uitzondering van onderdeel c, is van overeenkomstige toepassing op de houders van een vergunning tot het organiseren van een speelcasino of tot het aanwezig hebben van een of meer kansspelautomaten in een speelautomatenhal.
Artikel 6. Het aanbieden van bonussen
- De houder van een vergunning tot het organiseren van een speelcasino, tot het aanwezig hebben van een of meer kansspelautomaten in een speelautomatenhal, of tot het organiseren van kansspelen op afstand biedt geen bonus aan:
- gedurende deelname van de speler aan de door hem georganiseerde kansspelen;
- gedurende 60 dagen nadat hij jegens de speler een interventiemaatregel als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van het besluit heeft
- De vergunninghouder stemt het moment waarop hij de bonus aanbiedt en de hoogte van de bonus niet af op het speelgedrag van de
- De vergunninghouder informeert de speler op passende, duidelijke en begrijpelijke wijze over de inhoud van de bonus en de voorwaarden voor uitkering van de
- De vergunninghouder stelt de speler in de gelegenheid te allen tijde aan te geven dat hij niet meer in aanmerking wil komen voor
I
Paragraaf 3 wordt vervangen door een hoofdstuk, luidende:
Hoofdstuk 3. Verslavingspreventie
- 1. Verslavingspreventiecursussen
Artikel 7. Basiscursus verslavingspreventie
- Personen als bedoeld in artikel 6, eerste en tweede lid, van het besluit voltooien met goed gevolg een basiscursus verslavingspreventie, voordat zij werkzaamheden verrichten ter exploitatie van de
- De inhoud van de basiscursus is afgestemd op de rol en verantwoordelijkheden van de persoon bij de exploitatie van de vergunning en bestaat in ieder geval uit de volgende onderdelen:
- het verslavingspreventiebeleid van de vergunninghouder;
- de elementen van de door de vergunninghouder georganiseerde kansspelen die deze kansspelen verslavingsgevoelig maken;
- de signalen van risicovol of problematisch speelgedrag en hetgeen waaraan deze signalen kunnen worden herkend;
- de interventies die de vergunninghouder kan aanbieden passend bij signalen van risicovol of problematisch speelgedrag;
- de maatregelen die kunnen worden geboden door verslavingszorg of met zelfhulp.
- De personen, bedoeld in het eerste lid, nemen telkens voor het einde van een termijn van drie jaar na deelname aan de vorige basiscursus met goed gevolg deel aan een herhalingscursus. Daarbij wordt, voor zover van toepassing, in het bijzonder aandacht besteed aan de aanpassingen van het verslavingspreventiebeleid van de
- De voorgaande leden zijn niet van toepassing op personen als bedoeld in artikel 6, vierde lid, van het
Artikel 8. Aanvullende cursus verslavingspreventie
- Personen als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van het besluit voltooien met goed gevolg een aanvullende cursus verslavingspreventie, voordat zij worden belast met het toelaten van personen tot de speelruimte, met het toezicht op spelers of met de uitvoering van het
- De aanvullende cursus bestaat in ieder geval uit de volgende onderdelen:
- inleiding in communicatie en gespreksvaardigheden;
- basisvaardigheden gespreksvoering;
- oefenen van communicatie en gespreksvaardigheden, voor zover van toepassing, met gebruikmaking van de communicatiemiddelen die bij het organiseren van het kansspel worden gebruikt;
- oefenen van motiverende gesprekstechnieken gericht op het matigen van speelgedrag en in het bijzonder het speelgedrag van jongvolwassenen;
- verdieping van kennis over signalen van risicovol of problematisch speelgedrag en hetgeen waaraan deze signalen kunnen worden herkend;
- kennis over welke interventiemaatregel in welke gevallen gepast is bij welke signalen van risicovol of problematisch speelgedrag;
- oefenen van het aanbieden van een gepaste interventiemaatregel;
- verdieping van kennis over preventieve maatregelen die kunnen worden geboden door verslavingszorg, anonieme hulp of met zelfhulp;
- kennis over wanneer het gepast is om een speler door te geleiden naar verslavingszorg, anonieme hulp of middelen van
- De personen, bedoeld in het eerste lid, nemen telkens voor het einde van een termijn van drie jaar na deelname aan de vorige aanvullende cursus met goed gevolg deel aan een herhalingscursus. Daarbij wordt, voor zover van toepassing, in het bijzonder aandacht besteed aan:
- de aanpassingen van het verslavingspreventiebeleid van de vergunninghouder;
- de meest recente gevallen waarbij het verslavingspreventiebeleid van de vergunninghouder is
Artikel 9. De kwaliteit van de cursussen
- De basiscursus en de aanvullende cursus worden ontwikkeld en gegeven door een instelling die een toelating heeft als bedoeld in artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen en die beschikt over expertise op het gebied van het voorkomen van kansspelverslaving en het aanbieden van behandeling van
- In afwijking van het eerste lid kunnen de basiscursus en de aanvullende cursus worden ontwikkeld en gegeven door een organisatie met expertise op het gebied van het voorkomen van kansspelverslaving, indien zij een daartoe strekkende samenwerkingsovereenkomst heeft afgesloten met een instelling die voldoet aan de vereisten van het eerste
- De aanvullende cursus wordt gegeven door een trainer die:
- werkzaam is bij een instelling of organisatie als bedoeld in het eerste of tweede lid;
- aantoonbaar gespecialiseerd is in verslavingspreventie; en
- beschikt over didactische
- De aanvullende cursus wordt in de vorm van een groepstraining gegeven met persoonlijke interactie tussen de trainer en de
Artikel 10. Bewijsstukken
Voor de basiscursus en de aanvullende cursus geldt als bewijsstuk, bedoeld in artikel 6, vijfde lid, van het besluit een certificaat of ander bewijs dat de deelnemer is geslaagd voor de betreffende cursus, indien dit is afgegeven door of namens de instelling of organisatie die de cursus ingevolge artikel 9, eerste of tweede lid, heeft gegeven.
§ 2. Verslavingspreventiebeleid
Artikel 11. De beschrijving van het verslavingspreventiebeleid
Het verslavingspreventiebeleid van de houder van een vergunning tot het organiseren van een speelcasino, tot het aanwezig hebben van een of meer kansspelautomaten in een speelautomatenhal, of tot het organiseren van kansspelen op afstand, bevat in ieder geval een beschrijving van de wijze waarop de implementatie van verslavingspreventieve maatregelen en voorzieningen in zijn organisatie alsmede de passende en effectieve toepassing van deze maatregelen en voorzieningen is gewaarborgd. Bij deze beschrijving wordt in ieder geval bijzondere aandacht geschonken aan:
- de samenwerking met deskundigen en ervaringsdeskundigen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van het besluit;
- de risicoanalyse, bedoeld in artikel 7, tweede lid, van het besluit;
- de basiscursus en de aanvullende cursus;
- de verstrekking van de informatie, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van het besluit;
- de samenstelling van de informatie, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van het besluit, overeenkomstig artikel 15 van deze regeling;
- de analyse, bedoeld in de artikelen 27ja, 30v en 31n van de wet;
- de interventiemaatregelen, bedoeld in artikel 16, eerste lid, van het besluit;
- de toepassing van verslavingspreventieve maatregelen en voorzieningen ten aanzien van jongvolwassenen;
- de wijze waarop de vergunninghouder voorkomt dat wervings- en reclameactiviteiten gericht zijn op maatschappelijk kwetsbare groepen van personen als bedoeld in artikel 2, derde lid, van het
Artikel 12. Kwaliteitsmanagementsysteem verslavingspreventiebeleid
- De houder van een vergunning tot het organiseren van een speelcasino, tot het aanwezig hebben van een of meer kansspelautomaten in een speelautomatenhal, of tot het organiseren van kansspelen op afstand, ontwikkelt, implementeert en onderhoudt een kwaliteitsmanagementsysteem dat gericht is op het toetsen, borgen en verbeteren van de kwaliteit en de uitvoering van zijn verslavingspreventiebeleid.
- Het kwaliteitsmanagementsysteem, bedoeld in het eerste lid, voorziet er in ieder
geval in dat de door de vergunninghouder getroffen interventiemaatregelen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van het besluit en de door hem aangereikte voorzieningen als bedoeld in artikel 16, tweede lid, van het besluit:
- in ieder geval jaarlijks worden beoordeeld op effectiviteit en doelmatigheid ter zake het tegengaan van onmatige deelname of risico’s op kansspelverslaving;
- worden geactualiseerd zodra de beoordeling, bedoeld onder a, of wetenschappelijke ontwikkelingen op het gebied van verslavingspreventie daartoe aanleiding
Artikel 13. Rapportage over het verslavingspreventiebeleid
- De rapportage, bedoeld in artikel 7, vierde lid, van het besluit, bevat in ieder geval informatie over:
- de bevindingen van deskundigen en ervaringsdeskundigen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van het besluit, met betrekking tot het verslavingspreventiebeleid van de vergunninghouder, en de wijzigingen die naar aanleiding van die bevindingen zijn doorgevoerd in het verslavingspreventiebeleid;
- de uitkomsten van de risico-analyse, bedoeld in artikel 7, tweede lid, van het besluit, en de maatregelen en voorzieningen die naar aanleiding van die risico- analyse zijn getroffen;
- de beoordeling, bedoeld in artikel 12, tweede lid, onder a, en de wijzigingen die naar aanleiding van die beoordeling zijn doorgevoerd in het verslavingspreventiebeleid van de
- De vergunninghouder zendt de rapportage binnen een jaar na de ingangsdatum van de vergunning en vervolgens ieder jaar aan de raad van bestuur overeenkomstig door de raad van bestuur te stellen
- De raad van bestuur kan in afwijking van het tweede lid bepalen dat een vergunninghouder of de vergunninghouders vaker dan eenmaal per jaar rapporteren. Daarbij geeft hij in ieder geval aan over welke onderwerpen moet worden
§ 3. Informatieverplichtingen
Artikel 14. Informatie via de spelersinterface
- De houder van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand bericht de speler in ieder geval op duidelijke wijze middels de spelersinterface over de grenzen van zijn speelgedrag als bedoeld in artikel 4.13, eerste lid, van het Besluit kansspelen op afstand op het moment waarop de speler zich aanmeldt, zich afmeldt of van spel wisselt.
- Voor zover wetenschappelijke bevindingen met betrekking tot het bieden van inzicht aan de speler in het eigen speelgedrag hiertoe aanleiding geven, kan de raad van bestuur nadere eisen stellen aan de berichtgeving middels de spelersinterface. Deze voorwaarden kunnen in ieder geval betrekking hebben op:
- de frequentie van de berichten;
- de aard en inhoud van de berichten; en
- de vormgeving van de
Artikel 15. Informatie over verslavingspreventie
- De houder van een vergunning tot het organiseren van een speelcasino, tot het aanwezig hebben van een of meer kansspelautomaten in een speelautomatenhal, of tot het organiseren van kansspelen op afstand, stelt de informatie, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van het besluit, in ieder geval op in samenwerking met een instelling die een toelating heeft als bedoeld in artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen en die beschikt over expertise op het gebied van het voorkomen van kansspelverslaving en het aanbieden van behandeling van
- De houder van een vergunning tot het organiseren van een speelcasino, tot het aanwezig hebben van een of meer kansspelautomaten in een speelautomatenhal, of tot het organiseren van kansspelen op afstand, stelt de informatie, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van het besluit, in ieder geval op passende, begrijpelijke en duidelijke wijze beschikbaar in het Nederlands. Afhankelijk van de mate waarin anderstaligen deelnemen aan de door hem georganiseerde kansspelen stelt de vergunninghouder die informatie tevens beschikbaar in een andere voor hen begrijpelijke
§ 4. Het toezicht op en de interventie in het speelgedrag Artikel 16. Interne en externe signalen
Als interne of externe signalen, bedoeld in artikel 12, eerste lid, onder a, van het
besluit, worden in ieder geval beschouwd:
- hoge of toenemende speelfrequentie;
- lange of toenemende speelduur;
- sociaal ongepaste behandeling van of uitingen richting personen;
- inzetten of inzetgedrag die een afwijkend patroon laten zien ten aanzien van reeds door de speler gedane inzetten of reeds door de speler vertoonde inzetgedrag;
- uitingen van frustratie of ongemak;
- onregelmatige
Artikel 17. Interventiemaatregelen
- Voor de toepassing van artikel 16, eerste lid, van het besluit draagt de houder van een vergunning tot het organiseren van een speelcasino, tot het aanwezig hebben van een of meer kansspelautomaten in een speelautomatenhal of tot het organiseren van kansspelen op afstand, er zorg voor dat hij in staat is in ieder geval de volgende interventiemaatregelen toe te passen:
- de speler middels een gesprek inzicht geven in diens speelgedrag en hem daarbij in het bijzonder wijzen op gesignaleerd onmatig of risicovol speelgedrag;
- de speler adviseren om gebruik te maken van een voorziening waarmee hij op een voor hem eenvoudige wijze zelf inzicht in diens speelgedrag kan verkrijgen;
- de speler adviseren om gebruik te maken van de mogelijkheid om diens toegang tot de door de vergunninghouder georganiseerde kansspelen te beperken overeenkomstig een door die speler te bepalen maximum tijdsduur per bezoek of aanmelding, of gedurende door die speler te bepalen tijdstippen;
- de speler zonder diens toestemming diens toegang tot de door de vergunninghouder georganiseerde kansspelen te beperken tot een maximum tijdsduur per aanmelding of gedurende bepaalde tijdstippen;
- de speler adviseren om gebruik te maken van de mogelijkheid om zich voor een voor bepaalde of onbepaalde duur uit te sluiten van deelname aan de door de vergunninghouder georganiseerde kansspelen;
- de speler zonder diens instemming voor bepaalde of onbepaalde duur uitsluiten van deelname aan de door de vergunninghouder georganiseerde
- Onverminderd het eerste lid draagt de houder van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand er zorg voor dat hij in staat is in ieder geval de volgende interventiemaatregelen toe te passen:
- de speler op voldoende effectieve wijze middels de spelersinterface berichten te verzenden om hem op diens speelgedrag te wijzen;
- de speler adviseren om gebruik te maken van de mogelijkheid om zich voor bepaalde duur of gedurende bepaalde tijdstippen uit te sluiten van deelname aan één of meerdere door de vergunninghouder georganiseerde kansspelen of spelsoorten;
- de speler zonder diens instemming voor bepaalde duur of gedurende bepaalde tijdstippen uitsluiten van deelname aan één of meerdere door de vergunninghouder georganiseerde kansspelen of
Artikel 18. De toepassing van interventiemaatregelen
- Van een passende interventiemaatregel als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van het besluit is slechts sprake, indien die maatregel ten minste is afgestemd op:
- de leeftijd van de speler;
- het vertoonde speelgedrag;
- de signalen die duiden op onmatige deelname of risico’s op kansspelverslaving;
- de reactie van de speler op eerder getroffen
- De vergunninghouder betrekt bij de keuze voor de toepassing van een interventiemaatregel of de gelijktijdige dan wel opeenvolgende toepassing van meerdere interventiemaatregelen de noodzakelijkheid, doelmatigheid en de proportionaliteit
- De houder van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand treft de interventiemaatregel, bedoeld in artikel 17, tweede lid, onder a, in ieder geval op het moment waarop de speler een grens als bedoeld in artikel 4.13, tweede lid, onder a of b, van het Besluit kansspelen op afstand bereikt of
- De vergunninghouder geeft de speler bij de toepassing van iedere interventiemaatregel op duidelijke en begrijpelijke wijze toelichting over de aanleiding
§ 5. De registratie van speelgedrag, persoonlijk onderhoud en interventiemaatregelen
Artikel 19. De gegevens over het persoonlijk onderhoud
De houder van een vergunning tot het organiseren van een speelcasino, tot het aanwezig hebben van een of meer kansspelautomaten in een speelautomatenhal of de
houder van een vergunning het organiseren van kansspelen op afstand, registreert bij ieder persoonlijk onderhoud als bedoeld in artikel 16, tweede lid, van het besluit in ieder geval:
- de datum en het tijdstip van het persoonlijk onderhoud;
- de aanleiding voor het persoonlijk onderhoud;
- de gegevens met betrekking tot de uitvoering van artikel 16, tweede lid, van het besluit;
- de reactie van de speler op het persoonlijk onderhoud;
- de conclusies die hij verbindt aan de uitkomsten van het onderzoek, bedoeld in artikel 16, tweede lid, onder c, van het besluit;
- de interventiemaatregelen die zijn getroffen, voor zover hiervan sprake is;
- de maatregelen om vervolg te geven aan het persoonlijk
Artikel 20. De gegevens over de toepassing van interventiemaatregelen
De houder van een vergunning tot het organiseren van een speelcasino, tot het aanwezig hebben van een of meer kansspelautomaten in een speelautomatenhal of tot het organiseren van kansspelen op afstand, registreert bij iedere toepassing van een interventiemaatregel in ieder geval:
- de identiteit van de speler ten aanzien van wie de interventiemaatregel wordt toegepast;
- de datum en tijdstip van de interventiemaatregel;
- de aard van de interventiemaatregel;
- de aanleiding voor de interventiemaatregel;
- de reactie van de speler op de
Artikel 21. Het moment van registratie
De vergunninghouder registreert de gegevens, bedoeld in artikel 12 en 13 van het besluit, en in deze paragraaf, op het moment dat deze gegevens worden gegenereerd of, indien dit niet mogelijk is, onverwijld na dat moment.
Artikel 22. De termijn voor het bewaren gegevens
De houder van een vergunning tot het organiseren van een speelcasino, tot het aanwezig hebben van een of meer kansspelautomaten in een speelautomatenhal of tot het organiseren van kansspelen op afstand, bewaart de gegevens, bedoeld in de artikelen 12 en 13 van het besluit en in deze paragraaf, voor de duur van drie jaar, gerekend vanaf het moment van de laatste registratie van deze gegevens, voor zover artikel 4.13 van de Regeling kansspelen op afstand niet van toepassing is op deze gegevens.
§6. Het uitsluitingsregister
Artikel 23. Elektronische toegang tot het register
De houder van een vergunning tot het organiseren van een speelcasino, tot het aanwezig hebben van een of meer kansspelautomaten in een speelautomatenhal, of tot het organiseren van kansspelen op afstand gebruikt voor de communicatie met het register elektronische middelen die naar het oordeel van de raad van bestuur voldoende veilig en betrouwbaar zijn.
Artikel 24. Het onderzoek naar de bestendigheid van het register
De raad van bestuur betrekt in het onderzoek, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van het besluit, in ieder geval:
- de toereikendheid van de maatregelen, bedoeld in artikel 22, van het besluit;
- de conformiteit aan eisen die voortvloeien uit de Algemene verordening gegevensbescherming; en
- de weerbaarheid van het register tegen ongeautoriseerde
- De raad van bestuur laat het onderzoek, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van het besluit, verrichten door deskundigen die niet betrokken zijn of zijn geweest bij de voorbereiding, de vaststelling en de uitvoering van de maatregelen, bedoeld in artikel 22 van het
- De raad van bestuur verricht het onderzoek, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van het besluit,
§7. Persoonsgegevens
Artikel 25. De verwerking van persoonsgegevens
- De houder van een vergunning tot het organiseren van een speelcasino, tot het aanwezig hebben van een of meer kansspelautomaten in een speelautomatenhal of tot het organiseren van kansspelen op afstand, houdt een register bij waarin de functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden staan beschreven van de personen die namens de vergunninghouder persoonsgegevens
- Het eerste lid en artikel 4.40, aanhef en onder b, van het Besluit kansspelen op afstand zijn van overeenkomstige toepassing op de raad van bestuur ter zake de verwerking van persoonsgegevens van spelers en personen ten aanzien waarvan hij de betrouwbaarheid
J
Het opschrift “Paragraaf 4. Slotbepalingen” wordt vervangen door “Hoofdstuk 4. Slotbepalingen”.
K
Voor artikel 27 (nieuw) wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 26. Grondslag
Deze regeling berust mede op de artikelen 2, negende lid, 3a, derde lid, 6, vijfde lid, 7, vijfde lid, 10, 11, zevende lid, 15, 16, vierde lid, 17, derde lid, 18, zevende lid, 19, derde lid, 20, zesde lid, 22, derde lid, 23, tweede lid, van het besluit.
Artikel 5.2. Wijziging Uitvoeringsregeling kansspelheffing De Uitvoeringsregeling kansspelheffing wordt als volgt gewijzigd: A
Na artikel 4 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4a
- Het deel van de bestemmingsheffing dat de raad van bestuur oplegt aan de houder van een op grond van artikel 27h, eerste lid, 30h, eerste lid, of 30z, eerste lid, van de wet verleende vergunning als bijdrage ter bestrijding van de kosten, bedoeld in artikel 33e, eerste lid, onder b, van de wet, bedraagt:
- voor tafelspelen in een speelcasino: het deeltarief van € 1.961 per speeltafel en
€ 96 per aangekoppelde speelterminal geheven uit de in artikel 33f, tweede lid, onder a, van de wet genoemde totaaltarieven;
- voor kansspelautomaten bestemd voor opstelling in een speelcasino: het deeltarief van € 96 per spelersplaats geheven uit het in artikel 33f, tweede lid, onder b, van de wet genoemde totaaltarief;
- voor kansspelautomaten bestemd voor opstelling in een speelautomatenhal: het deeltarief van € 39 per spelersplaats geheven uit het in artikel 33f, tweede lid, onder c, van de wet genoemde totaaltarief;
- voor kansspelautomaten bestemd voor opstelling in een hoogdrempelige inrichting: het deeltarief van € 39 per spelersplaats geheven uit het in artikel 33f, tweede lid, onder d, van de wet genoemde
- Het deel van de bestemmingsheffing dat de raad van bestuur oplegt aan de houder van een op grond van artikel 31a, eerste lid, van de wet verleende vergunning als bijdrage ter bestrijding van de kosten, bedoeld in artikel 33e, eerste lid, onder b, van de wet, bedraagt het deelpercentage van 0,25% van de grondslag, bedoeld in artikel 33e, tweede lid, onder c, van de
B
Artikel 8 komt te luiden:
Artikel 8
Deze regeling berust op de artikelen 33e, eerste lid, onder b, en 33f, vierde lid, van de wet en artikel 9 van het Kansspelenbesluit.
Hoofdstuk 6. Slotbepalingen
Artikel 6.1. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop het besluit in werking treedt.
Artikel 6.2. Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling kansspelen op afstand. Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst. De Minister voor Rechtsbescherming,
Sander Dekker
Bijlage 1 behorend bij artikel 2.4 van de Regeling kansspelen op afstand
Onverminderd artikel 3.4, tweede lid, aanhef en onder d, van het Besluit kansspelen op afstand neemt de raad van bestuur bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de vergunninghouder, van de personen die diens beleid bepalen of mede bepalen, van diens uiteindelijke belanghebbenden en van diens middellijke en onmiddellijke vermogensverschaffers, in ieder geval in aanmerking of betrokkene in Nederland of in het buitenland is veroordeeld ter zake van poging tot, voorbereiding van, doen plegen van, uitlokking van, mislukte uitlokking van, medeplegen van, medeplichtigheid aan of plegen van:
- misdrijven tegen de veiligheid van de staat (Tweede Boek, Titel I van het Wetboek van Strafrecht);
- misdrijven tegen de openbare orde (Tweede Boek, Titel V van het Wetboek van Strafrecht);
- misdrijven waardoor de algemene veiligheid van personen en goederen in gevaar wordt gebracht (Tweede Boek, Titel VII van het Wetboek van Strafrecht);
- misdrijven tegen het openbaar gezag (Tweede Boek, Titel VIII van het Wetboek van Strafrecht);
- meineed (Tweede Boek, Titel IX van het Wetboek van Strafrecht);
- valsheid in muntspeciën en munt- en bankbiljetten (Tweede Boek, Titel X van het Wetboek van Strafrecht);
- valsheid in zegels en merken (Tweede Boek, Titel XI van het Wetboek van Strafrecht);
- valsheid met geschriften, gegevens en biometrische kenmerken (Tweede Boek, Titel XII van het Wetboek van Strafrecht);
- misdrijven tegen de zeden (Tweede Boek, Titel XIV van het Wetboek van Strafrecht);
- schending van geheimen (Tweede Boek, Titel XVII van het Wetboek van Strafrecht);
- misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid (Tweede Boek, Titel XVIII van het Wetboek van Strafrecht);
- misdrijven tegen het leven gericht (Tweede Boek, Titel XIX van het Wetboek van Strafrecht);
- mishandeling (Tweede Boek, Titel XX van het Wetboek van Strafrecht);
- veroorzaken van de dood of van lichamelijk letsel door schuld (Tweede Boek, Titel XXI van het Wetboek van Strafrecht);
- diefstal (Tweede Boek, Titel XXII van het Wetboek van Strafrecht);
- afpersing en afdreiging (Tweede Boek, Titel XXIII van het Wetboek van Strafrecht);
- verduistering (Tweede Boek, Titel XXIV van het Wetboek van Strafrecht);
- bedrog (Tweede Boek, Titel XXV van het Wetboek van Strafrecht);
- benadeling van schuldeisers of rechthebbenden (Tweede Boek, Titel XXVI van het Wetboek van Strafrecht);
- vernieling of beschadiging (Tweede Boek, Titel XXVII van het Wetboek van Strafrecht);
- ambtsmisdrijven (Tweede Boek, Titel XVIII van het Wetboek van Strafrecht);
- begunstiging (Tweede Boek, Titel XXX van het Wetboek van Strafrecht);
- witwassen (Tweede Boek, Titel XXXA van het Wetboek van Strafrecht);
- financieren van terrorisme (Tweede Boek, Titel XXXI van het Wetboek van Strafrecht);
- onbevoegd indruk wekken van officiële steun (Derde Boek, artikel 435b van het Wetboek van Strafrecht);
- de bij de volgende wetten strafbaar gestelde of beboetbare feiten en gedragingen:
1°. de Wet op de kansspelen; 2°. de Opiumwet;
3°. de Wet Economische Delicten;
4°. de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme; 5°. de Algemene wet inzake rijksbelastingen;
6°. de Algemene Douanewet; 7°. de Wet wapens en munitie;
- andere strafbare en beboetbare feiten of omstandigheden die naar het oordeel van de raad van bestuur van belang kunnen zijn voor de beoordeling van de betrouwbaarheid.
Bijlage 2 behorend bij de artikelen 3.16 en 3.17 van de Regeling kansspelen op afstand
Onderdeel 1
Een voorafgaande identificatie en analyse als bedoeld in artikel 4.8, tweede lid, van het Besluit kansspelen op afstand kan achterwege blijven met betrekking tot de wedstrijden uit de volgende competities en toernooien:
Sport | Competities en toernooien |
1. Basketbal | a. Eredivisie (mannen);
b. NBB bekercompetitie (mannen). |
2. Badminton | Dutch Open (mannen en vrouwen) |
3. Biljart | [ *PM gereserveerd* ] |
4. Darten | a. Dutch Open Darts (mannen en vrouwen);
b. NDB rankingtoernooien (mannen en vrouwen); c. Nederlandse kampioenschappen (mannen en vrouwen); d. Hoofdklasse Nederlandse Superleague (mannen en vrouwen); e. toernooien van nationale teams (mannen en vrouwen). |
5. Hockey | a. Hoofdklasse (mannen en vrouwen);
b. Promotieklasse (mannen en vrouwen); c. Overgangsklasse (mannen en vrouwen); d. Eerste klasse (mannen en vrouwen); e. Goldcup toernooi (mannen en vrouwen); f. Silvercup toernooi vanaf kwartfinales (mannen en vrouwen); g. toernooien nationale teams (mannen en vrouwen). |
6. Tennis | a. ATP Tour (mannen);
b. Challengers (mannen); c. Davis Cup (mannen); d. Fed Cup (vrouwen); e. Grand Slam toernooien (mannen en vrouwen); f. WTA Tour (vrouwen). |
7. Voetbal | a. Eredivisie (mannen en vrouwen);
b. Eerste Divisie (mannen); c. Johan Cruijff Schaal (mannen); d. KNVB Beker (mannen); e. Tweede Divisie (mannen). |
8. Wielrennen | [ *PM gereserveerd* ] |
9. IJshockey | a. BeNeLeague (mannen);
b. Bekercompetitie (mannen); c. toernooien van nationale teams, met uitzondering van pré-kwalificaties (mannen en vrouwen) |
Onderdeel 2
De vergunninghouder organiseert in ieder geval geen weddenschappen op de volgende gebeurtenissen:
Sport | Gebeurtenissen |
1. Tennis | a. winst of verlies van individuele games en set; |
b. [ *PM gereserveerd* ] | |
2. Voetbal | a. eerste inworp;
b. gele en rode kaarten, inclusief eerste ontvanger; c. eerste hoekschop; d. overtredingen. |
3. [ *PM* ] | [ *PM gereserveerd* ] |
Bijlage 3 behorend bij artikel 3.28 van de Regeling kansspelen op afstand
Onderdeel 1 | ||
Beheersaspect | Beheersdoel | Beheer |
Kwaliteitsbeheer (algemeen) | De vergunninghouder beheert de kwaliteit van zijn producten, diensten en interne procedures teneinde aan behoeften van klanten en interne behoeften te voldoen en wetten en regelingen na te leven. | De vergunninghouder heeft een kwaliteitsbeheersysteem opgezet dat
voorziet in continue verbetering van producten en diensten. |
De vergunninghouder heeft de kenmerken van zijn producten en diensten
gespecificeerd en gedocumenteerd. |
||
De vergunninghouder heeft zijn procedures en de verwachte resultaten
gespecificeerd en gedocumenteerd voor alle processen die op enigerlei wijze gevolgen hebben voor de speler. |
||
De vergunninghouder draagt er zorg voor dat er voldoende middelen
beschikbaar zijn om processen uit te voeren die op enigerlei wijze gevolgen hebben voor de speler. |
||
De vergunninghouder beschikt over middelen voor bewaking en verslaglegging ten behoeve van het beheer van de vastgelegde
productkenmerken. |
||
De vergunninghouder heeft procedures ingericht voor interne controle en beheerstoezicht die onder meer voorzien in terugkoppeling teneinde processen, producten en diensten te verbeteren en wet- en regelgeving
na te leven. |
||
De vergunninghouder draagt zorg voor continue beoordeling en
verbetering van de cyclus van kwaliteitsbeheer. |
||
Onderdeel 2 | ||
Beheersaspect | Beheersdoel | Beheer |
Informatiebeveiliging | De vergunninghouder beheert | De vergunninghouder heeft een beheercyclus voor informatiebeveiliging |
informatiebeveiligingsprocedures teneinde activa te beschermen, waaronder begrepen gegevens over spelers, spelen en transacties. | opgezet die voorziet in continue verbetering van de informatiebeveiliging. | |
Het beheer van informatiebeveiliging is gebaseerd op identificatie en beperking van risico's. De vergunninghouder heeft als uitgangspunt voor
zijn maatregelen een risicobeoordeling uitgevoerd. |
||
Procedures en beleid ten aanzien van informatiebeveiliging worden
gedocumenteerd en onderhouden. |
||
De vergunninghouder heeft ten minste de volgende documentatie beschikbaar:
– beleid ten aanzien van informatiebeveiliging; – reikwijdte van het informatiebeveiligingsbeheer; – risicobeoordeling; – verantwoordelijkheden met betrekking tot informatiebeveiliging; – beschrijving van beveiligingsmaatregelen; – beschrijving van uitvoering en resultaten van de beheercyclus. |
||
De vergunninghouder verricht regelmatige controles op de
informatiebeheercyclus en penetratietests van zijn systemen. |
||
De vergunninghouder heeft procedures voor het beheer van
veiligheidsincidenten opgezet. |
||
De vergunninghouder heeft op basis van een eigen risicobeoordeling maatregelen gespecificeerd betreffende de organisatie van de informatiebeveiliging, waaronder in ieder geval:
– functies en verantwoordelijkheden; – scheiding van functies; – mobiele apparaten en telewerken. |
||
De vergunninghouder heeft op basis van een eigen risicobeoordeling maatregelen gespecificeerd betreffende personele middelen en veiligheid, |
waaronder in ieder geval: | ||
– screening; | ||
– arbeidsvoorwaarden; | ||
– managementverantwoordelijkheden; | ||
– bewustzijn van en onderwijs en opleiding betreffende | ||
informatiebeveiliging; | ||
– disciplinaire procedures; | ||
– verantwoordelijkheden in verband met beëindiging of wijziging van | ||
dienstbetrekking. | ||
De vergunninghouder heeft op basis van een eigen risicobeoordeling | ||
maatregelen gespecificeerd betreffende beheer van activa, waaronder in | ||
ieder geval: | ||
– verantwoordelijkheid voor activa; | ||
– classificatie van informatie; | ||
– het gebruik van gegevensdragers en andere media. | ||
De vergunninghouder heeft op basis van een eigen risicobeoordeling | ||
maatregelen gespecificeerd betreffende toegangscontrole, waaronder in | ||
ieder geval: | ||
– vereisten van toegangscontrole; | ||
– beheer van gebruikerstoegang; | ||
– verantwoordelijkheden van gebruikers; | ||
– toegangscontrole voor systemen en applicaties. | ||
De vergunninghouder heeft op basis van een eigen risicobeoordeling | ||
maatregelen gespecificeerd betreffende cryptografie, waaronder in ieder | ||
geval: | ||
– cryptografiebeleid; |
– sleutelbeheer. | ||
De vergunninghouder heeft op basis van een eigen risicobeoordeling maatregelen gespecificeerd betreffende operationele beveiliging, waaronder in ieder geval:
– operationele procedures en verantwoordelijkheden; – bescherming tegen malware; – reservekopieën of reservebestanden; – geautomatiseerde verslaglegging, registratie en bewaking; – beheer van bedrijfssoftware; – beheer van technische kwetsbaarheden; – configuraties voor de controle van informatiesystemen. |
||
De vergunninghouder heeft op basis van een eigen risicobeoordeling maatregelen gespecificeerd betreffende communicatiebeveiliging, waaronder in ieder geval:
– beheer van netwerkbeveiliging; – informatieoverdracht. |
||
De vergunninghouder heeft op basis van een eigen risicobeoordeling maatregelen gespecificeerd betreffende de aanschaf, ontwikkeling en het onderhoud van systemen, waaronder in ieder geval:
– beveiligingseisen voor informatiesystemen; – beveiliging bij ontwikkel- en ondersteuningsprocessen; – testgegevens. |
||
De vergunninghouder heeft op basis van een eigen risicobeoordeling maatregelen gespecificeerd betreffende betrekkingen met leveranciers, waaronder in ieder geval:
– informatiebeveiliging; |
– beheer van de dienstverlening van leveranciers. | ||
De vergunninghouder heeft op basis van een eigen risicobeoordeling maatregelen gespecificeerd betreffende de informatiebeveiligingsaspecten van bedrijfscontinuïteitsmanagement, waaronder in ieder geval:
– continuïteit van informatiebeveiliging; – terugvalopties ingeval van incidenten. |
||
De vergunninghouder heeft op basis van een eigen risicobeoordeling maatregelen gespecificeerd betreffende naleving, waaronder in ieder geval:
– naleving van wettelijke en contractuele vereisten; – toetsing van informatiebeveiliging. |
||
Onderdeel 3 | ||
Beheersaspect | Beheersdoel | Beheer |
IT-beheer | De vergunninghouder beheert interne IT- processen teneinde een voorspelbare en betrouwbare service te bieden. | De vergunninghouder hanteert een IT-beleid dat aansluit op de doelen
van de organisatie en het informatiebeveiligingsbeleid. |
De vergunninghouder beschikt over gedocumenteerde procedures voor
het beheer van incidenten en problemen. |
||
Incidenten worden geregistreerd, geclassificeerd, geanalyseerd en
opgelost. Deze stappen worden gedocumenteerd. |
||
Problemen worden geregistreerd, geclassificeerd, geanalyseerd en opgelost. Deze stappen worden gedocumenteerd. Onder problemen worden in ieder geval incidenten verstaan die structureel van aard zijn of
geen duidelijke oorzaak hebben. |
De vergunninghouder beschikt over gedocumenteerde procedures voor
veranderings- en releasemanagement. |
||
Wijzigingen aan IT-systemen worden geregistreerd en gaan vergezeld
van een beschrijving en toelichting. |
||
Wijzigingen worden pas door een bevoegde medewerker goedgekeurd
nadat hun effect is beoordeeld en geregistreerd. |
||
De vergunninghouder heeft procedures gespecificeerd en
gedocumenteerd waarin een beschrijving wordt gegeven van het onderhoud en de configuratie van systemen. |
||
De vergunninghouder heeft procedures gespecificeerd en gedocumenteerd voor het beheer van de beschikbaarheid en capaciteit van systemen en infrastructuren. | ||
De vergunninghouder heeft procedures gespecificeerd en gedocumenteerd voor het beheer van de IT-aspecten van het financiële
management. |
||
De vergunninghouder heeft procedures gespecificeerd en
gedocumenteerd voor het beheer van interne en externe serviceniveaus. |
Toelichting
Deze regeling strekt tot uitvoering van de Wet van 20 februari 2019 tot wijziging van de Wet op de kansspelen, de Wet op de kansspelbelasting en enkele andere wetten in verband met het organiseren van kansspelen op afstand (Stb. 2019, 127, hierna: de Wet kansspelen op afstand) en het Besluit kansspelen op afstand (Stb. * , * ). Bij het opstellen van deze regeling is, waar mogelijk, aangesloten bij de structuur van het Besluit kansspelen op afstand.
Verslavingspreventie
Eén van de doelstellingen van de Wet op de kansspelen (hierna: Wok) is het voorkomen van kansspelverslaving. Op vergunninghouders rust een actieve zorgplicht om verslaving aan de door hen georganiseerde kansspelen zoveel mogelijk te voorkomen (artikel 4a Wok). Met de inwerkingtreding van de Wet kansspelen op afstand is het pakket aan maatregelen en voorzieningen ter bescherming van spelers tegen kansspelverslaving, aangescherpt en gemoderniseerd aan de hand van wetenschappelijke inzichten, ervaringen uit de verslavingszorg en best practices uit het buitenland. Met name houders van een vergunning voor het organiseren van kansspelen in speelcasino’s, speelautomatenhallen en op afstand moeten zich houden aan zwaardere verplichtingen op dit vlak, aangezien zij verslavingsgevoeligere en zodoende risicovollere kansspelen mogen aanbieden ten opzichte van andere kansspelen die op grond van de Wok mogen worden aangeboden.
In deze regeling zijn – in het deel dat ziet op wijziging van de Regeling werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen (hierna: RWRVK) – specifieke maatregelen uitgewerkt in aanvulling op de Wok en het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen (hierna: BWRVK). Daarbij is rekening gehouden met de notie dat het kansspelaanbod zich kenmerkt door snelle technische ontwikkelingen. Tevens is er rekening mee gehouden dat er nog veel onderzoek plaatsvindt en doorontwikkeling mogelijk is op het gebied van het voorkomen van kansspelverslaving. Deze regeling voorziet in voorschriften die vergunninghouders verplichten om hun verslavingspreventiebeleid daarop aan te laten sluiten. Houders van een vergunning voor het organiseren van kansspelen in speelcasino’s, speelautomatenhallen en kansspelen op afstand moeten dat verslavingspreventiebeleid ontwikkelen, toepassen en onderhouden in samenwerking met deskundigen op het gebied van verslavingszorg en ervaringsdeskundigen op het gebied van kansspelen (artikel 7, eerste lid, van het BWRVK).
In deze regeling is bepaald dat voornoemde vergunninghouders dienen te beschrijven op welke wijze zij uitvoering gaan geven aan hun verslavingspreventiebeleid (artikel 11 van de RWRVK). Gelet hierop moet het verslavingspreventiebeleid meer inhouden dan slechts een opsomming van alle relevante verplichtingen uit de wet- en regelgeving. Voorts moet de beschrijving daarvan zodanig zijn dat de kansspelautoriteit bij de vergunningaanvraag een gedegen beoordeling kan maken of de vergunninghouder met het door hem voorgestane beleid in staat is diens verplichtingen na te komen op het gebied van verslavingspreventie. De beschrijving draagt er verder aan bij dat zowel medewerkers, als consumenten inzicht kunnen krijgen in het verslavingspreventiebeleid. De vergunninghouder verstrekt consumenten in ieder geval informatie daarover (artikel 8, eerste lid, aanhef en onder e, van het BWRVK).
Vergunninghouders die kansspelen aanbieden in speelcasino’s, speelautomatenhallen en op afstand moeten het getrapte interventiemodel als verplicht onderdeel opnemen in hun verslavingspreventiebeleid. In de artikelen 27ja, 30v, respectievelijk 31m van de Wok en de artikelen 16 en 17 van het BWRVK zijn de stappen van dat interventiemodel verwerkt. De eerste stap uit het getrapte interventiemodel bestaat uit het informeren van spelers en het bieden van inzicht in het eigen speelgedrag, zodat zij weloverwogen keuzes kunnen maken voorafgaand aan en gedurende de deelname aan kansspelen. De informatieverplichtingen die hier betrekking op hebben, zijn opgenomen in artikel 8 van het BWRVK. Daarnaast geldt voor kansspelen op afstand de verplichting tot het invullen van een spelersprofiel, oftewel het aangeven van de grenzen met betrekking tot het eigen speelgedrag (artikel 4.13 van het Besluit kansspelen op afstand).
De volgende stap in het interventiemodel – namelijk vanaf het moment dat de keuze gemaakt is om deel te nemen aan kansspelen – betreft het registreren en analyseren van het speelgedrag van spelers met als doel het vroegtijdig onderkennen van risico’s op kansspelverslaving. Hoe groter deze risico’s, des te meer de vergunninghouder gestalte moet geven aan diens actieve zorgplicht. Indien de analyse duidt op onmatige deelname aan kansspelen of risico’s op kansspelverslaving moet de vergunninghouder passende interventiemaatregelen nemen om onmatige deelname en kansspelverslaving zoveel mogelijk te voorkomen (artikel 16, eerste lid, BWRVK).
In de onderhavige regeling is voorgeschreven welke gedragingen van de speler in ieder geval als signalen moet worden geregistreerd die kunnen duiden op risicovol speelgedrag, en welke typen interventiemaatregelen de vergunninghouder in ieder geval moet kunnen toepassen (artikelen 16 en 17 van de RWRVK). Zo moet de vergunninghouder die kansspelen op afstand aanbiedt spelers persoonlijk berichten over de door hen ingestelde grenzen, bijvoorbeeld met pop-ups. Het beschikbaar stellen van een zelftest, een middel waarmee een persoon zichzelf kan testen op (risico’s op) onmatige deelname en kansspelverslaving, moet ook tot de mogelijkheden van de vergunninghouder behoren. Het gaat hierbij om een niet-limitatieve opsomming van interventiemaatregelen die ruimte laat voor de kansspelautoriteit om bijvoorbeeld in haar uitvoeringsbeleid te werken met aanvullende vereisten, voor zover technische of wetenschappelijke ontwikkelingen dit toelaten.
Als de vergunninghouder, op basis van de signalen, een redelijk vermoeden heeft dat er sprake is van onmatige deelname aan kansspelen of risico’s op kansspelverslaving, moet een persoonlijk onderhoud worden gevoerd met de speler. Tijdens dat persoonlijk onderhoud onderzoekt de vergunninghouder onder andere of de speler door zijn speelgedrag schade kan veroorzaken aan zichzelf of aan anderen (artikel 16, tweede lid, aanhef en onder c, van het BWRVK). Op basis van dit onderzoek beoordeelt de vergunninghouder of hij de speler moet adviseren om zich vrijwillig te registreren in het centraal register uitsluiting kansspelen (CRUKS), of – indien de speler dit weigert – hij de speler bij wijze van ultimum remedium, moet voordragen voor onvrijwillige registratie in CRUKS (artikelen 27 ja, derde en vierde lid, 30v, derde en vierde lid, respectievelijk 31m, derde en vierde lid, van de Wok). Het aandragen voor inschrijving in CRUKS is de laatste stap in het getrapte interventiemodel en vormt daarmee het sluitstuk van dit model.
Deze regeling bevat een nadere uitwerking van welke gegevens over de gepleegde interventies, waaronder het persoonlijke onderhoud, de vergunninghouder dient te
registreren (artikelen 19 en 20 van de RWRVK). Op basis van die gegevens kan de kansspelautoriteit niet alleen beoordelen of een speler – onvrijwillig – in CRUKS moet worden ingeschreven, maar kan zij ook controleren of de vergunninghouder het getrapte interventiemodel correct uitvoert. Over de uitvoering van het verslavingspreventiebeleid dienen vergunninghouders minimaal jaarlijks te rapporteren aan de kansspelautoriteit (artikel 7, vierde lid, BWRVK).
Met het oog op preventie van kansspelverslaving moeten vergunninghouders beschikken over ter zake deskundig personeel. Niet alleen de personen die uitvoering geven aan het beleid, maar ook leidinggevenden en personen op sleutelposities dienen helder voor ogen te hebben welke risico’s spelers lopen bij de deelname aan kansspelen en op welke wijze deze risico’s effectief kunnen worden tegengegaan.
Vergunninghouders voor het organiseren van speelcasino’s en speelautomatenhallen waren reeds verplicht om aan die personen verslavingspreventiecursussen te laten volgen. Met de wijziging van de RWRVK (aan de hand van een nieuw Hoofdstuk 3) zijn dergelijke personen binnen de organisatie van vergunninghouders die kansspelen op afstand organiseren, ook verplicht om die cursussen te volgen.
De eisen met betrekking tot de inhoud en de kwaliteit van de cursussen zijn tevens aangepast, zodat deze beter aansluiten bij de vereiste kennis en vaardigheden binnen het getrapte interventiemodel, de huidige praktijk en de afspraken die in samenwerking met zorginstanties moeten zijn gemaakt. Er wordt onderscheid gemaakt tussen een cursus die gericht is op het verkrijgen van de juiste kennis (basis cursus) en een tweede cursus die gericht is op het aanleren van de benodigde vaardigheden (aanvullende cursus) (artikel 7 respectievelijk 8 van de RWRVK). Zo moeten alle medewerkers die in contact komen met spelers in ieder geval in staat zijn om risicovol speelgedrag te signaleren, om hier op een juiste manier op te reageren en om spelers te motiveren om gebruik te maken van passende hulp en voorzieningen, indien dat nodig is. De vergunninghouder moet de kwaliteit van de cursussen borgen doordat slechts cursussen mogen worden gevolgd, die zijn opgesteld en gegeven door of in samenwerking met zorginstellingen. Ook aan de trainers worden eisen gesteld.
Matchfixing
Met oog op het voorkomen van manipulatie van sportweddenschappen en het beschermen van de integriteit van de sport mogen op bepaalde wedstrijdvormen en spelmomenten geen sportweddenschappen worden aangeboden (artikel 4.9, tweede lid, Besluit kansspelen op afstand). Zo zijn weddenschappen op eenvoudig te manipuleren spelmomenten en negatieve spelmomenten niet toegestaan. Onderdeel 2 van Bijlage 2 van deze regeling bevat een lijst met spelmomenten waar in ieder geval geen weddenschap op mag worden aangeboden, omdat het daarbij gaat om spelmomenten waarin er sprake is van een onaanvaardbaar risico op matchfixing.
Ook is het de vergunninghouder niet toegestaan weddenschappen aan te bieden op amateurwedstrijden, omdat deze wedstrijden onvoldoende waarborgen kennen tegen manipulatie. Dit is een risico voor de integriteit van de sport en de eerlijkheid van de weddenschappen die anders daarop zouden worden aangeboden. Het onderscheid tussen amateurwedstrijden en professionele sport is niet altijd eenvoudig te maken. Daarom wordt van een vergunninghouder verwacht dat hij de wedstrijden waarop hij weddenschappen aanbiedt vooraf analyseert op waarborgen tegen manipulatie.
Het aanbieden van weddenschappen op een wedstrijd wordt alleen toegestaan, indien de vergunninghouder gemotiveerd vaststelt dat er in voldoende mate waarborgen aanwezig zijn. De elementen die in die analyse moeten worden meegewogen, zijn opgenomen in artikel 4.8, eerste lid, Besluit kansspelen op afstand. In een aantal gevallen mag worden aangenomen dat de sport voldoende professioneel wordt georganiseerd met het oog op het afsluiten van weddenschappen – en het tegengaan van manipulatie – dat de vergunninghouder geen voorafgaande analyse hoeft uit te voeren. Onderdeel 1 van Bijlage 2 bij deze regeling bevat een lijst met competities van bepaalde sporten waarvoor dit geldt.
De lijsten die zijn opgenomen in Bijlage 2 zijn tot stand gekomen na overleg met de sportbonden en de kansspelautoriteit, en hebben uitsluitend betrekking op competities die worden georganiseerd door Nederlandse sportbonden of waar leden van deze bonden aan deelnemen. Voor zover daartoe aanleiding bestaat worden de lijsten aangepast na overleg met de sportbonden, vergunninghouders en de kansspelautoriteit. Het is niet mogelijk om een allesomvattende lijst te maken voor de internationale sport. Daarom wordt van de vergunninghouder verwacht dat hij vooraf de wedstrijden analyseert en de betrokken sportbonden informeert over zijn aanbod van weddenschappen op de wedstrijden van die bond (artikel 4.8, tweede lid, Besluit kansspelen op afstand).
Afdracht draf- en rensport
In artikel 2.2 van deze regeling wordt voorzien in een afdrachtsverplichting voor vergunninghouders die weddenschappen aanbieden op draf- en renwedstrijden die in Nederland worden georganiseerd. Paardenkoersen en weddenschappen op die koersen, zijn op unieke wijze met elkaar verbonden. De koersen kunnen niet worden georganiseerd zonder een afdracht uit de inleg van de weddenschappen daarop en vice versa kunnen de weddenschappen niet worden aangeboden zonder de organisatie van die koersen.
Met de afdrachtsverplichting wordt ernaar gestreefd de huidige afdracht via een aantal maatregelen op niveau te houden en is rekening gehouden met het belang van kanalisatie. Het voorschrijven van een afdrachtsverplichting ten behoeve van de Nederlandse draf- en rensport komt neer op een maatregel van staatssteun. Deze verplichting is ingericht naar het voorbeeld van andere Europese landen, namelijk in een vorm van staatssteun die is toegestaan onder het Europees recht. Het voorbeeld van met name het Verenigd Koninkrijk en Denemarken is gevolgd bij het ontwerpen van de afdrachtsverplichting.
De maatregel is op [ *PM datum gereserveerd* ] overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aangemeld bij de Europese Commissie. Aangezien deze regeling technische voorschriften bevat is zij op [ *PM datum gereserveerd* ] aan de Europese Commissie tevens genotificeerd overeenkomstig de Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij.
Regeldruk
[ *PM gereserveerd* ]
Toezicht en handhaving
Ten behoeve van het toezicht moet de vergunninghouder voldoen aan registratie- en rapportageverplichtingen. Dit helpt de toezichthouder om een sterke informatiepositie te verkrijgen. In deze regeling zijn in Hoofdstuk 4 nadere regels opgenomen met betrekking tot de inhoud van de te registreren gegevens en de te rapporteren informatie. De feitelijke (kwantitatieve) gegevens kunnen de toezichthouder aanleiding geven om inhoudelijke (kwalitatieve) informatie op te vragen. Zo kan de toezichthouder van de vergunninghouder eisen om bepaalde cijfers, trends of verschillen nader te duiden.
Deze regeling bevat niet alleen concrete verboden en geboden. Zij bevat ook doelvoorschriften met het oog op de bescherming van de consument, het tegengaan van fraude en criminaliteit en het tegengaan van kansspelverslaving. Die voorschriften strekken ertoe dat de vergunninghouder passende maatregelen treft ter borging van die doelen, zonder deze maatregelen voor de vergunninghouder op voorhand in te vullen. Voor zover de regeling daarin voorziet, krijgt de vergunninghouder zodoende niet alleen ruimte, maar ook de verantwoordelijkheid om te bepalen welke effectieve maatregelen hij treft en op welke wijze hij dit borgt binnen zijn organisatie. Het is evenwel aan de kansspelautoriteit om te beoordelen of de vergunninghouder daarin voldoende geslaagd is. De kansspelautoriteit kan daartoe handvatten bieden in de vorm van beleidsregels.
Privacy impact analyse
De onderhavige regeling bevat voorschriften die van invloed zijn op de persoonlijke levenssfeer van betrokken personen. Om de mate van deze invloed in kaart te brengen, een beoordeling te maken ten aanzien van noodzakelijkheid en proportionaliteit van voorschriften, en de regeling hierop verder te ontwikkelen, is in 2017 een Privacy Impact Assessment (PIA) uitgevoerd. 1 Uit de PIA volgden ten aanzien van de Regeling kansspelen op afstand aanbevelingen ter zake:
- een duidelijker uitgewerkt artikel, indien een toegestane methode wordt voorgeschreven voor verificatie van de identiteit van zowel aspirant-spelers met een burgerservicenummer, als aspirant-spelers zonder een burgerservicenummer;
- nadere regels voor het beveiligen van spelersgegevens en de beperking van toegang tot deze gegevens aan de hand van autorisatie aan de kant van niet alleen de vergunninghouder, maar ook aan de kant van de kansspelautoriteit.
Zoals is vermeld in het PIA-rapport, is aan de eerstgenoemde aanbeveling opvolging gegeven door het betreffende concept artikel niet in de regeling op te nemen. Het wordt daarmee aan de vergunninghouder overgelaten om de identiteit van de aspirant-speler te verifiëren op een wijze dat dit voldoet aan artikel 4.15 van het Besluit kansspelen op afstand. Daarin staan eisen vermeld met betrekking tot die verificatie. Ten aanzien van de tweede aanbeveling zijn nadere regels opgenomen in artikel 25 van de RWRVK.
Uitvoerbaarheids- en handhavingstoets
[ *PM gereserveerd* ] Artikelsgewijs
1 PWC, Privacy Impact Assessment ‐ Lagere regelgeving bij Wetsvoorstel KOA, 19 juli 2017.
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1.1. Begripsbepalingen
De onderhavige regeling berust op de Wok, het Besluit kansspelen op afstand en het BWRVK. Voor de toelichting op de begrippen die in deze regeling worden gehanteerd en die reeds bij voornoemde wet- en regelgeving zijn gedefinieerd of die daaraan ontleend zijn, wordt kortheidshalve verwezen naar de toelichtingen bij diezelfde wet- en regelgeving. Het gaat hierbij onder andere om hetgeen onder de raad van bestuur en het register moet worden verstaan. Zo wordt tevens met het gebruik van de begrippen vergunning en vergunninghouder in deze regeling, voor zover deze betrekking hebben op kansspelen op afstand, aangesloten bij de definitie van deze begrippen in artikel 1.1 van het Besluit kansspelen op afstand. Omwille van de overzichtelijkheid en de leesbaarheid bevat de onderhavige regeling een aantal aanvullende begrippen waarvan de definities in dit artikel staan vermeld en waarvan de toelichting hierna volgt.
speelsessie
Met het begrip speelsessie wordt de periode aangeduid vanaf aanmelding van de speler als bedoeld in artikel 1.1 van het Besluit kansspelen op afstand om deel te nemen aan één of meerdere kansspelen tot en met de (eventueel automatische) afmelding van de speler. Het begrip wordt veelvuldig gehanteerd in artikel 4.2 van deze regeling in verband met de registratie van het speelgedrag van de speler. Een speelsessie kan één of meerdere speelrondes inhouden. Zo kan een speelsessie bestaan uit een combinatie van meerdere pokerrondes, diverse inzetten op onlinefruitmachines en het spelen van enkele rondes aan de roulettetafel.
weddenschap
De kansspelautoriteit kan op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c en d, van het Besluit kansspelen op afstand vergunning verlenen voor het op afstand organiseren van weddenschappen op sportwedstrijden, paardenrennen en harddraverijen. In dat verband wordt in deze regeling voor deze weddenschappen een verkorte aanduiding gehanteerd met verwijzing naar voornoemd artikel.
Hoofdstuk 2. De vergunning
Artikel 2.1. De vergoeding voor de behandeling van een aanvraag
Op grond van artikel 31e van de Wet op de kansspelen is in dit artikel de vergoeding voor de behandeling van een aanvraag tot verlening van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand vastgesteld, alsook de vergoeding ingeval van een aanvraag tot wijziging van een reeds verleende vergunning. De kosten die samenhangen met de verlening van de vergunning komen neer op toelatingskosten als bedoeld in het Rapport Maat houden (Kamerstukken II 2013/14, 24036, nr. 407). De kosten van deze werkzaamheden worden doorberekend aan de vergunninghouder.
Deze doorberekening voldoet aan de randvoorwaarden opgenomen in het Rapport Maat houden.
De wijziging van de vergunning kan per geval op verschillende situaties zien en kan zodoende per geval leiden tot uiteenlopende, door de vergunninghouder te vergoeden kosten. Hierbij worden drie situaties benoemd. Onderdeel a van het tweede lid van dit artikel ziet op de situatie van een administratieve wijziging van de reeds afgegeven
vergunning. Het gaat hier bijvoorbeeld om een naamswijziging, waarbij de organisatie en het concern van de organisatie ongewijzigd blijft en de kansspelautoriteit verder geen diepgravend onderzoek hoeft te verrichten.
Onderdeel b van het tweede lid van dit artikel betreft de situatie waarin een nieuwe beoordeling moet worden gemaakt van de betrouwbaarheid van de vergunninghouder, van de personen die diens beleid bepalen of mede bepalen, van diens uiteindelijke belanghebbenden en van diens middellijke en onmiddellijke vermogensverschaffers op basis van hun voornemens, handelingen en antecedenten (artikel 3.4 Besluit koa). Een dergelijke betrouwbaarheidsbeoordeling is bijvoorbeeld nodig, indien er een wijziging plaatsvindt in de eigendomsstructuur, de aandeelhouders of de beleidsbepalers van de vergunninghouder. Het vergoedingsbedrag komt vrijwel overeen met de kosten van de betrouwbaarheidsbeoordeling bij de initiële vergunningsaanvraag.
Onderdeel c van het tweede lid van dit artikel betreft een restcategorie voor andere situaties waarbij de aanvraag ingrijpendere werkzaamheden behelzen dan enkel een administratieve wijziging. Deze kosten worden op hetzelfde niveau geschat als de kosten van een hernieuwde betrouwbaarheidsbeoordeling.
Het tweede lid bevat een cumulatieve opsomming van bedragen per situatie. De vergoeding die de vergunninghouder is verschuldigd, kan zodoende uit meer dan één bedrag zijn samengesteld.
Artikel 2.2. De afdracht aan de draf- en rensport
Op grond van artikel 31f van de Wok en in navolging van hetgeen is medegedeeld in de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 2014/15, 33 996, nr. 6, p. 70-71) is in het onderhavige artikel een afdrachtsverplichting opgenomen ten behoeve van de Nederlandse draf- en rensport. Voorafgaand aan de regulering van kansspelen op afstand werd de afdracht aan die sport uitsluitend gegenereerd met de exploitatie van een landgebonden vergunning (artikel 25, tweede lid, aanhef en onder c, Wok).
Met de inwerkingtreding van deze regeling zal de totale afdracht tevens bestaan uit een deel dat wordt gegenereerd met het aanbieden van kansspelen op afstand (artikel 31f Wok), voor zover het daarbij gaat om het organiseren van weddenschappen op draf- en renwedstrijden die in Nederland zijn georganiseerd.
Indien een afdrachtsverplichting niet zou gelden voor vergunninghouders die op afstand weddenschappen aanbieden op draf- en renwedstrijden die in Nederland worden georganiseerd, zou dit voor hen een kostenvoordeel inhouden ten opzichte van de landgebonden aanbieder. Vanwege dit kostenvoordeel kunnen de inkomsten aan de kant van de landgebonden aanbieder teruglopen, welke op diens beurt kan leiden tot een – in zijn totaliteit – afnemende afdracht aan de Nederlandse draf- en rensport. Dit komt neer op een free riders probleem dat uiteindelijk het bestaan van de Nederlandse draf- en rensport kan bedreigen.
Vergunninghouders die op afstand weddenschappen organiseren op draf- en renwedstrijden die in Nederland worden georganiseerd, moeten een percentage van het daaruit voortvloeiende bruto spelresultaat afdragen, zodat dit wordt besteed aan doelen die zijn gericht op het behoud van de Nederlandse draf- en rensport en daarmee het voortbrengen van (ren)paarden. Deze sport bestaat uit meer dan enkel het houden van draf- en renwedstrijden. Naast de organisatie van wedstrijden is het cruciaal dat wedstrijdfitte renpaarden worden gefokt, (medisch) verzorgd en getraind,
en een eerlijk wedstrijdverloop wordt geborgd door doping of andere onwenselijke beïnvloeding tegen te gaan.
De afdrachtsverplichting komt neer op een vorm van staatssteun, die wat betreft het doel en de opzet daarvan te vergelijken is met afdrachtsverplichtingen in andere landen binnen de Europese Unie, met name het Verenigd Koninkrijk en Denemarken, ten behoeve van de draf- en rensport en die onder het Europees mededingingsrecht als gerechtvaardigde staatssteun zijn toegestaan.2 De afdrachtsverplichting is gebaseerd op onderlinge verwevenheid tussen de draf- en rensport, de paardenfokkerij en de weddenschappen die daarop worden aangeboden, en de wederzijdse afhankelijkheid. Zonder weddenschappen zijn er geen wedstrijden mogelijk, en vice versa.
Het voornemen bestaat om de maatregel van afdracht iedere vijf jaar te evalueren om de beoogde effectiviteit daarvan te beoordelen, namelijk het stimuleren van doelen als beschreven in het tweede lid. Daarbij moet in ieder geval worden beoordeeld of het percentage – mede in het licht van de staatssteunaspecten – nog voldoende proportioneel is, aangezien het om aanvullende financiële verplichtingen gaat voor vergunninghouders die weddenschappen organiseren op in Nederland gehouden draf- en renwedstrijden. Een dergelijk evaluatieonderzoek zal ook betrekking hebben op de hoogte van het afdrachtspercentage en een eventuele aanpassing daarvan.
Het onderhavige artikel is ingevolge artikel 108, derde lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op [ *PM datum gereserveerd* ] als wijziging van de bestaande staatssteunmaatregel ten behoeve van de draf- en rensport aangemeld bij de Europese Commissie.
Eerste lid
Aan economisch onderzoeksbureau Ernst & Young Montesquieu (hierna: EY) is gevraagd om een analyse ten behoeve van het vaststellen van de hoogte van het afdrachtspercentage.3 Mede op basis van de resultaten van deze analyse is de afdracht aan de Nederlandse draf- en rensport vastgesteld op 10% van het bruto spelresultaat (BSR) over de weddenschappen die de vergunninghouder van kansspelen op afstand heeft afgesloten op draf- en renwedstrijden die in Nederland zijn gehouden. Bij het vaststellen van dit percentage is aan de ene kant rekening gehouden met het streven naar budgetneutraliteit voor de Nederlandse draf- en rensport, namelijk dat de wettelijke afdracht aan deze sport – met de regulering van kansspelen op afstand – onder anderszins gelijkblijvende omstandigheden ongewijzigd blijft. Aan de andere kant is rekening gehouden met het streven om een verdienmodel voor vergunninghouders niet te verhinderen en in het verlengde daarvan voldoende kansspelaanbod te hebben met het oog op kanalisatie van de vraag naar het kunnen afsluiten van weddenschappen op draf- en rensportwedstrijden.
Met het BSR als grondslag voor de afdracht wordt aangesloten bij de grondslag waarover kansspelbelasting wordt geheven ten aanzien van zowel landgebonden, als op afstand afgesloten weddenschappen op draf- en rensportwedstrijden. Deze
2 Zie met betrekking tot het Verenigd Koninkrijk besluit SA.46216 (Commissiedocument C(2017) 2478 final) en met betrekking tot Denemarken besluit SA.48604 (Commissiedocument C(2017) 7970 final). Zie voorts het groenboek Online gokken op de interne markt, COM(2011) 128 definitief, p. 34 e.v..
3 Afdrachtspercentage draf‐ en rensport, EY Montesquieu, 30 maart 2018.
grondslag is gewijzigd met de Wet aanpassing kansspelbelasting voor sportweddenschappen4 en leidt tot verhoging van de kansspelbelasting op die weddenschappen. Onderkend is dat deze verhoging, naast de toetreding van nieuwe partijen vanwege de invoering van de Wet kansspelen op afstand, effect zal hebben op de afdracht die de Nederlandse draf- en rensport op grond van wettelijke verplichtingen ontvangt. Ook met de introductie van de afdrachtsverplichting voor vergunninghouders die op afstand weddenschappen afsluiten op draf- en renwedstrijden die in Nederland worden gehouden, neemt deze afdracht ten opzichte van voorgaande jaren af. De afdrachtsverplichting op grond van het onderhavige artikel – waarbij het afdrachtspercentage om voormelde redenen niet hoger dan 10% van het BSR wordt vastgesteld – levert ongeveer een kwart op van de wettelijk verplichte afdracht die jaarlijks werd gegenereerd op grond van de landgebonden vergunning. Mogelijkheden worden verkend voor compensatie van in beginsel ten hoogste het bedrag waarmee het totaal aan wettelijk te ontvangen afdracht vermindert.
Tweede en derde lid
De vergunninghouder boekt het maandelijks in te houden afdrachtsbedrag de daarop volgende maand over aan een ontvanger die bij ministerieel besluit wordt aangewezen. Die ontvanger heeft de taak om de verkregen afdrachtsgelden door te verstrekken en continue financiering van de draf- en renwedstrijden mogelijk te maken. Die financiering moet gericht zijn op het behoud van de draf- en rensport en kosten dekken die daarmee gemoeid zijn.
Het gaat daarbij om in ieder geval het ter beschikking stellen van geldprijzen die met draf- en renwedstrijden kunnen worden gewonnen om de draf- en rencompetities aantrekkelijk te houden. Voldoende prijzengeld zorgt ervoor dat paardeigenaren langdurig blijven investeren in de ontwikkeling en de verbetering van de paardenfokkerij, alsmede het trainen voor en deelnemen aan wedstrijden. De afdracht is verder bedoeld om de draf- en rensport zuiver te houden en te beschermen tegen wedstrijdvervalsing, bijvoorbeeld vanwege dopinggebruik.
De kosten die samenhangen met de in het derde lid genoemde bestedingsdoeleinden kunnen uiteenlopen. Deze kosten kunnen – naast prijzengeld – onder andere betrekking hebben op de huur van een renbaan, op de medische controle van de paarden en de opleiding van – verzorgers en/of toezichthoudend personeel. Het gaat hier steeds om kosten voor voorzieningen die van algemeen belang zijn met het oog op een aantrekkelijk aanbod en een zuiver verloop van de wedstrijden, alsmede de veiligheid en gezondheid van de paarden.
Vierde lid
De Minister verbindt voorwaarden aan de aanwijzing van de ontvanger te borging van de vereiste taakuitoefening. Het gaat hier om inhoudelijke voorwaarden met betrekking tot de wijze waarop de ontvanger diens werkzaamheden verricht en de ontvangen gelden op effectieve en efficiënte wijze besteedt aan de doeleinden waarvoor zij bestemd zijn, bijvoorbeeld aan de hand van een jaarplan en jaarbegroting. De ontvanger moet in ieder geval informatie bieden over de concrete kostenposten waar de gelden aan zullen worden besteed, zodat kan worden
4 Wet van 19 december 2018 tot wijziging van de Wet op de kansspelbelasting voor landgebonden weddenschappen op de sport (Stb. 2018, 509).
beoordeeld of deze wezenlijk bijdragen aan de overkoepelende bestedingsdoeleinden, genoemd in het derde lid.
De aan de aanwijzing te verbinden voorwaarden zullen voorts betrekking hebben op de wijze waarop hij (onder andere financieel) verantwoording daarvoor moet afleggen, bijvoorbeeld in de vorm van een (financieel) jaarverslag inclusief accountantsverklaring. Dit dient ertoe om zo veel mogelijk zeker te stellen dat de gelden die worden verkregen uit afdrachten op een verantwoorde en tevens inzichtelijke wijze worden besteed.
Artikel 2.3. Het verbod op de vergunning van loterijen op afstand
Op grond van artikel 2.1, tweede lid, van het Besluit kansspelen op afstand zijn loterijen uitdrukkelijk uitgezonderd van de kansspelen die op afstand mogen worden aangeboden. Voor het organiseren van loterijen kan een vergunning worden aangevraagd op grond van een andere toepasselijke titel van de Wet op de kansspelen. In het onderhavige artikel wordt een aantal criteria vermeld die de kansspelautoriteit ten minste dient te betrekken in diens beoordeling of een spel als loterij moet worden aangemerkt.
De criteria die in dit artikel worden genoemd, hebben betrekking op de karakteristieke kenmerken van tot nu toe in Nederland toegestane en aangeboden loterijen. Het betreft hier veelal kansspelen waarbij spelers niet tegen de vergunninghouder spelen, de speler geen invloed heeft op de prijsbepaling en het aanvangen van het kansspel, en de uitslag van het kansspel niet kort op het moment van deelname volgt, oftewel dat het moet gaan om een long odd kansspel. Hierop kunnen variaties ontstaan die op bepaalde onderdelen afwijken, maar naar het deskundige oordeel van de kansspelautoriteit in essentie wel loterijen betreffen, welke zodoende niet op afstand mogen worden aangeboden.
De in dit artikel opgesomde criteria maken in ieder geval onderdeel uit van de meetlat die de kansspelautoriteit gebruikt om vast te stellen of sprake is van een loterij. De hier bedoelde opsomming is niet-limitatief. De kansspelautoriteit heeft discretionaire ruimte om bij diens beoordeling tevens andere criteria te hanteren om te oordelen dat een kansspel als een loterij moet worden beschouwd. Het is tevens niet uitgesloten dat de kansspelautoriteit hieromtrent beleidsregels vaststelt.
Artikel 2.4. Het antecedentenonderzoek
Uit artikel 3.4, tweede lid, aanhef en onder c, van het Besluit kansspelen op afstand volgt dat de kansspelautoriteit bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de vergunninghouder, van de personen die het beleid van de vergunninghouder (mede) bepalen, de uiteindelijke belanghebbenden van de vergunninghouder, en van diens middellijke en onmiddellijke vermogensverschaffers tevens de bij deze regeling vastgestelde strafrechtelijke antecedenten in aanmerking neemt. De strafrechtelijke antecedenten die de kansspelautoriteit bij de beoordeling van de betrouwbaarheid in ieder geval dient te betrekken, zijn opgenomen in Bijlage 1 van deze regeling. Deze bijlage omvat een lijst van categorieën strafrechtelijke delicten gebaseerd op verschillende titels uit het Wetboek van Strafrecht en verwijzingen naar relevante strafbare feiten en gedragingen uit de Wet op de kansspelen, de Opiumwet, de Wet op de economische delicten en de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). Het gaat hier om een niet-limitatieve opsomming van strafrechtelijke antecedenten. Deze opsomming beperkt zich niet uitsluitend tot
delicten zoals deze zijn opgenomen in de Nederlandse regelgeving, maar strekt zich ook uit over vergelijkbare delicten in het buitenland. De kansspelautoriteit kan voorts andere strafrechtelijke antecedenten bij de betrouwbaarheidsbeoordeling betrekken, indien dit daarvoor naar haar oordeel nodig is. Naast de strafrechtelijke antecedenten neemt de kansspelautoriteit bij de betrouwbaarheidsbeoordeling ook het gestelde in de overige onderdelen van artikel 3.4, tweede lid, van het Besluit kansspelen op afstand in aanmerking.
Hoofdstuk 3. De organisatie van kansspelen op afstand Afdeling 1. Algemeen
Paragraaf 1. Het aanbieden van kansspelen op afstand
Ter uitvoering van artikel 2.1, derde lid, van het Besluit kansspelen op afstand zijn in deze afdeling voorschriften opgenomen met betrekking tot de kansspelen die op afstand mogen worden georganiseerd en de wijze waarop deze moeten worden georganiseerd. Deze voorschriften hebben onder meer betrekking op de te hanteren spelregels, de (visuele) presentatie van de kansspelen, de inzet, de uitkering van prijzen en de afhandeling van storingen en andere onderbrekingen van het spel.
Artikel 3.1. Verboden kansspelvormen
Het is de vergunninghouder niet toegestaan om kansspelen aan te bieden waarbij de speler meer kan verliezen dan hetgeen deze daadwerkelijk heeft ingezet. Het gaat hierbij in ieder geval om weddenschappen die in de vorm van spread betting worden georganiseerd. Bij deze vorm van weddenschappen is niet alleen de eventuele uitbetaling van de weddenschap afhankelijk van de uitslag van de weddenschap, maar ook de hoogte van de uiteindelijke inleg. Het is daardoor voor de speler niet op voorhand duidelijk hoeveel hij inzet. Hierdoor loopt hij het risico een hoger bedrag te verliezen dan hij had willen inzetten en zijn de financiële risico’s voor de speler op voorhand niet te overzien. Dit wordt onaanvaardbaar geacht. Artikel 3.1 strekt ertoe spelers tegen dergelijke risico’s te beschermen.
Artikel 3.2. Eerlijk spelverloop
Eerste lid
De vergunde kansspelen behoren eerlijk en betrouwbaar te verlopen ter bescherming van de consument tegen fraude en misbruik. Ingevolge artikel 4.5, eerste lid, aanhef en onder c, van het Besluit kansspelen op afstand richt de vergunninghouder zijn integriteitsbeleid hierop in. Op grond van dit lid dient de vergunninghouder tevens technische en operationele maatregelen te treffen om eerlijk spelverloop zo veel mogelijk te borgen.
Tweede lid
Van de vergunninghouder wordt verlangd dat hij zo veel mogelijk probeert te voorkomen dat de speler tegen zichzelf kan spelen, bijvoorbeeld via diens spelersaccount bij een andere kansspelaanbieder. Dit zou zich kunnen voordoen in het geval van zogeheten spelersliquiditeit, oftewel het combineren van de eigen spelersbestanden met die van andere aanbieders. Dit artikellid houdt in ieder geval in dat de vergunninghouder niet toestaat dat een speler meer dan één spelersaccount kan aanmaken. Voorts staat de vergunninghouder andere wijzen van valsspelen en
collusie (ongeoorloofd samenspelen) eveneens niet toe en stelt dit op grond van het onderhavig artikellid vast in de spelregels.
Derde lid
De vergunninghouder moet ingevolge artikel 4.34, eerste lid, aanhef en onder d, van het Besluit kansspelen op afstand in ieder geval toegang bieden tot de spelregels van de vergunde kansspelen op de landingspagina en het beginscherm van de spelersinterface, zodat de speler er kennis van kan nemen en een weloverwogen keuze kan maken om al dan niet deel te nemen aan het kansspel. Er kunnen zich situaties voordoen dat de vergunninghouder de spelregels van een kansspel wenst te wijzigen, bijvoorbeeld ten aanzien van de hoogte van een verplichte inzet bij deelname. Uit het oogpunt van consumentenbescherming is het onwenselijk als de spelregels van aangeboden kansspelen wijzigen tijdens de deelname van de speler daaraan. De spelregels komen dan niet meer overeen met de verwachtingen van de speler bij aanvang van het kansspel. De vergunninghouder heeft de verantwoordelijkheid om dit te voorkomen door erop toe te zien dat de spelregels slechts worden gewijzigd op een moment dat het spel niet wordt gespeeld.
Artikel 3.3. Spelonderbrekingen
Tijdens een kansspel op afstand kunnen zich storingen of andere incidenten voordoen die van invloed zijn op het verloop van het kansspel. De vergunninghouder moet dergelijke storingen en incidenten zo veel mogelijk voorkomen. Dit houdt eveneens in dat de vergunninghouder maatregelen moet treffen die gericht zijn op het uitsluiten van risico’s op storingen en incidenten.
Het gaat hier niet alleen om situaties waarbij het spelsysteem uitvalt of om een andere reden geen verbinding kan worden gemaakt met het spelsysteem, of dit dreigt te gebeuren als de vergunninghouder niet optreedt. Situaties kunnen zich ook voordoen waarbij de vergunninghouder vaststelt dat er valsspelers zijn en ingrijpt door hen uit het spel te zetten. De vergunninghouder kan tevens besluiten om het spel definitief stil te leggen, indien voortzetting van het spel niet verantwoord is.
De vergunninghouder moet op gepaste wijze handelen in de hiervoor bedoelde situaties, zodat de speler geen onevenredig nadeel hiervan ondervindt. Dit houdt in ieder geval in dat de speler niet zonder meer diens inzet verliest. In het geval dat het spelsysteem uitvalt en het spel niet kan worden voortgezet, ligt het in de rede dat de vergunninghouder de oorspronkelijke situatie herstelt in het voordeel van de speler, bijvoorbeeld door de inzet terug te storten.
Het wordt niet uitgesloten dat de afhandeling van een spelonderbreking in bepaalde situaties toch (gedeeltelijk) negatief kan uitvallen voor een speler, maar desondanks wel als evenredig moet worden beschouwd. De situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen dat verbindingsproblemen niet toe te rekenen zijn aan de vergunninghouder, maar aan de speler zelf. In een dergelijk geval dient de vergunninghouder een gepaste, in ieder geval zo min mogelijk ingrijpende maatregel, te treffen door de speler bijvoorbeeld automatisch uit te loggen. Een dergelijke maatregel kan ook inhouden dat de speler een reeds ingezet bedrag verliest, bijvoorbeeld omdat het spel of de speelronde al is gestart voordat de verbindingsproblemen zich – aan de kant van de speler – voordeden. Hierbij kan worden gedacht aan een onvoltooide ronde black jack of poker.
Verder kan de vergunninghouder de autoplay-functie inschakelen, voor zover het spel daarin voorziet, indien dit gunstiger is voor de speler. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen indien de speler in toernooivorm speelt tegen andere spelers, zoals gebruikelijk is in sommige pokervarianten. Dit geeft de speler de gelegenheid om de verbinding te herstellen en zijn deelname aan het toernooi te vervolgen in plaats van dat de speler deze gelegenheid niet heeft en van het toernooi moet worden uitgesloten.
In het kader van toezicht kan de kansspelautoriteit eisen dat de vergunninghouder inzicht verleent in de wijze waarop hij is omgegaan met spelonderbrekingen. Dit moet blijken uit de administratie van de vergunninghouder en hij zal hiertoe op grond van artikel 4.5 van deze regeling de nodige gegevens moeten registreren, waaronder informatie over de oorzaak van de onderbreking en de maatregelen die getroffen zijn naar aanleiding van de onderbreking.
Artikel 3.4. De presentatie
Eerste lid
Ieder kansspel dat de vergunninghouder op afstand aanbiedt, behoort qua wijze waarop het wordt gespeeld niet af te wijken van de verwachtingen die de speler aan de daarbij gehanteerde naamgeving kan ontlenen. Veel kansspelen genieten algemene bekendheid, zoals blackjack, roulette en bingo. Om misleiding of misvattingen aan de kant van spelers te voorkomen moeten kansspelen die onder dergelijke bekende namen worden aangeboden, qua spelregels en speelwijze overeenkomen met hetgeen de speler gelet op de naamvoering mag verwachten.
Ingevolge artikel 2.1, tweede lid, van het Besluit kansspelen op afstand is het houden van loterijen op grond van een vergunning voor het organiseren van kansspelen op afstand verboden. Voor het organiseren van loterijen behoort een andersoortige vergunning op grond van de Wet op de kansspelen te worden verkregen.
Dientengevolge mag de vergunninghouder die een kansspel op afstand organiseert, op grond van dit artikellid tevens geen naam voor het kansspel voeren die overeenkomt of gelijkenissen vertoont met namen die doorgaans voor loterijen worden gevoerd, zoals loterij of lotto. In artikel 2.3 van deze regeling zijn nadere regels opgenomen met betrekking tot het onderscheiden van loterijen.
Tweede lid Onderdeel a
De vergunninghouder is verantwoordelijk voor een waarheidsgetrouwe presentatie van
het kansspel dat hij op afstand aanbiedt. Dit betekent onder andere dat afgebeelde onderdelen en objecten van het kansspel visueel en operationeel, maar ook de gehanteerde geluidseffecten moeten overeenkomen met soortgelijke onderdelen en objecten in de fysieke werkelijkheid. Indien bijvoorbeeld op het scherm een invoertijd wordt afgebeeld, dan zal deze invoertijd gelijk moeten staan aan de daadwerkelijke tijd die de speler heeft om een keuze in te voeren. Ook zal de vergunninghouder objecten, zoals dobbelstenen, kaarten of rouletteketels, zo moeten visualiseren programmeren dat deze niet afwijken van de fysieke kenmerken en het gebruik van die objecten in de realiteit.
Spelonderdelen en virtuele spelobjecten dienen tevens dermate visueel en auditief te worden gepresenteerd dat deze niet leiden tot valse verwachtingen van de speler ten aanzien van de werking of het gebruik daarvan, alsmede de feitelijke winkansen. Zo moet de wijze waarop symbolen op rollen of zogeheten rollinten van virtuele speelautomaten (slotmachines) zijn gevisualiseerd, overeenkomen met de daadwerkelijke kans dat deze symbolen worden verkregen. Dit houdt bijvoorbeeld in dat als op een dergelijke rol of rollint tien verschillende symbolen zijn gevisualiseerd, de kans op het verkrijgen van één van die symbolen gelijk moet staan aan een kans van één-op-tien.
Onderdeel b
Het kansspel mag niet gericht zijn op kwetsbare groepen. Dit houdt bijvoorbeeld in dat bij het (visuele en auditieve) ontwerp van het kansspel geen gebruik wordt gemaakt van thema’s of figuren die populair zijn bij de jeugd, zoals tekenfilm- of speelgoedfiguren. Ook het gebruik van rolmodellen voor jongvolwassenen, zoals sporters, is verboden vanwege het aansporende karakter daarvan op deze kwetsbare groep.
Onderdeel c
Het is tevens niet toegestaan dat de vergunde kansspelen zodanig (audiovisueel) zijn vormgegeven dat deze de speler aansporen om te blijven spelen. Zo is het de vergunninghouder bij het organiseren van kansspelen op afstand in ieder geval niet toegestaan het concept van een zogeheten near miss aan te houden. Bij een near miss wordt verlies in het kansspel zodanig weergegeven alsof de speler bijna wel een prijs zou hebben gewonnen, bijvoorbeeld door (audiovisueel) te benadrukken welke prijs de speler net heeft misgelopen. Voorts is het niet toegestaan verlies te presenteren als winst. Dit is bijvoorbeeld het geval indien een uit te keren geldprijs minder bedraagt dan de totale inzet van de speler gedurende dat spel.
Artikel 3.5. De inzet
Het staat de vergunninghouder vrij om bij de organisatie van kansspelen op afstand de inzet van spelers op een andere wijze in eenheden aan te duiden dan enkel in valuta, bijvoorbeeld een weergave in punten of (verschillende soorten) fiches. De vergunninghouder dient de speler over het gebruik van andere eenheden voorafgaand aan diens deelname aan het kansspel te informeren. Tevens dient de vergunninghouder de speler tijdens het spelen te voorzien van een manier waarop het voor de speler duidelijk is welke geldbedrag hij inzet of welk geldbedrag als inzet wordt verlangd. Hierbij kan worden gedacht aan een rekenhulpmiddel. Op deze wijze wordt het de speler eenvoudiger gemaakt om de eigen (financiële) grenzen te bewaken, hierop – zo nodig – zijn speelgedrag aan te passen, of zelfs te besluiten om van verdere deelname af te zien.
Artikel 3.6. De uitkering van prijzen in natura
Ingevolge artikel 4.27, eerste lid, aanhef en onder b, van het Besluit kansspelen op afstand wordt speelwinst in de vorm van een geldprijs uitsluitend uitgekeerd middels creditering van de door de speler opgegeven tegenrekening. De vergunninghouder heeft in een dergelijk geval reeds geverifieerd dat deze tegenrekening daadwerkelijk aan de speler toebehoort. Deze verificatie van de tegenrekening vindt meestal kort na de inschrijving van de speler plaats.
Om te verzekeren dat een prijs in natura – op gelijke wijze als een geldprijs en met dezelfde waarborgen tegen fraude en witwassen – aan de juiste persoon wordt uitgekeerd, dient diens identiteit bij de fysieke uitreiking van de prijs opnieuw te worden vastgesteld en geverifieerd. Ook in het geval dat de vergunninghouder – met inachtneming van artikel 4.3 van het Besluit kansspelen op afstand – het uitkeren van prijzen in natura uitbesteedt, blijft hij verantwoordelijk voor de goede uitvoering daarvan.
Paragraaf 2. Technische en operationele eisen
In deze paragraaf is op grond van artikel 4.42a van het Besluit kansspelen op afstand een aantal technische en operationele vereisten opgenomen waaraan onderdelen van het spelsysteem van de vergunninghouder bij het organiseren van kansspelen op afstand moeten voldoen. Zoals gedefinieerd in artikel 1.1 van het Besluit kansspelen op afstand, omvat het spelsysteem de organisatie, de werkwijze en de middelen, waaronder alle elektronische middelen, die de vergunninghouder voor het organiseren van kansspelen op afstand gebruikt.
De elektronische middelen betreffen niet alleen het primaire systeem waarmee de vergunninghouder de vergunde kansspelen organiseert, maar ook de controledatabank die hij op grond van artikel 5.3 van het Besluit kansspelen op afstand moet onderhouden en die hij op grond van artikel 4.42 van dat besluit in Nederland moet plaatsen. De vergunninghouder dient in de controledatabank gegevens op te nemen die kunnen worden gebruikt voor toezichtsdoeleinden. Afdeling 3 van hoofdstuk 4 (Toezicht en handhaving) van deze regeling bevat specifieke voorschriften ten aanzien van de controledatabank.
Ingevolge artikel 4.51 van het Besluit kansspelen op afstand zal de aangewezen keuringsinstelling de vereisten die betrekking hebben op het spelsysteem van de vergunninghouder in ieder geval moeten meenemen bij de keuring (van onderdelen) daarvan. Paragrafen 1 en 2 van dit hoofdstuk vormen niet de enige set met te keuren vereisten waaraan het spelsysteem van de vergunninghouder moet voldoen.
Keuringsinstellingen zullen het spelsysteem ook moeten keuren op technische en operationele vereisten die daarop van toepassing zijn en die voortvloeien uit de Wok, het Besluit kansspelen op afstand, het BWRVK, of uit andere onderdelen van de onderhavige regeling. De kansspelautoriteit kan tevens nader technische en operationele eisen stellen waarop het spelsysteem van de vergunninghouder moet worden gekeurd.
Artikel 3.7. Beginnen van een spel
De speler moet in de gelegenheid worden gesteld verantwoordelijkheid te nemen voor zijn speelgedrag. Dat kan alleen als aan diens deelname aan het kansspel een bewuste keuze voorafgaat. Voorkomen moet worden dat de speler ongewild deelneemt aan een kansspel. Daarom mogen kansspelen niet automatisch – zonder tussenkomst van de speler – aanvangen. De speler dient een onmiskenbare handeling te verrichten om het spel te starten. Deze handeling kan bijvoorbeeld bestaan uit het plaatsen van een inzet of het (virtueel) indrukken van een knop.
Na aanvang van een spel waarbij tegen andere spelers wordt gespeeld, kan de speler eventueel wel gebruik maken van een zogeheten auto-play-functionaliteit. In artikel 3.10, tweede lid, van deze regeling zijn voorschriften opgenomen die hier betrekking op hebben.
Artikel 3.8. Gelijktijdige deelname
Om onmatig speelgedrag en daarmee samenhangende risico’s op kansspelverslaving tegen te gaan is het onwenselijk als de speler aan meerdere casinospelen, zoals roulette, blackjack, fruitmachines of bingo, tegelijk kan deelnemen. Indien de speler meerdere kansspelen speelt, is onvoldoende sprake van bewuste deelname aan de individuele kansspelen. Ook het afsluiten van weddenschappen dient op bewuste wijze plaats te vinden. Daarom is het ook onwenselijk als spelers tijdens het spelen van casinospelen weddenschappen kunnen afsluiten.
Het voorgaande houdt in ieder geval in dat de vergunninghouder het de speler onmogelijk moet maken om op hetzelfde moment actief deel te kunnen nemen aan verschillende casinospelen, ook indien de speler daarbij van verschillende media gebruik maakt, zoals mobiele telefoon, tablet of laptop, of door meerdere speelschermen toe te staan op hetzelfde medium, zoals verschillende tabbladen in een webbrowser. Daarnaast is de vergunninghouder op grond van artikel 3.2 van deze regeling gehouden om passende maatregelen te treffen om te voorkomen dat de speler tegen zichzelf kan spelen met het oog op het borgen van een eerlijk spelverloop.
Artikel 3.9. Casinospelen tegen de vergunninghouder
Ter uitvoering van artikel 2.1, derde lid, aanhef en onder a, van het Besluit kansspelen op afstand zijn in dit artikel specifieke voorschriften opgenomen met betrekking tot casinospelvormen waarbij de speler tegen de vergunninghouder speelt.
Onderdeel a
Kenmerkend voor casinospelen waarbij spelers tegen de vergunninghouder spelen (jeux de contrepartie) is dat de einduitslag van het kansspel uitsluitend wordt bepaald door een toevalsgenerator. De toevalsgenerator is in de fysieke wereld bijvoorbeeld een rouletteketel, een kaartendek of een dobbelsteen. Daarbij kan het voorkomen dat de speler nog wel enige invloed kan uitoefenen op het spelverloop door bijvoorbeeld op een bepaalde kleur of nummer in te zetten of kaarten te splitsen. Het is evenwel uitsluitend de toevalsgenerator en niet de speler die de einduitslag bepaalt. In de virtuele wereld staat de toevalsgenerator gelijk aan een Random Number Generator (RNG) die als toevalsgenerator fungeert. De vergunninghouder dient erop toe te zien dat dit toevalselement is gewaarborgd bij het organiseren van de hier bedoelde soort casinospelen.
Onderdeel b
Spellen binnen een virtueel casinospel tegen de vergunninghouder mogen elkaar uitsluitend opvolgen, indien de speler de gelegenheid wordt geboden om daartoe – opnieuw – bewust een keuze te maken. De speler is pas in staat om een dergelijke keuze te maken, indien hij de gevolgen van verdere deelname kan overzien. Dit houdt in ieder geval in dat de uitslag van het voorafgaande spel vast moet staan en het bijvoorbeeld duidelijk is of sprake is van winst of verlies. Om vast te stellen dat er sprake is van een bewuste keuze van de speler om verder te spelen, moet het spelsysteem erin voorzien dat de speler daartoe – gelijk aan de aanvang van het vergunde kansspel – nadrukkelijk een handeling verricht, zoals het (virtueel) indrukken van een daartoe bestemde knop of het plaatsen van een nieuwe inzet.
Onderdeel c
Bij deelname aan casinospelen tegen de vergunninghouder kan het voorkomen dat de speler keuzes moet of kan maken die van invloed zijn op het spelverloop. Dit doet zich bijvoorbeeld voor bij blackjack bij het splitsen van kaarten of het trekken van nieuwe kaarten. De vergunninghouder dient uit het oogpunt van consumentenbescherming maatregelen te treffen om te waarborgen dat de spelers een dergelijke keuze goed geïnformeerd maken. Dit houdt in dat het voor de speler helder moet zijn welke keuze voorligt en hoe hij deze keuze kan maken. De vergunninghouder dient de speler ook voldoende tijd te bieden om een dergelijke keuze te maken.
Het uitgangspunt is dat de invoer van een keuze direct het gevolg is van een handeling van de speler. Als een speler geen gebruik maakt van de geboden gelegenheid, kan het spelsysteem een keuze – overeenkomstig de toepasselijke spelregels – invoeren en vastleggen.
Artikel 3.10. Casinospelen voor spelers onderling
Het kan voorkomen dat een speler gedurende diens deelname aan de vergunde kansspelen geen keuze invoert of kan invoeren ter beïnvloeding van het spelverloop, bijvoorbeeld indien de speler zelf een pauze inlast. Casinospelen waarbij spelers tegen elkaar spelen, zoals poker, kennen daarom een auto-play-functionaliteit, die in plaats van de speler een voor het verdere spelverloop vereiste keuze invoert. Zo wordt voorkomen dat spelers onnodig lang op elkaar moeten wachten , of dat een spel niet kan worden afgerond vanwege de afwezigheid of onoplettendheid van één van de deelnemers.
De speler kan de auto-play-functionaliteit ook zelf inschakelen, bijvoorbeeld omdat hij een pauze wenst te nemen zonder dat hij zich uit het spel terugtrekt. Het spelsysteem mag de auto-play-functionaliteit slechts automatisch inschakelen nadat de speler voldoende tijd heeft gekregen om zelf een keuze in te voeren. De auto-play– functionaliteit moet eerlijk zijn en niet bij voorbaat voor de speler overwegend voordelige of nadelige keuzes maken. Dit houdt onder andere in dat geld niet automatisch namens de speler wordt ingezet, tenzij dit – overeenkomstig de aan de speler daarvoor ter beschikking gestelde spelregels – voor de voortgang van het spel strikt noodzakelijk is, zoals de blinds bij poker.
Artikel 3.11. Jackpot
In dit artikel zijn voorschriften opgenomen met betrekking tot jackpots die bij deelname aan bepaalde typen kansspelen kunnen worden gewonnen.
Onderdelen a en b
Een jackpot is een extra prijs die een speler kan winnen naast prijzen op basis van de reguliere uitkeringssystematiek van het kansspel. Hoewel een jackpot kan worden gewonnen door deelname aan een regulier kansspel, staat de jackpot op zichzelf. Dit betekent onder meer dat de jackpot – ongeacht de hoogte – niet mag worden meegewogen in de winkans of uitbetalingspercentage dat voor het onderliggende kansspel aan de speler wordt gecommuniceerd.
Onderdeel c
Uit het oogpunt van consumentenbescherming moet de speler kennis kunnen verkrijgen van de voorwaarden waaronder een jackpot wordt uitgekeerd. De vergunninghouder neemt deze voorwaarden op in spelregels. Ingevolge artikel 4.34, eerste lid, aanhef en onder d, van het Besluit kansspelen op afstand houdt dit in dat
de voorwaarden voor uitkering van een jackpot te vinden moeten zijn via de landingspagina en het beginscherm van de spelersinterface.
Onderdeel d
De uitkering van een jackpot mag niet afwijken van hetgeen ten aanzien daarvan mag worden verwacht bij kennisneming van de voorwaarden. Dit houdt in dat de uitkeringssystematiek van de jackpot gedurende het spel eveneens niet mag worden gewijzigd.
Onderdeel e
Typerend voor een jackpot is dat deze op ieder willekeurig moment kan vallen. De uitkering van de jackpot mag zodoende uitsluitend worden bepaald door een zelfstandige toevalsgenerator die niet afhankelijk is van andere factoren, bijvoorbeeld het verstrijken van een specifieke hoeveelheid tijd of het behalen van een specifiek aantal deelnames. Dit kan spelers anders aanmoedigen om te blijven spelen.
Afdeling 2. Integriteitsbeleid
- 1. Algemeen
Artikel 3.12. De beschrijving van het integriteitsbeleid
De vergunninghouder moet ingevolge artikel 4.5, eerste lid, van het Besluit kansspelen op afstand in zijn organisatie een integriteitsbeleid ontwikkelen, toepassen en onderhouden gericht op het onderkennen en voorkomen van witwassen en financiering van terrorisme, van overtredingen van sanctieregelingen, en van fraude met en misbruik van de vergunde kansspelen. Van de vergunninghouder wordt verlangd dat hij diens integriteitsbeleid schriftelijk vastlegt. Dit is niet uitsluitend van belang voor de eigen organisatie van de vergunninghouder, maar is ook relevant voor het nalevingstoezicht door de kansspelautoriteit.
Onderdeel a
Van de vergunninghouder wordt in het bijzonder verlangd dat hij de – onder zijn verantwoordelijkheid – geïnventariseerde integriteitsrisico’s met betrekking tot diens gehele kansspelaanbod schriftelijk vastlegt voor een goede uitvoering van artikel 4.5, eerste lid, van het Besluit kansspelen op afstand. Zo zal de vergunninghouder bedacht moeten zijn op risico’s van misbruik van de door hem georganiseerde kansspelen voor criminele doeleinden. In het geval van weddenschappen gaat het in ieder geval om risico’s op fraude en manipulatie van de wedstrijden (matchfixing) waarop de vergunninghouder deze weddenschappen aanbiedt.
Onderdelen b en c
Voorts benoemt de vergunninghouder in het door hem schriftelijk vastgelegde integriteitsbeleid de maatregelen die hij treft ter voorkoming dan wel beheersing van de geïnventariseerde integriteitsrisico’s en de wijze waarop hij invulling geeft aan deze maatregelen. Hierbij kan worden gedacht aan het maximeren van inzetten bij sportweddenschappen. Financiële transacties kunnen ook duiden op integriteitsrisico’s. De vergunninghouder dient op grond van artikel 16, eerste lid, van de Wwft ongebruikelijke financiële transacties in ieder geval te melden bij de Financiële inlichtingen eenheid.
Artikel 3.13. [ gereserveerd ]
Artikel 3.14. De inventarisatie, analyse en evaluatie van integriteitsrisico’s Artikel 4.5, eerste lid, van het Besluit kansspelen op afstand verplicht de vergunninghouder tot het ontwikkelen, toepassen en onderhouden van een integriteitsbeleid dat gericht is op het onderkennen en voorkomen van witwassen en financiering van terrorisme, overtreding van sanctieregelingen en fraude met en misbruik van de vergunde kansspelen. Het tweede lid van voornoemd artikel schrijft voor dat de vergunninghouder beschikt over een actuele en systematische inventarisatie, analyse en evaluatie van de integriteitsrisico’s. Het onderhavige artikel schrijft voor dat de vergunninghouder daarbij in ieder geval gehouden is om een niet- limitatieve variëteit aan informatie en informatiebronnen te betrekken.
Onderdeel a
Van de vergunninghouder wordt vereist dat hij spelerskenmerken, zoals naam, leeftijd en adres betrekt in diens integriteitsbeleid. Deze kenmerken kunnen signalen opleveren die duiden op integriteitsrisico’s. Zo geldt voor poker dat het risico op collusie (samenspanning) groter is indien spelers op hetzelfde adres zijn ingeschreven en tevens aan dezelfde virtuele pokertafel deelnemen. De naam en eventueel de leeftijd van de speler kunnen bijvoorbeeld een indicatie zijn dat het daarbij gaat om een sporter die weddenschappen afsluit op eigen wedstrijden of andere wedstrijden uit diens competitie. Als de vergunninghouder bij het organiseren van kansspelen gebruik maakt van zogeheten liquiditeit, namelijk het combineren van de eigen spelersbestanden met die van andere aanbieders, kunnen kenmerken van de spelers worden gebruikt om te voorkomen dat spelers via verschillende accounts alsnog tegen zichzelf kunnen spelen.
Onderdeel b
Betalingstransacties en de daarvoor aangewende betaalinstrumenten, geven vaak een duidelijke indicatie van risico’s op witwassen en andere vormen van financiële fraude. Het betreft hier bijvoorbeeld de speler die diens speelrekening aan de hand van veel verschillende betaalinstrumenten crediteert om deze vervolgens vrijwel zonder te spelen debiteert ten behoeve van de aan de speelrekening gekoppelde tegenrekening. Gevallen waarbij de speler diens speelrekening probeert te crediteren met betaalinstrumenten die niet op diens naam staan, kunnen eveneens integriteitsrisico’s behelzen.
Onderdeel c
De geografische locatie waar vandaan de speler zich aanmeldt, kan een integriteitsrisico opleveren. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan spelers die op hun Nederlandse spelersaccount inloggen vanuit het buitenland, in het bijzonder als dit gebeurt vanuit landen waartegen een sanctiemaatregel is genomen. Een ander voorbeeld van een integriteitsrisico is het gelijktijdig of in korte tijd na elkaar vanuit verschillende locaties inloggen of proberen in te loggen op hetzelfde spelersaccount, in het bijzonder als sprake is van een grote fysieke afstand tussen deze locaties. Dit kan een signaal zijn dat iemand onder een andere naam probeert in te loggen, of dat er wordt ingebroken op een spelersaccount. Waar de mogelijkheid van collusie, zoals hiervoor reeds is gemeld, groter is indien spelers zijn ingeschreven op hetzelfde adres, is dit eveneens het geval indien meerdere spelers vanuit dezelfde locatie deelnemen aan hetzelfde kansspel.
Onderdeel d
Risico’s verbonden aan het (speel)gedrag van de speler, dienen eveneens door de vergunninghouder betrokken te worden. Hierbij kan gedacht worden aan ongebruikelijke speelpatronen, zoals spelers die zeer vaak met een vaste tegenspeler (of vaste groep tegenspelers) deelnemen aan kansspelen. Indien een speler bijvoorbeeld veel of veelvuldig geld verliest aan een specifiek andere speler, kan dit een signaal zijn dat duidt op fraude of witwassen. Dit kan onder andere voorkomen bij poker en zogeheten betting exchanges, waarbij spelers sportweddenschappen tegen elkaar afsluiten. In dergelijke gevallen kan het speelgedrag een aanwijzing zijn van misbruik van de vergunde kansspelen.
§ 2. Weddenschappen
Artikel 3.15. Voor weddenschappen vereiste kennis en deskundigheid Op grond van artikel 4.7, eerste lid, van het Besluit kansspelen op afstand is de vergunninghouder gehouden om beleid te ontwikkelen, toe te passen en te onderhouden dat gericht is op het behoud van de integriteit van de wedstrijden waarop hij weddenschappen afsluit of voornemens is af te sluiten. De
vergunninghouder is in dat verband verantwoordelijk voor de mate waarin betrokken personeel risico’s op de manipulatie van wedstrijden en de mogelijke gevolgen hiervan kunnen herkennen. Om gestalte te geven aan deze verantwoordelijkheid wordt van de vergunninghouder vereist dat hij afdoende maatregelen treft om dit te borgen, bijvoorbeeld door zijn personeel relevante trainingen en opleidingen laten volgen.
Indien de vergunninghouder de werkzaamheden wil uitbesteden die samenhangen met het ontwikkelen, toepassen en het onderhouden van beleid ten aanzien van matchfixing, blijft hij ervoor verantwoordelijk dat de personen die dit werk voor hem uitvoeren, over de juiste kennis beschikken.
Artikel 3.16. Van voorafgaande analyse uitgezonderde wedstrijden
Ter uitvoering van artikel 4.8, zesde lid, van het Besluit kansspelen op afstand worden met het onderhavige artikel de wedstrijden die in onderdeel 1 van Bijlage 2 bij deze regeling zijn opgenomen, aangewezen als de wedstrijden waarbij de vergunninghouder geen risico-analyse op matchfixing als bedoeld in artikel 4.8, eerste lid, van het Besluit kansspelen op afstand hoeft uit te voeren voorafgaand aan de organisatie van weddenschappen op deze wedstrijden. Na afstemming met de betreffende Nederlandse sportbonden en de kansspelautoriteit is geoordeeld dat deze wedstrijden in ieder geval voldoende professioneel georganiseerd worden dat het aanbieden van sportweddenschappen op deze wedstrijden in beginsel verantwoord is.
Ondanks dat de vergunninghouder ingevolge dit artikel sportweddenschappen mag aanbieden op de in de Bijlage 2 opgenomen wedstrijden zonder deze vooraf te onderwerpen aan risico-analyse, rust op de vergunninghouder nog steeds de verplichting om de weddenschappen die hij daadwerkelijk organiseert voor, tijdens en na het plaatsvinden van de betrokken wedstrijd te monitoren op opmerkelijke en verdachte gokpatronen. Dit is in overeenstemming met artikel 4.8, derde lid, van het Besluit kansspelen op afstand dat ertoe strekt dat de vergunninghouder vanaf het moment van de organisatie van een weddenschap zorg draagt voor een deugdelijke identificatie, analyse en evaluatie van de risico’s voor de integriteit van de betrokken wedstrijd. Het voorgaande houdt in dat de periode waarover de risico-analyse zich uitstrekt, niet uitsluitend de periode beslaat vanaf aanvang van de betrokken wedstrijd, maar ook betrekking heeft op de periode daaraan voorafgaand, namelijk vanaf het moment waarop de vergunninghouder de weddenschap open stelt.
Artikel 3.17. Van weddenschappen uitgesloten gebeurtenissen
Bepaalde gebeurtenissen lenen zich al bij voorbaat niet voor het afsluiten van weddenschappen, omdat deze gelet op de aard van de weddenschap een risico vormen voor de integriteit van de sport. Het gaat hierbij om negatieve gebeurtenissen en eenvoudig te manipuleren gebeurtenissen. In het eerste en tweede lid van dit artikel wordt nadere duiding aan deze termen gegeven. Ter uitvoering van artikel 4.9, vierde lid, van het Besluit kansspelen op afstand worden met het derde lid de specifieke gebeurtenissen van een aantal sporten opgenomen in onderdeel 2 van Bijlage 2 aangewezen als gebeurtenissen waarop de vergunninghouder in ieder geval geen weddenschappen mag afsluiten.
Eerste lid
In het onderhavige lid wordt nader aangeduid wat het begrip negatieve gebeurtenis, bedoeld in artikel 4.9, tweede lid, onder e, van het Besluit kansspelen op afstand in ieder geval kan omvatten. Het gaat hier niet om een uitputtende opsomming van hetgeen onder negatieve gebeurtenis moet worden verstaan. Het gaat hier in ieder geval om disciplinaire maatregelen die kunnen worden opgelegd door bijvoorbeeld de wedstrijdleiding, de sportbond of de bevoegde anti-dopingautoriteit. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan gele en rode kaarten, tijdstraffen, schorsingen, of uitsluiting vanwege het schenden van het dopingreglement. Daarnaast kan het gaan om negatieve gebeurtenissen in de niet-disciplinaire sfeer, zoals het uitvallen van een wedstrijddeelnemers wegens een blessure.
Tweede lid
Ten aanzien van het begrip eenvoudig te manipuleren gebeurtenis – dat eveneens in artikel 4.9, tweede lid, onder e, van het Besluit kansspelen op afstand wordt gehanteerd – wordt in het onderhavig lid enige nadere invulling gegeven. Het gaat hier in ieder geval om gebeurtenissen die door één wedstrijddeelnemer kunnen worden beïnvloed, zonder dat andere wedstrijddeelnemers daar direct bij betrokken hoeven te zijn. Daarbij gaat het ook om gebeurtenissen die geen overwegende invloed hebben – rechtstreeks dan wel indirect – op het verloop of de einduitslag van de wedstrijd. Als voorbeelden kunnen hier worden aangehaald het veroorzaken van de eerste inworp in het voetbal of het maken van een dubbele fout in het tennis. Bepaalde eindresultaten of tussenresultaten die geen gevolg hebben voor de eindklassering, kunnen tevens aan worden gemerkt als een eenvoudig te manipuleren gebeurtenis, bijvoorbeeld de wielrenner die bewust achter een specifieke tegenstander de eindstreep passeert. Het aanbieden van weddenschappen op dergelijke head-to-head uitslagen is daarom evenmin toegestaan.
Derde lid
Op grond van artikel 4.9, vierde lid, van het Besluit kansspelen op afstand worden – onder verwijzing naar onderdeel 2 van Bijlage 2 bij deze regeling – gebeurtenissen aangewezen waarop de vergunninghouder in ieder geval geen weddenschappen mag afsluiten. Deze gebeurtenissen lopen per sport uiteen, maar betreffen wel een overzichtelijk geheel. Hierdoor hoeft de vergunninghouder ten aanzien van deze gebeurtenissen niet na te gaan of het een gebeurtenis betreft die als eenvoudig te manipuleren of als negatief moet worden beschouwd. Voor zover gebeurtenissen niet zijn benoemd, rust op de vergunninghouder de plicht om een dergelijke analyse wel uit te voeren om vervolgens mede op basis van die analyse te bepalen of hij hierop weddenschappen mag aanbieden. Onderdeel 2 van Bijlage 2 is afgestemd met de
betreffende Nederlandse sportbonden en de kansspelautoriteit. Eventuele wijzigingen in de inhoud van die bijlage zullen eveneens met deze partijen worden afgestemd.
Afdeling 3. Toegang tot de vergunde kansspelen Artikel 3.18. De aanmelding
Eerste lid
Door middel van aanmelding kan een persoon toegang krijgen tot de spelersinterface en doorgaans tevens toegang krijgen tot de georganiseerde kansspelen op afstand. Om fraude en misbruik tegen te gaan moet de vergunninghouder zich ervan kunnen verzekeren dat hij de aanmelding van een persoon alleen toestaat als deze bij hem staat ingeschreven als speler. De persoon die zich probeert aan te melden, dient zich daarom te identificeren aan de hand van een identificator. Ingevolge artikel 4.17, eerste lid, van het Besluit kansspelen op afstand kent de vergunninghouder deze identificator toe aan de speler na voltooiing van diens inschrijving.
De vergunninghouder dient de aanmelding in ieder geval te weigeren op grond van artikel 4.17, derde lid, van het Besluit kansspelen op afstand, indien de speler is ingeschreven in het verslavingsregister. Hierbij wordt opgemerkt dat artikel 4.20 van het Besluit kansspelen op afstand bepaalt dat schorsing van de mogelijkheid tot deelname aan de vergunde kansspelen geen gevolgen heeft voor de toegang van de speler tot gegevens met betrekking tot diens speelrekening. Een schorsing van de speler hoeft zodoende niet altijd in te houden dat de vergunninghouder ook de aanmelding door de speler moet weigeren.
Tweede lid
Dit tweede lid bevat een nadere uitwerking van artikel 4.22, aanhef en onder b, van het Besluit kansspelen op afstand. Dat artikel bepaalt dat de vergunninghouder passende technische en organisatorische maatregelen moet treffen om het gebruik van de unieke identificator van een speler door anderen te voorkomen. In het verlengde van deze verplichting moet de vergunninghouder erin voorzien dat de identificator niet zonder tussenkomst van de speler kan worden ingevoerd. Dit betekent dat de vergunninghouder zijn spelsysteem zo inricht dat de identificator niet in een aanmeldings-app of bij het gebruiken van cookies bewaard kan blijven en derden deze vervolgens – zonder betrokkenheid van de speler – kunnen invoeren. Dit zou er anders toe kunnen leiden dat kwaadwillenden eenvoudig toegang kunnen verkrijgen tot de spelersaccount van de speler. Daarnaast zou het bijvoorbeeld makkelijker worden voor minderjarigen om zich op de spelersaccount van hun ouders aan te melden en aan kansspelen deel te nemen, terwijl deze groep juist moet worden geweerd.
Het is tevens niet de bedoeling dat automatisch inloggen mogelijk wordt gemaakt. De speler moet – evenals bij het aanvangen van deelname aan een kansspel – bewust de keuze maken om zich aan te melden. De speler blijft voorts zelf verantwoordelijk voor het gebruik van diens unieke identificator, waaronder zo nodig de geheimhouding daarvan. Artikel 4.14 van het Besluit kansspelen op afstand refereert aan deze verantwoordelijkheid door te stellen dat de vergunninghouder een speler slechts mag inschrijven, indien deze onder meer verklaart zorgvuldig om te gaan met de unieke identificator.
Derde lid
Het kan niet worden uitgesloten dat de maatregelen die de vergunninghouder treft om te voorkomen dat de unieke identificator door een andere persoon wordt gebruikt dan de speler die deze identificator is toegekend, en andere maatregelen die ertoe dienen om te voorkomen dat een andere persoon zich aanmeldt met het spelersaccount van de speler, bijvoorbeeld door te werken met een controlebericht via de mail of telefoon, worden omzeild. De vergunninghouder moet hier bedacht op zijn, bijvoorbeeld in het geval dat vanuit een andere computer of telefoon dan gebruikelijk wordt aangemeld, het wachtwoord van de speler wordt veranderd of meerdere pogingen worden ondernomen om met een foutief wachtwoord aan te melden. De vergunninghouder moet hier op passende wijze mee omgaan en de speler zo spoedig mogelijk hierover informeren. Zo nodig kan de vergunninghouder de aanmelding – tijdelijk – blokkeren.
Artikel 3.19. Van deelname uit te sluiten personen
Ter voorkoming van fraude en misbruik van vergunde kansspelen mogen bepaalde groepen personen niet deelnemen aan de kansspelen die de vergunninghouder organiseert. Dit artikel somt de groepen personen op die de vergunninghouder gelet op hun taken, bevoegdheden of andere – met name aan criminele activiteiten gerelateerde – achtergrond zo veel mogelijk moet uitsluiten van deelname aan de vergunde kansspelen.
Op grond van artikel 4.7, derde lid, aanhef en onder c, van het Besluit kansspelen op afstand moet de vergunninghouder in ieder geval maatregelen treffen om de deelname aan een door hem georganiseerde weddenschap te voorkomen van personen die betrokken zijn bij de wedstrijd waarop die weddenschap betrekking heeft of betrokken zijn bij de organisatie van die weddenschap. Aan de hand van zijn integriteitsbeleid maakt de vergunninghouder bij iedere wedstrijd een afweging welke personen precies onder deze groep moeten vallen. Het gaat hier bijvoorbeeld om sponsors, (mede)eigenaren van de betreffende club, bestuursleden van de overkoepelende organisatie, spelers, trainers, de staf van een team en scheidsrechters. Het gaat in ieder geval om personen waarvan redelijkerwijs verwacht kan worden dat zij invloed kunnen uitoefenen op de uitkomst van de specifieke wedstrijd of gedeelten daarvan.
Onderdeel a
Alle personen die voor de vergunninghouder betrokken zijn bij de organisatie van kansspelen mogen niet aan deze kansspelen deelnemen. Onderdeel a benoemt hierbij specifiek personen als bedoeld in artikel 4.6 van het Besluit kansspelen op afstand, namelijk personen die de vergunninghouder wil benoemen of heeft benoemd in een functie die zijn beleid bepalen of mede bepalen, leidinggevenden, personen op sleutelposities en van personen die bij het organiseren van de vergunde kansspelen met deelnemers aan de vergunde kansspelen in aanraking komen. Onder de personen op sleutelposities vallen bijvoorbeeld personen die betrokken zijn bij het opstellen van de quoteringen bij sportweddenschappen en weddenschappen op uitslagen van paardenrennen en harddraverijen. Deze personen beschikken over veel voorkennis en kunnen hierdoor in staat zijn om de quoteringen in hun eigen voordeel te beïnvloeden.
Onderdelen b en c
Om fraude en witwassen te voorkomen en om te voorkomen dat in strijd met de Sanctiewet 1977 en EU-sanctieregelingen gelden kunnen worden uitgekeerd aan personen die onder een (VN-, EU- of Nederlandse) sanctieregeling vallen, moet de vergunninghouder spelers uitsluiten van deelname, indien screening tegen voornoemde sanctieregelingen hiertoe noopt. Deze verplichtingen gelden ook indien de
vergunninghouder kansspelen in Nederland organiseert waarbij spelers het tevens kunnen opnemen tegen spelers uit het buitenland, zelfs als deze spelers deelnemen via het account van een andere aanbieder. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn, indien de vergunninghouder gebruik maakt van liquiditeit, oftewel het combineren van de eigen spelersbestanden met die van andere aanbieders.
Artikel 3.20. De duur van onvrijwillige schorsing
De maximale duur van de onvrijwillige schorsing van de mogelijkheid tot aanmelding vanwege de redenen genoemd in artikel 4.18, eerste lid, onder b en c, van het Besluit kansspelen op afstand, bedraagt zes maanden om de vergunninghouder voldoende gelegenheid te bieden om onderzoek te doen om diens vermoedens al dan niet te bevestigen. Dit houdt in dat de termijn waarbinnen de vergunninghouder het onderzoek, bedoeld in artikel 4.19, eerste lid, van voornoemd besluit, moet hebben afgerond eveneens maximaal zes maanden betreft en dat de speler in die periode duidelijkheid moet hebben gekregen over de voortzetting, dan wel beëindiging van de mogelijkheid tot aanmelding.
Indien de speler is geschorst op grond van (vermoedens van) verstrekking van onjuiste of onvolledige gegevens, misbruik van het account, kansspelmanipulaties of andere overtredingen, dan kan de speler gedurende de schorsing geen spelerstegoeden overschrijven naar zijn tegenrekening. Het is daarom van belang dat de duur van de schorsing niet langer duurt dan zes maanden en dat de vergunninghouder binnen die termijn een definitieve beslissing neemt ten aanzien van de inschrijving.
Afdeling 4. Consumentenbescherming
Deze afdeling bevat nadere regels met het oog op consumentenbescherming. Het gaat hierbij onder meer om eisen aan de klantendienst die de vergunninghouder op grond van artikel 4.35 van het Besluit kansspelen op afstand dient te onderhouden.
Daarnaast worden in deze afdeling eisen gesteld met betrekking tot de afhandeling van klachten en de klachtenprocedure waar de vergunninghouder ingevolge artikel
4.36 in dient te voorzien. Tot slot zijn in deze afdeling informatieverplichtingen jegens de speler opgenomen waar de vergunninghouder aan moet voldoen.
Paragraaf 1. De klantendienst en de afhandeling van klachten
Ter uitvoering van artikel 4.39 van het Besluit kansspelen op afstand worden in deze paragraaf nadere regels gesteld met betrekking tot de klantendienst van de vergunninghouder en de afhandeling van klachten.
Artikel 3.21. De klantendienst
Op grond van artikel 4.35 van het Besluit kansspelen op afstand onderhoudt de vergunninghouder een klantendienst die 24 uur per dag elektronisch en ten minste 12 uur per dag telefonisch beschikbaar moet zijn. In dit artikel worden nadere eisen gesteld met betrekking tot deze klantendienst van de vergunninghouder.
Eerste lid
De klantendienst helpt de consument om kosteloos informatie te ontvangen over de door de vergunninghouder georganiseerde kansspelen. Hierbij kan worden gedacht aan informatie over de in- of uitschrijving als speler, hoe de speelrekening kan worden gecrediteerd of gedebiteerd, informatie over technische storingen of problemen met aanmelden, en informatie in het kader van verslavingspreventie en toeleiding naar
verslavingszorg. Dit omvat verder niet alleen informatie die de vergunninghouder ingevolge artikel 4.34, eerste lid, van het Besluit kansspelen op afstand reeds op voorhand beschikbaar moet stellen op de landingspagina van de vergunde kansspelen of op het beginscherm van de spelersinterface, maar ook informatie als bedoeld in artikel 8 BWRVK in relatie tot verslavingspreventie en verslavingspreventieve voorzieningen.
Tweede lid Onderdeel a
Het moet voor de consument te allen tijde duidelijk zijn met wie hij communiceert.
Ook in gevallen waarin de vergunninghouder ervoor kiest om de taken van de klantendienst uit te besteden, dient de desbetreffende klantendienst duidelijk te maken namens welke vergunninghouder hij communiceert. Het is immers niet onvoorstelbaar dat deze dienst – wellicht gelet op diens specifieke expertise – ook werkzaam is voor andere vergunninghouders. Dit is in lijn met het gestelde in artikel 4.3, tweede lid, aanhef en onder c, van het Besluit kansspelen op afstand gelet op het borgen van de herkenbaarheid van de vergunninghouder.
Onderdeel b
Uit artikel 4.36 van het Besluit kansspelen op afstand volgt dat de vergunninghouder moet voorzien in een transparante, eenvoudige en gratis procedure voor de behandeling van klachten van spelers. De klantendienst van de vergunninghouder moet, als contactpunt van de speler, in ieder geval in staat zijn om dergelijke klachten te ontvangen en te registreren. Dit houdt niet in dat uitsluitend de klantendienst van de vergunninghouder klachten zou mogen ontvangen en registreren. Zo kan de vergunninghouder ook voorzieningen kunnen treffen dat dit – naast de klantendienst – tevens elders binnen de organisatie plaatsvindt.
Onderdeel c
Ingevolge artikel 12, eerste lid, aanhef en onder a, van het BWRVK rust op de vergunninghouder de plicht om deze signalen die duiden op risicovol of problematisch speelgedrag te registreren gelet op diens zorgplicht om onmatige deelname aan kansspelen of kansspelverslaving zo veel mogelijk te voorkomen. Gelet op de contacten met spelers zal de klantendienst deze signalen ook kunnen opvangen. Dit onderdeel strekt er toe dat de vergunninghouder borgt dat dergelijke signalen in ieder geval door de klantendienst worden herkend, geregistreerd en geanalyseerd. Deze analyse betreft het onderzoek, bedoeld in artikel 31n, tweede lid, van de Wok, en moet ingevolge artikel 14 van het BWRVK gericht zijn op de vroegtijdige onderkenning van signalen die kunnen duiden op onmatige deelname of risico’s op kansspelverslaving.
Onderdeel d
De klantendienst moet niet alleen in staat zijn om interne en externe signalen die duiden op risicovol of problematisch speelgedrag te herkennen, te registreren en te analyseren. De vergunninghouder dient tevens te borgen dat de klantendienst uitvoering kan geven aan artikel 16, eerste lid, van het BWRVK, en passende interventiemaatregelen kan treffen om onmatige deelname en kansspelverslaving zo veel mogelijk te voorkomen.
Artikel 3.22. De registratie van klachten
De vergunninghouder heeft 72 uur de gelegenheid om klachten en informatie over de afhandeling van klachten te registreren. Deze termijn geeft de vergunninghouder voldoende tijd om deze registratie te voltooien, voor zover deze bij de ontvangst van de klacht niet reeds kan worden voltooid, bijvoorbeeld omdat deze nog van enige opmerkingen moet worden voorzien. De gegevens die de vergunninghouder op grond van dit artikel moet registreren vormen de basis voor de algemene rapportageplicht over de behandeling van klachten ingevolge artikel 4.18 van deze regeling. Naast gegevens over klachten die hij uiteindelijk in behandeling heeft genomen, moet de vergunninghouder ook gegevens registreren over de klachten die hij op grond van artikel 3.23, tweede lid, niet in behandeling neemt.
Artikel 3.23. De behandeling van klachten
In het onderhavige artikel zijn een aantal eisen opgenomen met betrekking tot de behandeling van klachten die de vergunninghouder ontvangt.
Eerste lid
De vergunninghouder heeft maximaal 72 uur de tijd om de ontvangst van klachten te bevestigen. Daarbij moet de vergunninghouder duidelijk vermelden welke persoon de klacht in behandeling heeft genomen, alsook diens contactgegevens. Voor de duidelijkheid vermeldt de vergunninghouder daarbij tevens de termijn waarbinnen hij de klacht uiterlijk moet hebben afgehandeld. Deze termijn is opgenomen in artikel 4.36, tweede lid, onder b, van het Besluit kansspelen op afstand.
Tweede lid
Een klacht die al eerder op behoorlijke wijze is behandeld, hoeft niet opnieuw in behandeling te worden genomen en zodoende nader te worden onderzocht. Van een herhaalde klacht is geen sprake indien nieuwe feiten en omstandigheden worden aangedragen, die een nieuw licht op de klacht werpen. Deze bepaling is facultatief geformuleerd. Zodoende kan de vergunninghouder de klacht wel behandelen, ondanks dat hij op grond van het tweede lid niet hiertoe verplicht is.
Derde lid
Van de vergunninghouder wordt verwacht dat hij snel beoordeelt of een klacht buiten behandeling wordt gesteld. De vergunninghouder moet de klager binnen een week hierover infomeren.
Paragraaf 2. Informatieverplichtingen
Uit het oogpunt van consumentenbescherming is het wenselijk dat informatie wordt geboden over onderwerpen die samenhangen met de deelname aan de vergunde kansspelen, of die zelfs samenhangen met een – bewust en overwogen – door de consument te maken keuze om daaraan deel te nemen.
Artikel 3.24. Informatie over het spelersprofiel
Voor inschrijving van een persoon die wil deelnemen aan kansspelen op afstand is ingevolge artikel 31k, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wok vereist dat deze persoon de door hem beoogde grenzen van diens speelgedrag aangeeft. In artikel 1.1 van het Besluit kansspelen op afstand worden de grenzen van het speelgedrag verkort aangeduid als ‘spelersprofiel’. Die grenzen hebben conform artikel 4.13, tweede lid, van het Besluit kansspelen op afstand in ieder geval betrekking op de maximale aantallen aanmeldingen (per dag, week of maand), de maximale stortingen op de
speelrekening (per dag, week of maand), en het maximale tegoed op de speelrekening.
Met het onderhavige artikel wordt voorgeschreven welke informatie de vergunninghouder in ieder geval verstrekt aan de aspirant-speler, zodat deze persoon de grenzen van diens speelgedrag kan aangeven die passen bij diens situatie. Zo zullen voor professionele spelers hogere bovengrenzen toepasselijk zijn en lagere bovengrenzen voor recreatieve spelers.
Onderdeel a
De vergunninghouder moet de (aspirant-)speler uitleg geven over de werking van het spelersprofiel op het moment dat deze persoon het spelersprofiel wil invullen of wijzigen. Indien een aspirant-speler het spelersprofiel niet of slechts gedeeltelijk invult, moet de vergunninghouder de inschrijving afbreken. Zonder compleet ingevuld spelersprofiel mag de vergunninghouder de speler geen toegang bieden tot diens kansspelaanbod.
Onderdeel b
Bij het invullen van het spelersprofiel geeft de (aspirant-)speler de eigen grenzen aan van zijn speelgedrag. Voor de speler behoort het voldoende inzichtelijk te zijn op welke wijze hij het spelersprofiel zo kan invullen en kan wijzigen om op verantwoorde wijze te kunnen deelnemen aan de kansspelen. Ter ondersteuning hiervan zal de vergunninghouder de speler moeten voorzien van praktische tips die het invullen en wijzigen van het spelersprofiel eenvoudiger maken. Als voorbeeld kan worden genoemd het aanbieden van een uitgavencalculator (expense calculator) waarmee het voor de speler inzichtelijk wordt hoeveel deze van diens inkomen uitgeeft of potentieel zal uitgeven aan kansspelen in relatie tot de aan te geven grenzen.
Onderdeel c
Het spelersprofiel bevat gegevens die herleidbaar zijn naar de persoon van de speler en is daarmee privacygevoelig. De aspirant-speler dient zich hiervan bewust te zijn voordat het spelersprofiel wordt vastgesteld en in gebruik wordt genomen. De vergunninghouder dient de aspirant-speler hierover voldoende informatie te bieden door in ieder geval aan te geven welke gegevens uit het spelersprofiel – door de vergunninghouder of eventueel door derden – worden verwerkt en met welk doel.
Artikel 3.25. Informatie over de vergunde kansspelen
Op grond van artikel 4.34 van het Besluit kansspelen op afstand dient de vergunninghouder uit het oogpunt van consumentenbescherming in ieder geval op de landingspagina en het beginscherm van de gebruikersinterface informatie beschikbaar te stellen aan de speler. In onderhavig artikel worden enkele details van de te verstrekken informatie nader geregeld, alsook welke informatie de vergunninghouder tevens aan de speler dient te verstrekken. In aanvulling op de in dit artikel genoemde onderwerpen kan de kansspelautoriteit bepalen dat de vergunninghouder meer of gedetailleerdere informatie moet verstrekken ter voldoening van de voorschriften opgenomen in artikel 4.34 van het voornoemde besluit.
Onderdeel a
Voor de speler moet op voorhand duidelijk zijn welke uitkomsten een kansspel kan hebben en welke prijzen aan deze uitkomsten verbonden zijn. In het geval van roulette kan worden gedacht aan de uitbetalingsratio’s die gekoppeld zijn aan bepaalde
inzetmogelijkheden. Bij virtuele speelautomaten gaat het om de symbolen of combinatie van symbolen die al dan niet een prijs opleveren. Het moet voor de speler volstrekt duidelijk zijn wanneer hij heeft gewonnen en wanneer niet.
Onderdelen b en c
De vergunninghouder behoort de speler te voorzien van instructies hoe de kansspelen werken en hoe deze dienen te worden gespeeld. Tevens dient de vergunninghouder voldoende duidelijk te maken in welke gevallen de speler invloed kan uitoefenen op het verloop van het kansspel. Daarbij wordt van de vergunninghouder verlangd dat hij de speler informatie biedt over de speelmogelijkheden, speeltijd, speelfrequentie, speelmiddelen en (vereiste) inzet. Bij blackjack kan de speler bijvoorbeeld de keuze krijgen om te splitsen of te dubbelen. Het moet voor de speler duidelijk zijn hoe hij deze keuze moet maken, of dit eventueel tot een verhoogde inzet leidt en hoeveel tijd hij heeft voor het maken van deze keuze.
Artikel 3.26. Informatie over jackpots
Een jackpot is een prijs of premie die de speler complementair bij deelname aan een kansspel kan winnen en die in omvang, winkans en uitbetalingspercentage verschilt van andere prijzen of premies die de speler met dat kansspel kan winnen (artikel 1.1). De vergunninghouder moet de werking van de jackpot inzichtelijk maken voor de speler. Dit betekent dat hij de speler moet informeren over de actuele hoogte van de jackpot, hoe de speler kans maakt op de jackpot en onder welke voorwaarden deze wordt uitgekeerd. Ook moet de vergunninghouder inzichtelijk maken of de jackpot onderdeel uitmaakt van het uitbetalingspercentage van het betreffende kansspel, bedoeld in artikel 4.34, eerste lid, onder d, van het besluit. Ten aanzien van jackpots gelden voorts de technische en operationele eisen vermeld in artikel 3.10 van deze regeling.
Artikel 3.27. Informatie over weddenschappen
Dit artikel bevat voorschriften ten aanzien van de informatie die de vergunninghouder minimaal dient te verstrekken met betrekking tot de door hem aangeboden weddenschappen.
Eerste lid Onderdeel a
Ondanks het feit dat het niet is toegestaan weddenschappen aan te bieden op
wedstrijden die om uiteenlopende redenen een hoog risico op manipulatie kennen, is het niet uitgesloten dat – al dan niet achteraf – blijkt dat een wedstrijd waarop de vergunninghouder weddenschappen heeft aangeboden blijkt te zijn gemanipuleerd. De vergunninghouder moet de speler informeren op welke wijze hij met deze situatie om gaat.
Onderdeel b
Door middel van zogeheten betting exchanges kan de vergunninghouder spelers faciliteren om weddenschappen tegen elkaar af te sluiten. De vergunninghouder moet toegang bieden tot algemene informatie waarmee inzicht kan worden verkregen op welke wijze spelers aan elkaar gekoppeld worden en hoe de weddenschappen tot stand komen.
Tweede lid
De vergunninghouder moet ingevolge artikel 3.24 van deze regeling de speler voorafgaand aan diens deelname aan een weddenschap informeren over de mogelijke uitkomsten daarvan. In het geval van weddenschappen wordt hier verder concreet voorgeschreven dat de vergunninghouder de speler door middel van quoteringen informeert over de mogelijke uitbetalingen die aan de inleg van de speler zijn gerelateerd.
Afdeling 5. Het spelsysteem
In deze afdeling zijn voorschriften opgenomen met betrekking tot het spelsysteem van de vergunninghouder. Deze voorschriften hebben betrekking op minimumnormen waaraan het spelsysteem moet voldoen en de beoordeling van risiconiveau’s van onderdelen van het spelsysteem.
Artikel 3.28. De minimumnormen ten aanzien van het spelsysteem
Op grond van artikel 4.40 van het Besluit kansspelen op afstand worden ten aanzien van het spelsysteem van de vergunninghouder generieke minimumeisen gesteld die omwille van het overzicht als één geheel zijn opgenomen in Bijlage 3 van deze regeling. Hierbij wordt aangesloten bij de internationaal geaccepteerde en bewezen standaarden NEN-EN-ISO/IEC 9001, NEN-EN-ISO/IEC 27001 en Information Technology Infrastructure Library (ITIL).
Artikel 3.29. Het risiconiveau van onderdelen van het spelsysteem
Eerste lid
Uit artikel 4.41, tweede lid, onder a, van het Besluit kansspelen op afstand volgt dat de vergunninghouder over een volledige en actuele beoordeling van het risiconiveau
dient te beschikken van ieder onderdeel van het spelsysteem. Het risiconiveau geeft de
mate aan waarin een onderdeel of wijzigingen aan een onderdeel impact heeft op het voldoen van het spelsysteem aan de gestelde eisen. In onderhavig lid wordt niet- limitatief opgesomd op welke aspecten de vergunninghouder het risiconiveau van de onderdelen dient te beoordelen. Het gaat hierbij om exclusiviteit, namelijk de vertrouwelijkheid van gegevens. Ook betreft het integriteit oftewel de juistheid, volledigheid en tijdigheid van het functioneren van het spelsysteem en het registreren van gegevens. Een ander controle-aspect is eerlijkheid, oftewel een eerlijk spelverloop. Het aspect veiligheid heeft betrekking op de borging van verslavingspreventie, criminaliteitsbestrijding, consumentenbescherming en privacybescherming. Daarnaast gaat het om de beschikbaarheid van het spelsysteem. Verder is controleerbaarheid, specifiek van betalingstransacties, een controle-aspect waarop het risiconiveau van onderdelen van het spelsysteem moet worden beoordeeld.
Tweede lid
De mate waarin onderscheid tussen het risiconiveau van de verschillende onderdelen van het spelsysteem kan worden gemaakt is afhankelijk van de wijze waarop de verschillende onderdelen van het spelsysteem in termen zijn beschreven. Hoe uitputtend deze beschrijving is, is een keuze van de vergunninghouder. De beoordeling van het risiconiveau moet wel voldoende inzichtelijk zijn voor de kansspelautoriteit en zijn gekeurd door de aangewezen keuringsinstelling. Een standaardlijst met risicovolle onderdelen zal niet op voorhand kunnen worden vastgesteld, omdat ieder spelsysteem uniek is en een unieke opbouw of opzet heeft. Daarom zullen de risicovolle onderdelen van het spelsysteem in beginsel eerst door de vergunninghouder moeten worden bepaald en voorts moeten worden afgestemd met de daartoe deskundige
keuringsinstelling. Wijzigingen van onderdelen van het spelsysteem die op één of meer aspecten worden ‘enigszins risicovol’ tot ‘risicovol’, moeten voorafgaand aan operationalisering van het spelsysteem worden gekeurd. Ingevolge artikel 4.50, tweede lid, van het Besluit kansspelen op afstand kunnen wijzigingen van niet- risicovolle, oftewel niet-kritieke, spelsysteemonderdelen zonder voorafgaande keuring worden doorgevoerd, mits deze onderdelen een eigen keuring hebben doorstaan en deze onderdelen binnen zes maanden alsnog worden onderworpen aan een keuring van een keuringsinstelling.
Derde lid
De vergunninghouder zal bij iedere beoordeling van het risiconiveau van de onderdelen van het spelsysteem de keuringsinstelling moeten inlichten. De keuringsinstelling moet zich immers kunnen vinden in de beoordeling van het risiconiveau door de vergunninghouder.
Afdeling 6. De keuring van het spelsysteem
Deze afdeling bevat voorschriften met betrekking de keuring van het spelsysteem van de vergunninghouder.
Artikel 3.30. De accreditatienormen voor keuringsinstellingen
Ter uitvoering van artikel 4.43, eerste lid, van het Besluit kansspelen op afstand worden in dit artikel normen vastgesteld tegen welke een keuringsinstelling moet zijn geaccrediteerd om aangewezen te kunnen worden als een keuringsinstelling voor het keuren van spelsystemen van vergunninghouders die kansspelen op afstand organiseren. Bij het vaststellen van deze normen wordt onderscheid gemaakt tussen keuringsinstellingen die keuringswerkzaamheden en keuringsinstellingen die certificeringswerkzaamheden verrichten.
De norm NEN-EN-ISO/IEC 17020 omvat algemene criteria voor het functioneren van instellingen die keuringen uitvoeren. Specifieker is de norm NEN-EN-ISO/IEC 17025 die ziet op instellingen die (laboratorium)tests uitvoeren. Voorts specificeert de norm NEN-EN-ISO/IEC 17021 eisen voor instellingen die audits en certificatie van managementsystemen uitvoeren. De norm NEN-EN-ISO/IEC 17065 omvat eisen voor certificerende instellingen die certificaten toekennen aan producten, processen en diensten. Laatstgenoemde norm is daarmee een bredere accreditatienorm dan NEN- EN-ISO/IEC 17021. Om die reden zullen slechts weinig keuringsinstellingen tegen de accreditatienorm NEN-EN-ISO/IEC 17065 zijn geaccrediteerd.
Afhankelijk van het betreffende onderdeel van het spelsysteem is keuring of certificering noodzakelijk. Daarvoor kunnen keuringsinstellingen met verschillende accreditaties worden ingezet. Het spreekt voor zich dat de accreditatie van de keuringsinstellingen moet aansluiten bij de werkzaamheden die hij voor de vergunninghouder verricht. Zo kan een keuringsinstelling die enkel is geaccrediteerd voor het verrichten van keuringen, geen certificeringswerkzaamheden uitvoeren.
De normen die in dit artikel worden benoemd, betreffen minimum accreditatienormen. De betrokken keuringsinstellingen mogen zelf aanvullende, strengere eisen hanteren, voor zover deze niet strijdig zijn met deze normen.
Artikel 3.31. De eigen keuring van niet-risicovolle spelsysteemonderdelen
Artikel 4.50, eerste lid, van het Besluit kansspelen op afstand schrijft als uitgangspunt voor dat de vergunninghouder een voorgenomen wijziging van enig onderdeel van zijn spelsysteem voorafgaand aan de ingebruikname daarvan laat keuren door een aangewezen keuringsinstelling. Om administratieve en financiële lasten voor de vergunninghouder op dit punt te minimaliseren, is in het tweede lid van voornoemd artikel voorzien dat een voorafgaande keuring door een aangewezen keuringsinstelling achterwege kan blijven voor zover de voorgenomen wijziging ziet op een niet-risicovol, oftewel niet-kritiek, onderdeel van het spelsysteem. Het gaat daarbij om onderdelen die bij wijziging nauwelijks risico’s oplevert voor de verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van de vergunde kansspelen. Met betrekking tot de beoordeling van het risiconiveau van spelsysteemonderdelen bevat artikel 3.29 van deze regeling nadere voorschriften.
De tweede volzin van artikel 4.50, tweede lid, van het Besluit kansspelen op afstand draagt de vergunninghouder op om de wijziging van niet-risicovolle onderdelen van het spelsysteem onverwijld te onderwerpen aan een eigen keuring in de gevallen waarin hij afziet van een voorafgaande keuring daarvan. De vergunninghouder moet afdoende maatregelen treffen ter borging van de onafhankelijkheid en de professionaliteit waarmee deze eigen keuring moet worden uitgevoerd. Dit stelt de aangewezen keuringsinstelling van de vergunninghouder tevens in staat om – achteraf
– te controleren dat de onafhankelijke interne afdeling van diezelfde vergunninghouder de eigen keuring vaktechnisch adequaat heeft uitgevoerd. Nadat te wijzigen, niet- risicovolle onderdelen van het spelsysteem de eigen keuring hebben doorstaan, kan de vergunninghouder het betreffende onderdeel van het spelsysteem opnieuw in gebruik nemen. Ingevolge artikel 4.50, tweede lid, aanhef en onder b, van het Besluit kansspelen op afstand geldt daarbij wel als aanvullende voorwaarde dat de onderdelen binnen 120 dagen na de eigen keuring alsnog voor keuring worden onderworpen door een aangewezen keuringsinstelling.
Artikel 3.32. De resultaten van een eigen keuring
De keuring van niet-risicovolle spelsysteemonderdelen door middel van een eigen keuring kan worden uitgevoerd door een voldoende onafhankelijke afdeling van de vergunninghouder of door een keuringsinstelling die niet bij ministerieel besluit is aangewezen. Een dergelijke keuring moet echter plaatsvinden onder vaktechnisch toezicht van de aangewezen keuringsinstelling van de vergunninghouder. De aangewezen keuringsinstelling vergewist zich van de objectiviteit en deskundigheid van de afdeling of keuringsinstelling die voor de eigen keuring is ingezet. Tevens vergewist de aangewezen keuringsinstelling zich van de uitvoeringskwaliteit van de keuringswerkzaamheden van die afdeling of die keuringsinstelling, bijvoorbeeld door beoordelingen van (keurings)dossiers, mee te lopen met de interne afdeling of op basis van steekproeven werkzaamheden te herhalen (reperformance). Dergelijke handelingen zijn noodzakelijk voor de aangewezen keuringsinstelling zodat deze bij haar eigen keuringswerkzaamheden kan steunen op de resultaten van de eigen keuring van de vergunninghouder. Dit ontslaat de aangewezen keuringsinstelling niet van de verplichting om nog steeds voldoende eigen waarnemingen te doen in aanvulling op de keuringswerkzaamheden van de interne afdeling.
Artikel 3.33. De resultaten van een keuring door derden
Om onnodige dubbelingen van keuringswerkzaamheden zo veel mogelijk te voorkomen en daarmee de administratieve last van keuringen voor vergunninghouders te beperken, wordt de aangewezen keuringsinstelling van een vergunninghouder
ingevolge artikel 4.52, tweede lid, van het Besluit kansspelen op afstand opgedragen om de resultaten te hergebruiken van eerder – eventueel in het buitenland – uitgevoerde keuringswerkzaamheden ten aanzien van het spelsysteem van de vergunninghouder of onderdelen daarvan. De verantwoordelijkheden van de vergunninghouder en de aangewezen keuringsinstelling blijven evenwel ongewijzigd. De vergunninghouder blijft verantwoordelijk dat zowel onderdelen van het spelsysteem, als het gehele spelsysteem aan de gestelde technische en operationele eisen voldoen. De vergunninghouder blijft tevens verantwoordelijk voor het (tijdig) inschakelen van een geaccrediteerde keuringsinstelling. De aangewezen keuringsinstelling blijft vaktechnisch verantwoordelijk voor het uitvoeren van een adequate keuring van het betreffende (deel)object, waaronder het eventuele hergebruik van resultaten uit eerder door derden verrichte keuringswerkzaamheden, alsook het hergebruik van keuringsresultaten van keuringen die door de vergunninghouder zelf uitvoert.
Een aangewezen keuringsinstelling mag vertrouwen ontlenen aan de keuringsresultaten van een andere (buitenlandse) keuringsinstelling, indien laatstgenoemde instelling geaccrediteerd is overeenkomstig een geharmoniseerde accrediteringsnorm, bijvoorbeeld een norm die is ontwikkeld onder Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PbEU 2008, L 218/30). Het is bij iedere vorm van hergebruik van keuringsresultaten van belang dat de toepasselijkheid en dekking van eerdere keuringswerkzaamheden wordt getoetst met het oog op de gevolgen van wijzigingen van het spelsysteem van de vergunninghouder voor (her)operationalisering op de Nederlandse markt. Deze beoordeling van toepasselijkheid en dekking, alsmede eventuele aanvullende benodigde keuringswerkzaamheden die daaruit voortkomen, behoren tot de vaktechnische verantwoordelijkheid van de aangewezen keuringsinstelling.
Artikel 3.34. De keuringsrapporten van de eigen keuring en derden
Op grond van artikel 4.52, vierde lid, Besluit kansspelen op afstand worden in dit artikel eisen gesteld met betrekking tot de keuringsrapporten van eigen keuringen en derden waarvan de resultaten mogelijk kunnen worden gebruikt door de aangewezen keuringsinstelling. Het keuringsrapport moet in ieder geval voldoende actueel zijn ter zake de te keuren onderdelen. De kansspelautoriteit kan ten aanzien hiervan beleidsregels opstellen of, zo nodig, aanwijzingen geven.
Onderdeel a tot en met c
Uit het rapport moet ondubbelzinnig blijken op welke onderdelen van het spelsysteem de keuring betrekking heeft. De resultaten van die onderdelen worden gepresenteerd en de keuringsinstantie onderbouwt welke bevindingen tot het betreffende resultaat hebben geleid. Indien in (onderdelen van) het spelsysteem tekortkomingen worden geconstateerd, geeft het keuringsrapport aan wat de gevolgen van deze tekortkomingen zijn voor de verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van kansspelen op afstand.
Onderdeel d
Uit de verantwoording van de methoden, technieken en principes die zijn gehanteerd bij de keuring die niet door de aangewezen keuringsinstelling is verricht, moet blijken
dat is gewaarborgd dat de resultaten uit deze keuring reproduceerbaar en betrouwbaar zijn.
Onderdeel e
Het rapport vermeldt ervaring en deskundigheid van de personen die de keuring hebben uitgevoerd. Het rapport hoeft deze personen niet bij naam te noemen. Wel moet het rapport informatie bevatten met betrekking tot het aantal en de samenstelling van personen die aan de keuring hebben gewerkt. De functies en relevante diploma’s van deze personen worden in het rapport tevens vermeld.
Hoofdstuk 4. Toezicht en handhaving Afdeling 1. Registratieverplichtingen
In deze afdeling zijn de registratieverplichtingen van de vergunninghouder nader
geregeld op grond van de artikelen 4.4, vierde lid, 4.5, derde lid, 4.33 en 5.3, zevende lid, van het Besluit kansspelen op afstand. Het gaat hier om de registratie van gegevens in primaire systemen van de vergunninghouder, oftewel de afzonderlijke administratie van de vergunninghouder, bedoeld in artikel 4.4, eerste lid, van het Besluit kansspelen op afstand. In enkele gevallen gaat het tevens om de registratie van aanvullende gegevens in de controledatabank die de vergunninghouder moet onderhouden op grond van artikel 5.3, eerste lid, van het Besluit kansspelen op afstand.
De gegevens die de vergunninghouder op grond van deze afdeling dient te registreren, betreffen een minimale set aan gegevens. De kansspelautoriteit of een andere ter zake bevoegde toezichthouder kan deze gegevens opvragen, indien dit voor het toezicht noodzakelijk wordt geacht. Artikel 4.4, tweede lid, van het Besluit kansspelen op afstand schrijft voor dat de vergunninghouder zijn administratie op zodanige wijze voert dat zijn rechten en verplichten, alsook de rechten van de speler te allen tijde duidelijk blijken. De kansspelautoriteit beoordeelt of de administratie van de vergunninghouder hieraan voldoet en kan hierop uitvoeringsbeleid voeren.
Volledigheidshalve wordt erop gewezen dat in de RWRVK eveneens registratievoorschriften zijn opgenomen. Die registratievoorschriften hebben betrekking op het verslavingspreventiebeleid van de vergunninghouder en de uitvoering daarvan.
Artikel 4.1. De gegevens over de inschrijving van de speler
Afdeling 3 van hoofdstuk 4 van het Besluit kansspelen op afstand bevat voorschriften ten aanzien van de inschrijving van spelers en hun deelname aan kansspelen. Op grond van het onderhavige artikel wordt de vergunninghouder verplicht om hieromtrent informatie te registreren aan de hand waarvan de kansspelautoriteit mede kan beoordelen of de vergunninghouder voldoet aan de gestelde inschrijfverplichtingen, waaronder de inschrijving dan wel weigering tot inschrijving, alsmede schorsing en beëindiging van de inschrijving.
De vergunninghouder is onder andere gehouden om de inschrijving van een persoon te weigeren indien niet voldaan is aan de vereisten van of die inschrijving strijd in strijd zou zijn met artikel 4.11 tot en met 4.14 van het Besluit kansspelen op afstand. De vergunninghouder gaat verder om de redenen vermeld in artikel 4.16, 4.18, eerste lid, en 4.19, tweede lid, van dat besluit over tot schorsing of beëindiging van de
inschrijving. Het is tevens relevant voor de vergunninghouder om vast te stellen en te registreren of verscherpt onderzoek heeft plaatsgevonden naar de persoon van de inschrijver overeenkomstig artikel 8, eerste lid, van de Wwft met het oog op de naleving van daarmee samenhangende aanvullende verplichtingen, alsmede het toezicht daarop.
De kansspelautoriteit kan naar aanleiding van de registratie nadere uitleg eisen van de vergunninghouder met betrekking tot de inschrijving van spelers.
Artikelen 4.2 tot en met 4.4
Het spelverloop moet op basis van de gegevens die de vergunninghouder registreert, kunnen worden gereconstrueerd om na te gaan of het spel eerlijk verloopt en om fraude, witwassen of andere criminele gedragingen te detecteren. Hiervoor moet de vergunninghouder de handelingen van spelers tijdens het spel registreren, alsook een aantal gebeurtenissen tijdens het spel. Zo is niet alleen inzicht in de uitkomst van een spel relevant, maar de feiten die direct hebben geleid tot de uitkomst zijn ook van belang. Het gaat hier bijvoorbeeld om de weergave of omschrijving van welke kaarten de deelnemers hadden. Een kansspel kan uit meerdere speelrondes bestaan, zoals pokertoernooien, maar kan ook uit slechts één speelronde bestaan, zoals de eenmalige deelname aan een virtuele roulettetafel. In beide gevallen heeft de vergunninghouder de verplichting om gegevens te registreren en op te nemen in diens eigen administratie.
De hier bedoelde gegevens zijn niet uitsluitend van belang voor de reconstructie van het spelverloop. Voor zover relevant, behoort de vergunninghouder de gegevens die hij registreert, ook te betrekken in de analyse van het speelgedrag van spelers.
Daarom komen de op grond van de onderhavige artikelen te registreren gegevens deels overeen met de gegevens die de vergunninghouder ingevolge artikel 13 van het BWRVK voor andere doeleinden dient te registreren. De vergunninghouder is voorts niet alleen verplicht om een deel van de gegevens in de onderhavige artikelen in diens eigen administratie op te slaan. Op grond van artikel 5.3, tweede lid, van het Besluit kansspelen op afstand is de vergunninghouder gelet op het toezicht in het kader van de Wet op de kansspelbelasting ook verplicht om een deel van dezelfde informatie op te slaan in de controledatabank, maar dan in gepseudonimiseerde vorm.
Artikel 4.5. De gegevens over spelonderbrekingen
De vergunninghouder moet registreren wat de oorzaak is van iedere spelonderbreking die zich voordoet. Ook dient hij te registreren welke maatregelen hij heeft getroffen naar aanleiding van de onderbreking. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan de wijze waarop is omgegaan met de inleg van diverse spelers, de wijze waarop spelers hierover zijn geïnformeerd, de maatregelen die genomen zijn om de onderbreking te verhelpen en welke maatregelen genomen zijn om nieuwe onderbrekingen zoveel mogelijk te voorkomen.
Artikel 4.6. De gegevens over de werkzaamheden van de vertegenwoordiger Op grond van artikel 4.1 van het Besluit kansspelen op afstand beschikt de vergunninghouder over één of meer vertegenwoordigers die in Nederland werkzaamheden verrichten ten behoeve van een goede uitvoering van de voorgeschreven maatregelen en voorzieningen ter voorkoming van kansspelverslaving. Zij dienen in ieder geval in persoon beschikbaar te zijn voor overleg met de kansspelautoriteit en andere in Nederland werkzame organisaties op het gebied van
verslavingspreventie. De vertegenwoordiger is bevoegd de vergunninghouder buiten rechte te vertegenwoordigen. Over de uitvoering van deze werkzaamheden registreert de vergunninghouder, zodat de vergunninghouder te allen tijde verantwoording kan afleggen over de uitgevoerde werkzaamheden. Tevens kan gecontroleerd worden of de vergunninghouder daadwerkelijk de kennis die de vertegenwoordiger ophaalt uit de overleggen en de afspraken die hij hierover maakt, verwerkt in het verslavingspreventiebeleid en de uitvoering daarvan.
Artikel 4.7. De gegevens over vermoedelijke integriteitsinbreuken
Als de vergunninghouder vermoedt dat er sprake is van een integriteitsinbreuk, registreert hij dit in zijn administratie. Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om verdachte financiële transacties of verdachte handelingen gedurende het kansspel. De vergunninghouder moet met betrekking tot vermoedelijke – zodoende nog ongewisse
- integriteitsinbreuken een aantal zaken registreren. Het gaat hierbij in ieder geval om de datum en het tijdstip van de vaststelling van de vermoedelijke integriteitsinbreuk, de aard van de vermoedelijke integriteitsbreuk, de bij de vermoedelijke integriteitsinbreuk betrokken personen, en de relevante feiten en omstandigheden naar aanleiding waarvan de integriteitsinbreuk is gesignaleerd. Tot slot moet de vergunninghouder registreren of hij naar aanleiding van het vermoeden beslist om nader onderzoek te doen of niet. Indien de vergunninghouder geen nader onderzoek verricht, dient hij te registreren waarom hij tot deze keuze is
Artikel 4.8. De gegevens over integriteitsonderzoeken
Als de vergunninghouder onderzoek doet naar een vermoedelijke integriteitsbreuk, moet hij registreren wat de status of uitkomst van dat onderzoek is. Hiermee wordt het duidelijk of de verdenking van een integriteitsbreuk gegrond is of niet, of dat nader onderzoek noodzakelijk is. Indien de vergunninghouder oordeelt dat de verdenking gegrond is, moet hij registreren welke vervolgstappen zijn ondernomen. Deze vervolgstappen kunnen bijvoorbeeld bestaan uit het – op grond van de Wwft verplicht
- melden van een financiële transactie bij de Financiële inlichtingen eenheid, het deactiveren van een spelersaccount en het schorsen of uitschrijven van een speler. Ingevolge artikel 4.5, tweede lid, aanhef en onder b, van het Besluit kansspelen op afstand moet de hier bedoelde registratie te allen tijde actueel zijn. Zodoende moet de vergunninghouder deze registratie bijhouden en – naargelang er ontwikkelingen zijn – bijwerken.
Artikel 4.9. De gegevens over betrouwbaarheidsbeoordelingen
Op grond van artikel 4.6 van het Besluit kansspelen op afstand moet de vergunninghouder de betrouwbaarheid onderzoeken van de leidinggevenden in zijn organisatie, de personen op sleutelposities en de personen die bij het organiseren van kansspelen in aanraking komen met spelers. De vergunninghouder moet de gegevens van deze personen, alsook de gevolgde procedures voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van deze personen registreren. Hier kan het bijvoorbeeld gaan om een verklaring omtrent gedrag of een equivalent daarvan uit andere jurisdicties dan de Nederlandse. Het is de vergunninghouder niet toegestaan om een persoon op de betreffende functie of positie te werk te stellen, indien hij niet in staat is zich te vergewissen van de betrouwbaarheid van die persoon of indien daaromtrent twijfels bestaan.
Artikel 4.10. De gegevens over de integriteit van de sport en weddenschappen
Op grond van artikel 4.8, derde lid, van het besluit moet de vergunninghouder de door hem georganiseerde sportwedstrijden monitoren op opmerkelijke en verdachte gokpatronen. Als de vergunninghouder naar aanleiding van deze monitoring een risico onderkent met betrekking tot de integriteit van de bij de weddenschap betrokken wedstrijd, dient hij dit te registreren. Daarbij moet worden voorzien in een datum en het tijdstip van registratie, een aanduiding van de betrokken wedstrijd, de onderbouwing van het gedetecteerde risico en de gevolgde procedure na het onderkennen van het risico. Daarbij zal het in ieder geval gaan om een melding aan de Sports Betting Intelligence Unit en een melding aan de betrokken sportbond. De vergunninghouder moet ook alle andere maatregelen registreren, die hij eventueel heeft genomen. Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om het beperken van de inleg of het annuleren van een weddenschap.
Artikel 4.11. De gegevens over meldingen aan de Financiële inlichtingen eenheid
Op grond van de Wwft moet de vergunninghouder in voorkomende gevallen een melding doen bij de Financiële inlichtingen eenheid. Het kan daarbij gaan om een melding op basis van objectieve criteria dan wel op basis van subjectieve criteria. Ten behoeve van het toezicht op naleving van de Wwft door de kansspelautoriteit, moet de aanbieder deze meldingen ook opslaan in de eigen administratie.
Artikel 4.12. De gegevens over betalingstransacties
Eerste lid
De vergunninghouder moet systematisch alle transacties van en naar de speelrekeningen van de bij hem ingeschreven spelers registreren. Dit dient op zodanige wijze te gebeuren dat het spel mede aan de hand van de registratie gereconstrueerd kan worden, tegoeden van de speler op ieder moment aan die speler kunnen worden uitgekeerd en effectief toezicht kan worden uitgeoefend op naleving van de Wok, de Wwft, de Sanctiewet 1977 en de Wet op de kansspelbelasting (artikel
4.32 Besluit koa). De gegevens in de eigen administratie van de vergunninghouder zal ter naleving van onderhavig artikel veelal niet gepseudonimiseerd worden bijgehouden. Tenzij wettelijke verplichtingen daartoe nopen, mag de vergunninghouder deze gegevens evenwel niet – zonder toestemming van de speler – verder verstrekken aan derden.
Onderdelen a tot en met c
Bij iedere mutatie van iedere speelrekening registreert de vergunninghouder het bedrag dat bij die mutatie is gedebiteerd of gecrediteerd, de datum en het tijdstip van de transactie en de identiteit van de speler aan wie de speelrekening toebehoort.
Onderdeel d
De vergunninghouder registreert de aard van iedere transactie van en naar de speelrekening. Dit doet hij aan de hand van duidelijk herkenbare, unieke aanduidingen zoals storting, uitbetaling, speelwinst, speelbonus en andere voldoende herkenbare aanduidingen. Aan de hand van deze aanduidingen moet het mogelijk zijn om het verloop van een spel te reconstrueren.
Onderdelen e tot en met g
Indien bij de transactie een betaalinstrument of –rekening is gebruikt, registreert de vergunninghouder het bijbehorende rekeningnummer of een unieke, herleidbare
andere aanduiding daarvan. Ook registreert de vergunning de aard van het gebruikte betaalinstrument, zoals bijvoorbeeld iDEAL of creditcard.
Tweede lid
De vergunninghouder behoort conform artikel 5.3, tweede lid, onderdeel d, van het Besluit kansspelen op afstand transactiegegevens – naast diens administratie – apart op te nemen in diens controledatabank. Voorts volgt uit dat artikelonderdeel dat de vergunninghouder de gegevens in de controledatabank op zodanige wijze hoort aan te houden dat de gegevens niet direct te herleiden zijn tot de speler, namelijk gepseudonimiseerd.
Artikel 4.13. Het moment van registratie
De gegevens inzake betalingstransacties en spelverloop, alsook de gegevens die van belang zijn voor het onderkennen van integriteitsinbreuken en ongebruikelijke transacties als bedoeld in artikel 4.5, tweede lid, onderdeel b, van het Besluit kansspelen op afstand, dient de vergunninghouder zo veel mogelijk realtime of, indien dat niet mogelijk is, near realtime te registreren. Realtime registreren houdt in dat gegevens onmiddellijk nadat ze zijn gegenereerd, worden geregistreerd. Hiermee wordt het risico op manipulatie en verlies van gegevens beperkt.
Realtime registratie is mogelijk waar het automatisch gegenereerde gegevens betreft en waarvoor de vergunninghouder geen handmatige handeling hoeft verrichten. Real time opnemen van gegevens in de controledatabank is niet altijd mogelijk, omdat gegevens daarvoor vanaf de server waar het spelsysteem van de vergunninghouder op draait naar een aparte server moeten worden verzonden. Het kan voorkomen dat bepaalde gegevens zich niet lenen voor realtime registratie, indien de vergunninghouder deze gegevens enkel handmatig in diens administratie kan verwerken. Dit is bijvoorbeeld het geval indien de vergunninghouder gegevens overeenkomstig het door hem vastgelegde integriteitsbeleid moet registreren, of indien een speler zelf geen aanvullende informatie wil verstrekken. In dergelijke gevallen wordt vereist dat near realtime, oftewel zonder onnodige vertraging, wordt geregistreerd. De kansspelautoriteit kan van de vergunninghouder eisen dat hij nader onderbouwt in welke gevallen en waarom niet realtime wordt geregistreerd.
Artikel 4.14 De termijnen voor het bewaren en aanhouden van gegevens Ingevolge artikel 4.4, vierde lid van het Besluit kansspelen op afstand zijn in dit artikel de bewaartermijnen geregeld ten aanzien van de gegevens die de vergunninghouder zal registreren en in zijn administratie zal aanhouden. Hierbij is rekening gehouden met de verschillende wettelijke verplichtingen en uiteenlopende doeleinden van registratie. Tevens wordt met dit artikel uit overwegingen van privacy aangestuurd op het zo kort mogelijk – oftewel niet langer dan noodzakelijk – bewaren van eenmaal geregistreerde gegevens. Het gaat hierbij om bewaartermijnen met een minimale duur met het oog op de beschikbaarheid van deze gegevens voor de betrokken toezichthouders. Voor zover de vergunninghouder deze gegevens langer wenst te bewaren en dit neerkomt op (voortgezette) verwerking van persoonsgegevens, zal de vergunninghouder dit op een andere – onder de Algemene Verordening Gegevensverwerking toegestane – verwerkingsgrondslag moeten baseren.
Eerste en tweede lid
De gegevens, bedoeld in deze artikelleden, moeten voornamelijk voor het toezicht op de naleving van de Wet op de kansspelen worden bewaard. Voor zover het niet om
gegevens gaat als bedoeld in de hierna volgende leden geldt hiervoor – mede gelet op de bescherming van de privacy van betrokkenen – een bewaartermijn van minimaal drie jaar. Dit geeft de kansspelautoriteit de gelegenheid om gedegen onderzoek uit te voeren, indien de kansspelautoriteit signalen krijgt dat de vergunninghouder zich niet aan de vergunningsvoorschriften houdt. Het gaat hierbij om gegevens voor de reconstructie van het spelverloop, gegevens over het speelgedrag, het uitgevoerde integriteitsbeleid (inclusief de betrouwbaarheidstoets waar de vergunninghouder zijn personeel aan onderwerpt), het verslavingspreventiebeleid van de vergunninghouder, het beleid ter onderkenning en voorkoming van matchfixing, de naleving van de maatregelen in het kader van de consumentenbescherming en over gegevens met betrekking tot reclame- en wervingsactiviteiten.
Naast effectief toezicht op de vergunninghouder is het bewaren van de gegevens met betrekking tot het speelgedrag van individuele spelers van belang om te voorkomen dat een speler zich met het enkele oogmerk van de verwijdering van gegevens met betrekking tot diens risicovolle speelgedrag, uitschrijft en zich direct weer als speler inschrijft. Daarmee zou de speler zich onttrekken aan het interne toezicht van de vergunninghouder op het speelgedrag van die speler. Verder dient de vergunninghouder de reden voor uitschrijving van een speler te registreren, zodat een speler die bijvoorbeeld heeft gefraudeerd, zich niet onmiddellijk weer opnieuw als speler kan inschrijven, omdat gegevens hieromtrent ontbreken. Hoewel het tweede lid dezelfde bewaartermijn kent als het eerste lid, wijkt het daarvan af voor wat betreft het moment waarop deze termijn ingaat ten aanzien van het spelersprofiel en de daarin opgenomen gegevens. Daarbij wordt aangesloten bij het moment van beëindiging van de inschrijving van de speler. De vergunninghouder houdt de hier bedoelde gegevens minimaal drie jaar aan gerekend vanaf dat moment.
Derde lid
Gegevens met betrekking tot de transacties van en naar de spelersrekening dienen conform de Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PbEU 2015, L 141/73), oftewel de Vierde AML-richtlijn, tot vijf jaar na de datum van een incidentele transactie te worden bewaard. In het kader van de Vierde AML-richtlijn dienen ook de documenten die gebruikt zijn voor de identificatie en verificatie van de spelers tot vijf jaar na beëindiging van de inschrijving als speler bewaard te worden. In dit verband wordt tevens gewezen op de bewaarplicht omschreven in artikel 33, derde lid, van de Wwft met betrekking tot cliëntenonderzoeken. De daaruit voortvloeiende bewaarplicht geldt onverminderd bij het gebruik van afschriften van identiteitsdocumenten, ook als daarin het burgerservicenummer van de speler is vermeld.
Vierde lid
De vergunninghouder dient gegevens met betrekking tot de totale inzet van spelers, de totale speelwinst van spelers en het bedrag dat zij eventueel aan de vergunninghouder verschuldigd zijn voor het bieden van de gelegenheid tot deelnamen, minimaal zeven jaar te bewaren gelet op belastingverplichtingen. Deze gegevens heeft de belastingdienst nodig voor het toezicht op naleving van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. De bewaarplicht van minimaal zeven jaar ten
aanzien van deze gegevens gaat voor op de kortere bewaarplicht ten aanzien van de gegevens, bedoeld in de voorgaande leden.
Vijfde lid
De vergunninghouder bewaart de gegevens die in de controledatabank worden aangehouden minimaal een jaar in de controledatabank, zodat de toezichthouder deze op ieder gewenst moment zelf kan inzien zonder tussenkomst van de vergunninghouder. Na deze periode kan de vergunninghouder besluiten om deze gegevens niet langer in de controledatabank aan te houden. Dit houdt evenwel niet in dat de vergunninghouder deze gegevens in het geheel niet langer hoeft te bewaren.
De vergunninghouder moet blijven voldoen aan de termijnen gesteld in de overige leden en wordt hiermee slechts de mogelijkheid geboden om die gegevens in diens eigen administratie aan te houden, bijvoorbeeld uit kostprijsoverwegingen. Zo dit voor effectief toezicht noodzakelijk is, moet de vergunninghouder overeenkomstig artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht gehoor geven aan een verzoek van de desbetreffende toezichthouder om de hier bedoelde gegevens te overleggen.
Afdeling 2. Rapportageverplichtingen
In aanvulling op de gegevens die de vergunninghouder op grond van artikel 5.3 van het Besluit kansspelen op afstand reeds in de controledatabank verplicht is op te slaan, zal de vergunninghouder voor het toezicht op het naleven van de regels in het kader van het voorkomen van fraude, witwassen en overige criminaliteit en uit hoofde van de consumentenbescherming periodiek over andere relevante gegevens moeten rapporteren aan de kansspelautoriteit. Dit is nader uitgewerkt in de onderhavige afdeling.
De vergunninghouder moet met name kwantitatieve gegevens bij wijze van rapportage verstrekken. Voor de vergunninghouder is het eenvoudiger om op een dergelijke wijze te rapporteren dan als hij schriftelijk toelichting moet geven met kwalitatieve uitleg over de uitvoering van voorgeschreven werkzaamheden. Daarnaast zijn kwantitatieve gegevens eenvoudiger te vergelijken en, zo nodig, voor verdere analyse te bewerken door de kansspelautoriteit, waardoor zij ongebruikelijke patronen kan herkennen. Dit kan vervolgens aanleiding geven om nader onderzoek te doen naar een specifieke vergunninghouder. De kansspelautoriteit kan de vergunninghouder voorts opdragen om verantwoording af te leggen over de eventueel geconstateerde discrepanties.
Artikel 4.15. Informatie over inschrijvingen van spelers
Ten aanzien van de inschrijving, de weigering daarvan, de verificatie van de identiteit, de schorsing en de beëindiging van de inschrijving van spelers gelden verscheidene verplichtingen voor de vergunninghouder. De vergunninghouder dient desgevraagd te allen tijde hierover verantwoording af te kunnen leggen aan de kansspelautoriteit en een overzichtelijke administratie bij te houden van ter zake doende gegevens, waaronder in ieder geval de gegevens bedoeld in artikel 4.1 van deze regeling.
Daarnaast heeft de vergunninghouder op grond van het onderhavige artikel de verplichting om periodiek rapportage uit te brengen aan de kansspelautoriteit met kwantitatieve informatie over de inschrijving van spelers en hieraan gerelateerde onderwerpen.
Aan de hand van de gerapporteerde aantallen kan de kansspelautoriteit onregelmatigheden in kaart brengen. Zo kan het de kansspelautoriteit bijvoorbeeld opvallen dat een vergunninghouder met reeds veel ingeschreven spelers, relatief
weinig spelers heeft geweigerd wegens een redelijk vermoeden dat diens deelname aan de vergunde kansspelen zal worden gebruikt voor witwassen, financiering van terrorisme, overtreding van sanctieregelingen dan wel fraude met of misbruik van de vergunde kansspelen (artikel 5.12 van het Besluit kansspelen op afstand). Dit geeft de kansspelautoriteit de gelegenheid om hier nadere informatie over op te vragen of om te verzoeken mee te kijken bij de vergunninghouder hoe hij een dergelijke controle uitvoert. Uit de rapportage kan mogelijk ook worden opgemaakt dat spelers het zelden wordt geweigerd om de inschrijving te voltooien om de reden dat de identiteit niet kan worden geverifieerd, wat erop kan duiden dat de verificatieprocedure van de vergunninghouder onvoldoende betrouwbaar is. Op basis van dergelijke informatie kan de kansspelautoriteit bijvoorbeeld besluiten om een mystery guest in te zetten.
Artikel 4.16. Informatie over het integriteitsbeleid
Ingevolge artikel 3.11 van deze regeling is de vergunninghouder zijn integriteitsbeleid schriftelijk vast te leggen, opdat hij dit beleid bijvoorbeeld kan overleggen bij de vergunningaanvraag en dit beleid inzichtelijk is voor zijn personeel. De vergunninghouder dient op grond van afdeling 2 van hoofdstuk 3 van deze regeling gegevens te registreren met betrekking tot de uitvoering van zijn integriteitsbeleid.
Deze gegevens vormen de basis voor de totaal aantallen waarover de vergunninghouder op grond van het onderhavige artikel moet rapporteren. Dit kan de kansspelautoriteit helpen bij het maken van vergelijkingen en het detecteren van onregelmatigheden. Op basis hiervan kan de kansspelautoriteit nader onderzoek doen naar de uitvoering van het integriteitsbeleid.
De gegevens die de vergunninghouder op grond van de onderhavige artikelen dient te overleggen, hebben betrekking op vermoedelijke integriteitsinbreuken, de uitkomsten van integriteitsonderzoeken, schorsingen van deelname aan de kansspelen wegens integriteitsschendingen, alsook de integriteitsrisico’s en meldingen bij weddenschappen (matchfixing). Aan de hand van deze aantallen kan de kansspelautoriteit de betreffende vergunninghouder vergelijken met vergunninghouders die vergelijkbare kansspelen organiseren en de door hen gerapporteerde aantallen.
De aantallen kunnen naast indicaties voor nadere toezichthandelingen ook leiden tot best practises. Indien uit de rapportage blijkt dat een vergunninghouder bijvoorbeeld relatief vaak integriteitsschendingen constateert, kan de kansspelautoriteit in gesprek gaan met de vergunninghouder over de methode die gehanteerd wordt om risico’s te signaleren en hoe het onderzoek naar de integriteitsschending nader is ingericht.
Artikel 4.17. Informatie over betalingstransacties
Ten aanzien van betalingstransacties (crediteringen en debiteringen) zijn in afdeling 4 van hoofdstuk 4 van het Besluit kansspelen op afstand regels gesteld. De vergunninghouder dient de gegevens over alle transacties van en naar de spelersrekeningen dienen ingevolge artikel 5.3, tweede lid, aanhef en onder d, van het Besluit kansspelen op afstand niet alleen in zijn eigen administratie, maar ook in de door hem te onderhouden controledatabank op te slaan. De kansspelautoriteit heeft daarmee ongehinderd toegang tot deze gegevens. Gelet hierop is het niet nodig dat de vergunninghouder hierover tevens apart periodiek rapporteert.
Het onderhavige artikel heeft betrekking op transacties die uiteindelijk niet hebben plaatsgevonden en zijn geweigerd gelet op artikel 4.27, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit kansspelen op afstand. De gegevens die daar betrekking op hebben,
moeten op grond van artikel 4.12 van deze regeling eveneens in de controledatabank worden opgenomen. De vergunninghouder moet de kansspelautoriteit tevens periodiek over de rapporteren over de controle die hij in brede zin moet uitvoeren naar de herkomst van geldmiddelen. De gegevens – waaronder het ontbreken daarvan – kunnen de kansspelautoriteit aanleiding geven om nader onderzoek te verrichten.
Artikel 4.18. Informatie over consumentenbescherming
Ingevolge artikel 4.36 van het Besluit kansspelen op afstand voorziet de vergunninghouder in een transparante, eenvoudige en gratis procedure voor de behandeling van klachten van spelers. In de artikelen 3.20 en 3.21 van de onderhavige regeling zijn nadere regels opgesteld omtrent klachtadministratie en klachtbehandeling. In het onderhavige artikel wordt geregeld dat de vergunninghouder in zijn rapportage met betrekking tot de bescherming van consumenten ten minste het aantal ontvangen klachten vermeldt, het aantal klachten dat hij in behandeling heeft, alsook het aantal klachten dat hij heeft afgehandeld.
Bij zijn rapportage deelt de vergunninghouder voornoemde aantallen in naar onderwerp van de klacht. De klacht kan bijvoorbeeld betrekking hebben op de uitbetaling, het spelsysteem, de technische werking of de aanmeldprocedure. De vergunninghouder vermeldt tevens wat de uitkomst van de afhandeling van de klacht is geweest. De vergunninghouder kan de klacht (gedeeltelijk) gegrond of ongegrond verklaren. Daarnaast kan het voorkomen dat de vergunninghouder heeft besloten om de behandeling van de klacht af te wijzen of de klacht niet in behandeling te nemen.
De kansspelautoriteit verkrijgt aan de hand van de rapportage inzicht in de aard van de klachten. Indien over een bepaald onderwerp veel klachten binnenkomen bij de vergunninghouder kan dit bijvoorbeeld reden zijn voor verscherpt toezicht. Tevens verkrijgt de kansspelautoriteit aan de hand van de rapportage informatie over de termijn van afwikkeling van de klacht. Uit de rapportage kan bijvoorbeeld blijken dat er relatief veel klachten in behandeling zijn of dat de verhouding afgehandelde klachten laag is vergeleken met de nog in behandeling zijnde klachten. De kansspelautoriteit kan de vergunninghouder bij – vermoedelijke – onregelmatigheden verzoeken om meer informatie over de wijze waarop de vergunninghouder klachten – zowel procesmatig, als inhoudelijk – afhandelt.
Artikel 4.19. Frequentie en wijze van rapporteren
Eerste lid
De vergunninghouder moet de betreffende toezichtsrapportages jaarlijks verstrekken aan de kansspelautoriteit. Een dergelijke frequentie van rapporteren is doorgaans afdoende voor de toezichthouder om op die manier een duidelijke indruk te krijgen van de vergunninghouder en zijn organisatie. De kansspelautoriteit kan de vergunninghouder opdragen dat deze de rapportage uiterlijk op een bepaalde datum of in een bepaalde periode aan haar verzendt.
Bij het rapporteren dient de vergunninghouder zich te houden aan regels van de kansspelautoriteit, in ieder geval wat betreft de vorm waarin en de wijze waarop de vergunninghouder rapporteert, bijvoorbeeld aan de hand van een standaardformulier. Een uniforme wijze en vorm van rapporteren kan de kansspelautoriteit helpen bij de uitvoering van haar toezichthoudende taken.
Tweede lid
In het tweede lid wordt bepaald dat de kansspelautoriteit de betreffende individuele vergunninghouders een aanwijzing kan geven om frequenter te rapporteren. De kansspelautoriteit kan bijvoorbeeld hiertoe besluiten in het kader van verscherpt toezicht. Het voorgaande sluit niet uit dat de kansspelautoriteit, indien daartoe aanleiding bestaat, incidenteel rapportages opvraagt bij de vergunninghouder naast de hier bedoelde periodieke rapportages.
Afdeling 3. De controledatabank
Artikel 4.20. De integriteit van gegevens in de controledatabank
Dit artikel regelt de technische en operationele maatregelen die de vergunninghouder moet treffen om de betrouwbaarheid van de gegevens in de controledatabank te waarborgen. De vergunninghouder dient deze gegevens voor toezichtsdoeleinden in de controledatabank aan te houden. Voor de betrokken toezichthouders is het van belang dat zij kunnen uitgaan van de juistheid van deze gegevens.
Onderdeel a
Alle gegevens die worden opgenomen in de controledatabank moeten worden voorzien van de datum en het tijdstip waarop zij in de controledatabank zijn opgenomen. Dit maakt het voor de betrokken toezichthouder inzichtelijk wanneer deze gegevens zijn opgenomen. Tevens kan de toezichthouder hierdoor, indien gewenst, gegevens over een specifiek te onderzoeken periode ophalen. Daarnaast kan het helpen bij het reconstrueren van gebeurtenissen, zoals het spelverloop, waarvoor het essentieel is om over de tijdstip en datum daarvan te beschikken.
Onderdeel b
Het bewerken van gegevens die reeds zijn opgenomen in de controledatabank moet eveneens gebeuren met registratie van tijdstip en datum van bewerking. Dit maakt het voor de toezichthouder inzichtelijk op welk moment welke bewerking heeft plaatsgevonden. Bij de wijziging van gegevens mogen de oorspronkelijke – reeds in de controledatabank opgenomen – gegevens niet worden overschreven, aangezien de toezichthouder in dat geval niet kan nagaan waar de doorgevoerde wijziging betrekking op had, en voorts of de wijziging aanleiding geeft om nader onderzoek te verrichten. Er kan aanleiding bestaan om gegevens te bewerken.
Onderdeel c
Het is van belang dat de gegevens die worden opgenomen in de controledatabank betrouwbaar zijn en intact blijven met het oog op het uit kunnen oefenen van toezichtstaken. De enige uitzondering op dit verbod betreft de afloop van de verplichting om een betrokken gegeven in de controledatabank aan te houden. Dit onderdeel verwijst hiervoor naar artikel 4.14, vijfde lid, van deze regeling, waarin de standaard bewaartermijn is opgenomen met betrekking tot gegevens in de controledatabank. Hierbij moet worden opgemerkt dat een – toegelaten – verwijdering van een gegeven uit de controledatabank niet inhoudt dat de vergunninghouder dit gegeven tevens uit diens administratie mag verwijderen. De overige leden van artikel
- kunnen immers anders
Onderdeel d
Het kan in bepaalde gevallen noodzakelijk zijn dat personen onder de verantwoordelijkheid van de vergunninghouder kwalitatieve rapportages moeten
toevoegen, of onderhoud moeten uitvoeren, of – als foutief beoordeelde – opgenomen gegevens moeten wijzigen, en daarvoor toegang tot de controledatabank moeten hebben. Van de vergunninghouder wordt vereist dat hij afdoende maatregelen treft om ongeautoriseerde toegang tot de controledatabank te voorkomen. Deze toegang is daarmee uitsluitend voorbehouden aan personen die hiervoor door de vergunninghouder zijn geautoriseerd en voor zover dit noodzakelijk is voor de werkzaamheden waarmee deze personen uit hoofde van hun functie zijn belast.
Van de vergunninghouder wordt verlangd dat hij aandacht heeft voor de reikwijdte van de autorisatie van iedere persoon. De te autoriseren persoon mag alleen die bevoegdheden ontvangen – ter zake bijvoorbeeld inzage dan wel toegestane bewerking – die voor diens taakuitoefening benodigd zijn. De uitoefening van bevoegdheden moet daarnaast kunnen worden gecontroleerd. Voor zover dat voor het toezicht benodigd is, moeten handelingen te herleiden zijn naar de personen achter deze handelingen. Aangezien de toezichthouder niet meteen hoeft te beschikken over de identiteit van de persoon, wordt met dit onderdeel voorgeschreven dat de registratie van handelingen op gepseudonimiseerde wijze plaatsvindt.
Onderdeel e
De ambtenaren die met het toezicht over de vergunninghouder zijn belast en die toegang hebben tot de controledatabank, moeten kennis kunnen nemen van gegevens in de controledatabank. De vergunninghouder moet hen daarin faciliteren, maar hij moet tevens maatregelen treffen om te voorkomen dat zij gegevens kunnen toevoegen, wijzigen of verwijderen ter waarborging van de betrouwbaarheid van die gegevens. Het wordt evenwel niet uitgesloten dat toezichtsmedewerkers data uit de controledatabank kopiëren of op een andere wijze overnemen om deze – buiten de controledatabank – te bewerken, bijvoorbeeld ten behoeve van nadere analyse of reconstructie van gebeurtenissen.
Onderdeel f
De toezichthouders die belast zijn met het toezicht op de naleving van de Wwft en de Wet op de kansspelbelasting (Wet KSB) hebben voor de uitoefening van hun taken gegevens nodig, zoals de – indirect te herleiden – identiteit van spelers, crediteringen en debiteringen van speelrekeningen, ingezette bedragen, speelwinsten en deelnamevergoedingen ten gunste van de vergunninghouder. De hier bedoelde toezichthouders houden evenwel geen toezicht op het verslavingspreventiebeleid van de vergunninghouder. Gelet hierop schrijft het onderhavig onderdeel voor dat de vergunninghouder de toegang van deze toezichthouders tot de controledatabank dient te beperken. De kansspelautoriteit heeft voor diens toezicht wel toegang nodig tot alle gegevens die in de controledatabank worden opgenomen.
Artikel 4.21. Afscheiding en fysieke plaatsing van de controledatabank
Op grond van artikel 5.2, eerste lid, van het Besluit kansspelen op afstand is de vergunninghouder gehouden passende technische en organisatorische maatregelen te treffen die de elektronische en fysieke toegang tot de elektronische middelen en de daarin opgeslagen gegevens waarborgen van de krachtens artikel 34 Wok aangewezen toezichthouders van de kansspelautoriteit. Ook de controledatabank moet fysiek toegankelijk zijn voor deze persoon met het oog op een goede uitoefening van hun taken, bijvoorbeeld in het kader van inbeslagneming. De fysieke toegang mag niet belemmerd worden doordat de vergunninghouder de controledatabank in een voor deze medewerkers ontoegankelijke ruimte heeft geplaatst. Zo is het de
vergunninghouder ingevolge dit artikellid niet toegestaan om de controledatabank in een woning te plaatsen, aangezien voor het betreden daarvan op grond van artikel 5:15 van de Algemene wet bestuursrecht toestemming van de bewoner is vereist. Met het onderhavige artikellid is het de vergunninghouder daarom niet toegestaan om de controledatabank in een woning te plaatsen of andere ruimten die niet vrij toegankelijk zijn voor de betrokken toezichtsmedewerkers.
Artikel 4.22. Nader te stellen eisen inzake de controledatabank
Met de verplichting om een controledatabank aan te houden en daarin uiteenlopende gegevens op te nemen, wordt beoogd de toezichthouders te ondersteunen bij de uitoefening van hun toezichtstaken. De gegevens in de controledatabank zijn alleen van waarde voor het toezicht indien zij betrouwbaar kunnen worden geacht, zij op betrouwbare wijze in de controledatabank worden opgenomen en indien de toezichthouder daadwerkelijk toegang heeft tot deze gegevens. In dat kader dient de vergunninghouder te voldoen aan nadere eisen die de kansspelautoriteit – na overleg met de bevoegde ambtenaar van de Belastingdienst – stelt met betrekking tot de controledatabank. Deze nadere eisen zien ten minste op de inrichting van de controledatabank, de beveiliging van de controledatabank, de wijze waarop gegevens in de controledatabank worden opgeslagen, de verbinding die wordt gebruikt voor toegang tot de controledatabank, de afhandeling van storingen, het aanhouden van reservebestanden (back-ups) en de wijze waarop de controledatabank wordt afgescheiden van de overige elektronische middelen van het spelsysteem van de vergunninghouder.
Onderdeel a
De vergunninghouder moet voldoen aan nader – na overleg met de Belastingdienst – te stellen eisen van de kansspelautoriteit met betrekking tot de inrichting van de controledatabank, zodat de betrokken toezichtsambtenaren op uniforme wijze informatie uit kunnen lezen. Het gaat hier bijvoorbeeld om bijzondere (technische) functionaliteiten waarin de controledatabank minimaal moet voorzien.
Onderdeel b
De nader te stellen eisen zullen verder betrekking moeten hebben op de (elektronische en fysieke) beveiliging van de controledatabank, bijvoorbeeld ter voorkoming van diefstal, ongeautoriseerde inzage of bewerking van gegevens, of de fysieke weerbaarheid van de apparatuur of de ruimte waarin de controledatabank wordt geplaatst. Het ligt in de rede dat de kansspelautoriteit met het oog op de beveiliging van gegevens tevens nadere eisen stelt met betrekking tot de – minimaal vereiste – digitale infrastructuur voor de controledatabank.
Onderdeel c
De kansspelautoriteit dient voorts – na overleg met de Belastingdienst – nadere eisen te stellen aan de wijze waarop data in de controledatabank worden opgeslagen.
Daarbij moet in ieder geval worden gedacht aan het format, waarin de vergunninghouder gegevens in de controledatabank opneemt. De nadere eisen kunnen daarnaast zien op de mate waarin de vergunninghouder specifieke gegevens samenvoegt of van duiding voorziet. Dit kan per gegeven, gegevensset of type gegevens verschillen. Hiermee wordt verzekerd dat de verschillende vergunninghouders de relevante gegevens op uniforme wijze aanleveren. Dit maakt het analyseren van gegevens eenvoudiger en dit stelt de betrokken toezichthouder
bijvoorbeeld in staat om meerdere vergunninghouders met elkaar te vergelijken en voorts te beoordelen hoe zij presteren.
Onderdeel d
Toezichthouders moeten toegang hebben tot de controledatabank. De verbinding waarmee de (elektronische) toegang tot stand komt, moet veilig en betrouwbaar zijn. Daarom dienen in ieder geval nadere eisen te worden gesteld aan deze toegang.
Hiermee wordt tevens voorkomen dat vergunninghouders ieder voor zich een andere wijze van toegang kiezen, waarmee de – via de kansspelheffing door te berekenen – kosten voor het toezicht onnodig zouden oplopen.
Onderdeel e
De vergunninghouder moet ook bij of na eventuele technische storingen de verplichtingen omtrent het opnemen van toezichtgegevens in de controledatabank zo goed mogelijk naleven. Met het oog hierop zal de kansspelautoriteit – na overleg met de Belastingdienst – nadere eisen stellen aan de wijze waarop de vergunninghouder moet omgaan met technische storingen en welke maatregelen hij moet treffen om te verzekeren dat gegevens (alsnog) goed opgeslagen worden.
Onderdeel f
Op grond van artikel 4.22, aanhef en onder c, moet de vergunninghouder een actueel en betrouwbaar reservebestand of kopie van alle gegevens in de controledatabank bijhouden buiten de controledatabank. De vergunninghouder zal zich moeten houden aan kwalitatieve of technische eisen van de kansspelautoriteit die hier betrekking op hebben.
Onderdeel g
De controledatabank moet worden afgescheiden van de overige onderdelen van het spelsysteem van de vergunninghouder. De raad van bestuur dient in het verlengde van artikel 4.23 van deze regeling nadere eisen te stellen aan de manier waarop dit gebeurt.
Hoofdstuk 5. Wijziging van andere regelingen
Artikel 5.1. Wijziging Regeling werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen
Onderdelen A, C, F, G en J
De RWRVK voorziet in relatief veel nieuwe bepalingen met betrekking tot verslavingspreventie. Gelet hierop is een nieuwe indeling van die regeling in hoofdstukken wenselijk gebleken. Daarbij zijn de artikelen 4, 5, 6, 7 en 9 vervallen en
de artikelen 8 en 10 vernummerd. Onderdeel B
Artikel 1. Begripsbepalingen
Omwille van de leesbaarheid wordt dit artikel opnieuw vastgesteld. Daarbij worden in verband met de regulering van kansspelen op afstand en ter uitvoering van het gewijzigde BWRVK de begrippen bonus en sponsoring nader gedefinieerd. Dit artikel bevat verder een verkorte aanduiding van de begrippen aanvullende cursus en
basiscursus. De resterende begripsbepalingen verwijzen naar begrippen die zijn ontleend aan de Wok en het BWRVK.
aanvullende cursus en basiscursus
Op grond van artikel 6 van het BWRVK moeten ter zake relevante personen beschikken over kennis en inzicht met betrekking tot kansspelverslaving en verslavingspreventie. De nieuwe artikelen 7 en 8 van de RWRVK schrijft voor dat deze personen cursussen moeten volgen om deze kennis en inzicht te verkrijgen. De basiscursus verslavingspreventie ziet op het verkrijgen van basale kennis over kansspelverslaving en verslavingspreventie. De aanvullende cursus verslavingspreventie ziet niet alleen op het verkrijgen van kennis, maar ook op het toepassen van deze kennis, bijvoorbeeld door te oefenen met het toepassen van interventiemaatregelen bij onmatige deelname aan kansspelen of risico’s op kansspelverslaving.
sponsoring
In artikel 4 van de RWRVK is een verbod opgenomen voor vergunninghouders om individuele sporters voor werving- en reclamedoeleinden in te zetten. De vergunninghouders mogen deze personen hooguit als sponsor, bijvoorbeeld financieel of materieel, bijstaan in ruil voor het vergroten van de naamsbekendheid door bijvoorbeeld de sportshirts of ander sportmateriaal te voorzien van naam- of beeldkenmerken van de vergunninghouder. De definitie van sponsoring is deels gebaseerd op artikel 1 en 2.107 van de Mediawet 2008.
Onderdeel D
Artikel 2. Rapportageverplichtingen
De wijziging van artikel 2, eerste lid, van de RWRVK strekt ertoe dat ook vergunninghouders die kansspelen op afstand mogen aanbieden zich middels rapportage moeten verantwoorden over de door hen ontplooide wervings- en reclameactiviteiten. Voor wat betreft de opzet van het artikel, zijn het eerste en vijfde lid in overeenstemming gebracht met artikel 4.19 van de Regeling kansspelen op afstand.
De wijziging van het onderhavige artikel voorziet tevens in een aanvulling van de rapportageverplichtingen met betrekking tot de verstrekking van bonussen. De bonus is in essentie een middel waarmee de vergunninghouder reclame maakt en spelers werft voor de aan hem vergunde kansspelen. Het kan ook ingezet worden als middel voor klantenbinding. Alle vergunninghouders moeten aan de kansspelautoriteit rapporteren over de inzet van bonussen. Het gebruik van bonussen wordt nader gereguleerd in het nieuwe artikel 6 van de RWRVK.
Op grond van artikel 3a van het BWRVK moet de vergunninghouder die een speelautomatenhal of een speelcasino exploiteert, dan wel kansspelen op afstand aanbiedt, bij zijn reclamebeleid de uitkomsten betrekken van de risicoanalyse die hij ten aanzien van de verslavingsrisico’s van de door hem georganiseerde kansspelen moet uitvoeren. Met behulp van deze analyse, die het verslavingspotentieel van de aangeboden kansspelen in kaart brengt, zorgt hij ervoor dat zijn reclamebeleid past binnen de kaders van het door hem gevoerde verslavingspreventiebeleid. De vergunninghouder rapporteert over de wijze waarop hij voorkomt dat spelers actief worden geworven voor spelen met een hoog risicopotentieel.
Onderdeel E
Artikel 3. Informatieverplichtingen
Het voormalige tweede lid van artikel 3 is vervallen. Dat lid bepaalde dat de vergunninghouder bij elke afzonderlijke wervings- en reclameactiviteit op voor de consument voldoende zichtbare wijze wijst op de risico’s van onmatige deelname aan kansspelen door middel van het plaatsen van een slogan. Die bepaling is overbodig geworden door artikel 4a, derde lid, onder a, van de Wet op de kansspelen, zoals gewijzigd bij het amendement van het lid Mei Li Vos (Kamerstukken II 2015/16, 33 996, nr. 23) dat de vergunninghouders bovendien verplicht om de waarschuwende tekst op te stellen in samenwerking met representatieve en onafhankelijke organisaties die tot doel hebben verslaving aan kansspelen te beperken en te voorkomen.
Onderdeel H
Artikel 4. Verbod op reclame door individuele sporters Eerste lid
Het aanprijzen (promoten) van kansspelen door sporters, beroemdheden, artiesten en
andere personen die populair zijn onder jongeren, is een onwenselijke vorm van reclame. Jongeren mogen op geen enkele wijze worden aangespoord om deel te nemen aan kansspelen en dienen hiervoor te worden gevrijwaard. Het is de vergunninghouder op grond van artikel 2 van het BWRVK bij voorbaat niet toegestaan om diens wervings- en reclameactiviteiten te richten op kwetsbare groepen, zoals minderjarigen, personen die kenmerken van risicovol spelgedrag vertonen, en jongvolwassenen in de leeftijdscategorie tussen 18 en 24 jaar. Laatstgenoemd artikel houdt tevens in dat het de vergunninghouder niet is toegestaan om sporters in te zetten voor wervings- en reclameactiviteiten. Minderjarigen en jongvolwassenen zijn immers vatbaarder voor de uitingen van deze personen.
Tweede lid
Het lid Mei Li Vos heeft middels een motie geopperd om de individuele sponsoring van sporters door gokbedrijven te verbieden (Kamerstukken II 2015/16, 33 996, nr. 58). Een dergelijk verbod zou inhouden dat deze sporters geen sponsoring zouden mogen ontvangen van kansspelaanbieders, bijvoorbeeld in de vorm van shirtsponsoring of de sponsoring van ander sportmateriaal, terwijl zij daarmee geen reclame maken die specifiek gericht is op minderjarigen, jongvolwassenen of andere kwetsbare groepen. Sporters zijn afhankelijk van sponsorgelden. Het zou voor hen disproportionele gevolgen hebben, indien zij niet mogen worden gesponsord door een vergunninghouder. Daarom wordt in lijn met de brief van de regering op moties ten aanzien van het wetsvoorstel kansspelen op afstand (Kamerstukken II 2015/16, 33 996, nr. 72) aan de hand van het tweede lid hiervoor een uitzondering gemaakt.
Artikel 5. Verbod op reclame bij informatie inzake verslavingspreventie
Wervings- reclameactiviteiten mogen niet gericht zijn op kwetsbare groepen, waaronder spelers die problematisch of risicovol speelgedrag vertonen. Vanwege bijvoorbeeld schaamte of ontkenning kan de stap naar hulp groot zijn voor spelers die dit gedrag vertonen. Een eerste stap is het lezen van informatie over het voorkomen van kansspelverslaving, het maken van een zelftest, het bijstellen van de speellimieten
of het bezoeken van een website van een hulpinstantie. Het is niet toegestaan om wervings- en reclameactiviteiten te richten op spelers die van deze informatie of voorzieningen gebruik willen maken. Het is essentieel dat de speler niet wordt afgeleid door kansspelreclame en tevens niet wordt teruggevoerd naar kansspelaanbod of wordt aangespoord om opnieuw deel te nemen. Bij kansspelen op afstand is het tevens van belang dat de speler doordacht en bewust keuzes maakt – dus niet gestoord door reclame – bij het aangeven van de grenzen van zijn speelgedrag. De speler is erbij gebaat als voornoemde zaken plaatsvinden in een zo neutraal mogelijke situatie en daarbij gevrijwaard is van reclame.
De vergunninghouders die kansspelen op afstand aanbieden, maar ook vergunninghouders die speelcasino’s of speelautomatenhallen exploiteren, is het op grond van het onderhavige artikel evenmin toegestaan om bonussen op hetzelfde moment aan te bieden als algemene informatie over kansspelverslaving of voorzieningen om kansspelverslaving te voorkomen. Een bonus wordt immers beschouwd als een middel waarmee de vergunninghouder reclame maakt en spelers werft voor de aan hem vergunde kansspelen.
Artikel 6. Het aanbieden van bonussen
Een bonus maakt onderdeel uit van de wervings- en reclameactiviteiten van een vergunninghouder. Zodoende zijn artikelen 2 en 3 van het BWRVK van toepassing op bonussen. Op grond van artikel 2, eerste lid, van dat besluit mogen reclameactiviteiten, waaronder dus tevens bonussen, niet aanzetten tot onmatige deelname aan kansspelen. Artikel 2, derde lid en vierde lid, van hetzelfde besluit staat aanbieders van speelcasino’s, speelautomatenhallen en kansspelen op afstand verder niet toe om hun wervings- en reclameactiviteiten, waaronder aldus bonussen, te richten op maatschappelijk kwetsbare groepen, zoals minderjarigen en personen die kenmerken van risicovol gedrag vertonen, alsook jongvolwassenen. Conform artikel 3 van het BWRVK is het tevens niet toegestaan dat bonussen de consument te misleiden.
Een bonus kan een sterk wervend karakter hebben, omdat het een speler bijvoorbeeld een extra kans biedt op een prijs (gratis speeltegoed) of omdat het de waarde van een prijs verhoogt. Met bonussen kunnen consumenten effectief worden geleid naar het legale kansspelaanbod. Inherent aan bonussen is het risico dat spelers worden aangezet tot onmatige deelname of dat kwetsbare groepen worden verleid tot deelname aan kansspelen. Daarom worden met dit artikel extra eisen gesteld aan het aanbieden van bonussen.
Eerste lid Onderdeel a
Een speler mag niet overvallen worden door het aanbod van een bonus gedurende
diens deelname aan een kansspel. De speler moet een weloverwegen keuze kunnen maken of hij de bonus wil aanvaarden en hij aan de daaraan verbonden voorwaarden wil voldoen. Het aanbieden van een bonus tijdens de deelname aan een kansspel leidt gemakkelijk tot het aanzetten tot onmatige deelname. De speler mag daarom bijvoorbeeld niet gedurende het kansspel het aanbod krijgen om nog eens in te zetten om kans te kunnen maken op een extra prijs of gratis speeltegoed.
Onderdeel b
Een speler die risicovol speelgedrag vertoont, wordt op grond van artikel 16 van het BWRVK geconfronteerd met een toepasselijke interventiemaatregel. Het gaat in dergelijke gevallen om een kwetsbare speler, die de mogelijkheid moet worden geboden om diens speelgedrag aan te passen zonder door bonussen te worden afgeleid. Gelet hierop mag de vergunninghouder een speler gedurende 60 dagen na een interventie geen bonussen aanbieden en verstrekken.
Tweede lid
Het aanbieden van bonussen mag niet zijn afgestemd op het individuele speelgedrag van een speler. De vergunninghouder beschikt over veel gegevens omtrent het speelgedrag van een speler, waardoor het aanbieden van een bonus zeer specifiek gericht kan worden aan een speler die bepaald speelgedrag vertoont. Met dit verbod wordt beoogd de speler tegen onmatige deelname te beschermen. Een bonus mag bijvoorbeeld niet worden aangeboden op het moment waarop, en om de reden dat de speler kort daarvoor een groot verlies heeft geleden. Ook het aanbieden van een bonus aan een speler op het moment dat hij het spel wil verlaten is niet toegestaan.
De vergunninghouder mag de hoogte van de bonus eveneens niet afstemmen op het speelgedrag van de speler, omdat dit leidt tot het aanzetten tot doorspelen. Dit betekent dat een speler geen hogere bonus aangeboden mag krijgen, omdat hij hogere verliezen heeft geleden, of andersom, dat een speler een lagere bonus aangeboden krijgt als hij lagere verliezen heeft geleden. Een bonus mag wel gekoppeld zijn aan generiek speelgedrag, zoals een bonus die wordt verstrekt aan alle spelers die een bepaald bedrag op hun spelersrekening hebben gestort of een bonus die spelers ontvangen indien zij een prijs hebben gewonnen.
Derde lid
Om misleiding van de speler zo veel mogelijk te voorkomen wordt vereist dat de vergunninghouder het de speler duidelijk maakt wat de bonus inhoudt. De inhoud van een bonus kan een goed of een dienst zijn, zoals extra speeltegoed, een prijs- verdubbelaar of een auto. Voor de speler moet duidelijk zijn wat hij uitgekeerd krijgt als hij de bonus aanvaardt. Ook dient de speler voldoende geïnformeerd te worden over de voorwaarden voor het behalen en verkrijgen van de bonus. Voorwaarden die veel voorkomen zijn bijvoorbeeld dat een bonus ontvangen wordt bij een bepaalde storting op de speelrekening of bij het aanmaken van een spelersaccount. Na aanvaarding van de bonus mogen ook geen wijzingen meer worden aangebracht in de inhoud en of de voorwaarden van de bonus. Dit betekent dat de speler na aanvaarding geen mogelijkheden mogen worden geboden om de waarde van de bonus te laten stijgen als een speler nog meer geld op zijn spelersrekening stort.
Vierde lid
De speler dient op ieder gewenst moment de mogelijkheid te hebben om zich uit te schrijven voor het ontvangen van bonussen. De vergunninghouder mag deze speler daarna op de spelersinterface en daarbuiten, bijvoorbeeld middels een e-mail bericht, geen bonussen meer aanbieden.
Onderdeel I
Gelet op de uitbreiding van verantwoordelijkheden en verplichtingen op het gebied van verslavingspreventie is paragraaf 3 van de RWRVK vervangen door een nieuw hoofdstuk 3. Dit hoofdstuk bevat nieuwe bepalingen ter zake verslavingspreventiecursussen en bewijsstukken voor het behalen van deze cursussen.
Voorts bevat dit hoofdstuk bepalingen die zien op een verder reikende zorgplicht van betrokken vergunninghouders op het gebied verslavingspreventie, zoals verslavingspreventiebeleid, informatieverplichtingen, toezicht en interventie op speelgedrag, registratieverplichtingen, het uitsluitingsregister en de verwerking van persoonsgegevens.
Paragraaf 1. Verslavingspreventiecursussen
De vereiste inhoud van de cursussen voor het verkrijgen van toepasselijke kennis over verslavingspreventie, is geactualiseerd en aangepast naar de meest recente inzichten omtrent een effectief verslavingspreventiebeleid. Thans worden twee typen verslavingspreventiecursussen voorgeschreven. Het gaat daarbij om een algemene cursus voor die personen binnen de organisatie van de vergunninghouder die basiskennis van kansspelverslaving moeten hebben. Voorts gaat het om een aanvullende cursus voor die personen die het verslavingspreventiebeleid van de vergunninghouder moeten uitvoeren en die in de uitvoering van hun werkzaamheden met spelers in contact komen.
Artikel 7. Basiscursus verslavingspreventie Eerste lid
Met het eerste lid van het onderhavige artikel zijn de eisen ten aanzien van de te
volgen verslavingspreventiecursussen uitgebreid en aangescherpt ten opzichte van de hiervoor geldende artikelen 4 en 5 van de RWRVK. Naast de vergunninghouders voor het organiseren van kansspelen in casino’s en speelhallen, worden ook vergunninghouders voor het organiseren van kansspelen op afstand verplicht ter zake relevante personen zowel de basiscursus, als de verdiepingscursus te laten volgen.
Ook vergunninghouders van minder risicovolle kansspelen – met uitzondering van de vergunninghouders bedoeld in het vierde lid – zijn verplicht om ter zake relevante personen de basiscursus te laten volgen. Artikel 6 van het BWRVK, waarmee wordt voorgeschreven dat leidinggevenden en personen op sleutelposities binnen de onderneming van de vergunninghouder over relevante kennis en inzicht beschikken, is immers gericht tot alle kansspelvergunninghouders en daarmee ook tot houders van een vergunning voor het organiseren van minder risicovolle kansspelen zoals loterijen. Kennis en inzicht in de risico’s van kansspelverslaving en de wijze waarop de organisatie haar beleid hieromtrent heeft ingericht, zijn ook bij deze vergunninghouders van groot belang om het risico’s op kansspelverslaving bij de door hen aangeboden kansspelen laag te houden.
De exploitatie van een kansspelvergunning brengt bijzondere maatschappelijke verantwoordelijkheid met zich mee. Het beschermen van spelers tegen kansspelverslaving is een zeer belangrijk onderdeel daarvan. Het is dan ook niet voldoende dat slechts leidinggevenden kennis en inzicht hebben in de risico’s op kansspelverslaving. Dit wordt ook verlangd van de personen op sleutelposities binnen de onderneming van de vergunninghouder. Deze groep personen moet met het verkrijgen van de vereiste kennis en inzicht op verantwoorde wijze om kunnen gaan met kansspelverslaving en verslavingspreventie bij de uitvoering van hun werkzaamheden. Personen op sleutelposities zijn onder meer degenen die belangrijke taken uitvoeren op het gebied van werving en reclame, de financiële controle, het beheer van de spelen, en de betaaltransacties met spelers.
Van leidinggevenden en personen op sleutelposities wordt verwacht dat zij gezien hun invloedrijke positie bij de exploitatie van de vergunning, beschikken over voldoende kennis omtrent kansspelverslaving, voordat zij beginnen met hun werkzaamheden.
Hetzelfde geldt voor personen, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van het BWRVK, oftewel personen die zijn belast met het toelaten van spelers tot de (online-) speelruimte, met het toezicht op spelers en met de uitvoering van het verslavingspreventiebeleid. Dit zijn immers personen die in contact komen met spelers. Aangezien de basiscursus een kenniscursus betreft, kan deze eventueel ook digitaal worden afgenomen.
Het voorgaande houdt in dat reeds bestaande vergunninghouders die speelcasino’s of speelautomatenhallen exploiteren, er zorg voor dienen te dragen dat leidinggevenden, personen op sleutelposities en het overig bedoelde personeel binnen hun onderneming voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze regeling, de – aangescherpte – cursussen hebben afgerond. Op dit punt wordt niet in een overgangsregeling voorzien om de reden dat dit ten koste zou gaan van de bescherming van de speler tegen risico’s op verslaving. Vanaf de inwerkingtreding van deze regeling, die gekoppeld is aan de inwerkingtreding van de Wet kansspelen op afstand en het Besluit kansspelen op afstand, moet uitvoering worden gegeven aan de bij of krachtens die regelingen gestelde voorschriften op het gebied van verslavingspreventie. De betrokken personen kunnen niet zonder de – via de cursussen te verkrijgen – deskundigheid voldoen aan de vereisten die op hen betrekking hebben, bijvoorbeeld met betrekking tot de observatie van het speelgedrag van spelers, de analyse daarvan en eventueel een daarop volgende interventie. Leidinggevenden, personen op sleutelposities en het overig betrokken personeel van nieuwe vergunninghouders, waaronder aanbieders van kansspelen op afstand, moeten de relevante cursussen in ieder geval succesvol hebben afgerond voordat zij als zodanig worden ingezet.
Tweede lid
De inhoud van de te volgen verslavingspreventiecursus is breder dan voorheen, zodat het beter aansluit bij het aangescherpte verslavingspreventiebeleid dat de vergunninghouders dienen uit te voeren. Ten opzichte van de voorheen voorgeschreven inhoud strekken de wijzigingen er onder andere toe dat de personen die een basiscursus volgen, daarbij worden geïnformeerd over het verslavingspreventiebeleid van de vergunninghouder. Zij dienen op de hoogte te zijn van de hiervoor relevante wettelijke verplichtingen en de wijze waarop de vergunninghouder hier uitvoering aan geeft. Daarnaast moeten de risico’s op verslaving van het eigen kansspelaanbod aan bod komen in de basiscursus. Dergelijke informatie is onder andere te ontlenen bij het uitvoeren van risicoanalyses als bedoeld in artikel 7, tweede lid, van het BWRVK. Voorts biedt de basiscursus informatie over de signalen van risicovol of problematisch speelgedrag en hetgeen waaraan deze signalen kunnen worden herkend, de interventies die de vergunninghouder kan aanbieden passend bij risicovol of problematisch speelgedrag dat wordt gesignaleerd, de maatregelen die kunnen worden geboden door verslavingszorg, anonieme hulp of met zelfhulp. De informatie uit de basiscursus moet zijn afgestemd op de laatste wetenschappelijke inzichten en moet toepasselijk zijn voor de functie die de betreffende vervult. Zo zal de informatie voor leidinggevenden en personen op sleutelposities meer gericht kunnen zijn op de doorontwikkeling van het verslavingspreventiebeleid, daar waar het voor personeel dat in contact komt met spelers gericht zal zijn op situaties gerelateerd aan de praktijk.
Derde lid
De personen, bedoeld in dit artikel, dienen in ieder geval iedere drie jaar succesvol een herhalingscursus van de basiscursus te hebben gevolgd om te borgen dat zij beschikken over voldoende en tevens actuele kennis en inzicht omtrent het voorkomen van kansspelverslaving, nieuwe ontwikkelingen op dit gebied en daar uit volgende wijzingen in het verslavingspreventiebeleid. Volledigheidshalve wordt hier opgemerkt dat het de vergunninghouder vrij staat om diens personeel vaker dan iedere drie jaar de relevante verslavingspreventiecursussen te laten herhalen.
Vierde lid
Leidinggevenden en personen als bedoeld artikel 6, vierde lid, van het BWRVK worden overeenkomstig voornoemd artikellid uitgezonderd van cursusverplichtingen. Het gaat hier om houders van een vergunning voor het organiseren van winkelweekacties en kleine kansspelen overeenkomstig titel Ia van de Wok. Voorts gaat het om personeel van houders tot het organiseren van een goede doelenloterij met een prijs die minder waard is dan € 4500 of houders van een slechts eenmaal per jaar verleende en maximaal voor zes maanden geldige vergunning voor het organiseren van een zogeheten incidentele goede doelenloterij. Gezien de niet-risicovolle en incidentele aard van de hier bedoelde kansspelen wordt van deze vergunninghouders niet verwacht dat zij cursussen verstrekken aan hun medewerkers ten behoeve van het voorkomen van kansspelverslaving.
Artikel 8. Aanvullende cursus verslavingspreventie Eerste lid
Houders van een vergunning tot het organiseren van kansspelen in speelcasino’s,
speelautomatenhallen en van kansspelen op afstand moeten een getrapt interventiemodel (artikel 17) toepassen bij spelers die risicovol of problematisch speelgedrag vertonen. Hieraan voorafgaand moet het gedrag van de speler worden gemonitord en geanalyseerd. Hiervoor is niet alleen kennis, maar ook de nodige vaardigheden vereist. Met het eerste lid van het onderhavige artikel worden de hier bedoelde vergunninghouders verplicht om die personen een aanvullende cursus verslavingspreventie te laten volgen en te behalen, die de hiervoor benoemde werkzaamheden daadwerkelijk gaan uitvoeren. Dit houdt in dat de aanvullende cursus gericht is op het aanleren van vaardigheden en moet worden gevolgd door personen die zijn belast met het toelaten van spelers tot de (online-) speelruimte, met het toezicht op spelers of met de uitvoering van het verslavingspreventiebeleid. Dit zijn personen die in contact komen met spelers en die op ieder moment moeten kunnen reageren op een speler die risicovol of problematisch speelgedrag vertoont.
Het onderhavig lid heeft bijvoorbeeld betrekking op preventiemedewerkers die interventies moeten kunnen uitvoeren, personen die de toegangscontrole uitvoeren, maar ook om personen die op een andere wijze in contact komen met spelers, zoals croupiers. Ook hun directe leidinggevende, zoals een vloermanager, zal in voorkomend geval contact met een speler hebben, en moet daarom een aanvullende cursus hebben gevolgd. Andere voorbeelden zijn de medewerkers van de (online) klantendienst of helpdesk van speelcasino’s, speelautomatenhallen of kansspelen op afstand. Deze personen moeten in het contact met de speler eventuele signalen van risicovol of problematisch speelgedrag kunnen signaleren en zij moeten direct in staat zijn om hier adequaat op te reageren.
De vergunninghouder mag gelet op de dwingende en soms acute zorgplicht jegens spelers geen beroep doen op personen die de vereiste cursussen niet hebben behaald en die het aan de nodige kennis ontbreekt. De aanvullende cursus dient daarom – naast de basiscursus, bedoeld in artikel 7 – door genoemde medewerkers met goed gevolg afgerond te zijn voorafgaand aan de uitvoering van hun werkzaamheden.
Tweede lid
De aanvullende cursus is voornamelijk gericht op het aanleren van vaardigheden naast het verkrijgen van verdiepende kennis. De gespreksvaardigheden zijn van cruciaal belang om een speler effectief inzicht te kunnen geven in zijn speelgedrag. Zo zullen de genoemde medewerkers onder meer over kennis en vaardigheden moeten beschikken ten aanzien van een effectieve benadering van jongvolwassenen in de leeftijdscategorie van 18 tot 24 jaar. De belevingswereld van deze groep personen is immers anders dan de belevingsgroep oudere spelers.
Voor een effectieve doorgeleiding naar passende hulp is van belang dat de medewerker leert een motiverende gesprekstechniek toe te passen. Ook kennis over de beschikbare interventiemaatregel en de wijze waarop dit passend bij het geconstateerde speelgedrag kan worden ingezet is van belang. Ten behoeve van het aanleren van de juiste vaardigheden moet de cursus daarom voorzien in de praktische oefening van communicatie en gespreksvaardigheden. Hierbij moet gebruik gemaakt worden van het communicatiemiddel dat de medewerker ook daadwerkelijk zal gebruiken in het contact met de speler. Omdat een persoonlijk onderhoud bij de vergunninghouder van kansspelen op afstand of een gesprek met speler die de contact opneemt met de klantenservice waarschijnlijk plaatsvindt per telefoon, dient in de oefening in ieder geval gebruik gemaakt te worden van dit communicatiemiddel.
Derde lid
De aanvullende verslavingspreventiecursus dient net als de basiscursus verslavingspreventie minimaal iedere drie jaar succesvol te worden herhaald. Bij de aanvullende verslavingspreventiecursus moet daarbij aandacht worden besteed aan de aanpassingen van het verslavingspreventiebeleid van de vergunninghouder. Dit beleid zal immers naar verwachting zijn bijgesteld sinds de laatste keer dat de persoon de cursus heeft gevolgd gelet op wijzigingen in de uitvoeringspraktijk. Bij herhaling van de cursus zal aandacht moeten worden besteed aan gevallen waarbij het verslavingspreventiebeleid van de vergunninghouder is toegepast, zodat de medewerker kan leren van de praktijksituaties waar hij mee te maken heeft gehad of waar hij naar verwachting mee te maken krijgt.
Artikel 9. De kwaliteit van de cursussen
Met dit artikel worden uniforme kwaliteitseisen gesteld ten aanzien van de preventiecursussen voor ter zake relevante personen van kansspelaanbieders en ten aanzien van de kwaliteit en deskundigheid van de trainers die de cursussen leiden. Met deze regels is zo veel mogelijk aangesloten bij de reeds bestaande afspraken die zijn opgesteld door de brancheorganisatie van speelautomaten en GGZ Nederland.
Eerste lid
De preventiecursussen mogen slechts worden ontwikkeld en gegeven door instellingen die zijn toegelaten op grond van de Wet toelating zorginstellingen. Deze instellingen dienen daarnaast te beschikken over actuele expertise op het gebied van verslavingspreventie en aanbod van de behandeling van kansspelverslaving. De cursus
wordt derhalve verstrekt door een instelling die daadwerkelijk zorg aanbiedt, die een onafhankelijk toezichtsorgaan heeft en waar transparantie bestaat over de (financiële) bedrijfsuitvoering. Daarnaast beschikt de instelling over de benodigde kennis en ervaring op het gebied van de preventie van kansspelverslaving.
Tweede lid
Naast de zorginstellingen, bedoeld in het eerste lid, kunnen ook organisaties die over een vergelijkbaar kennisniveau beschikken, maar die geen verslavingszorg aanbieden, verslavingspreventiecursussen aanbieden. Dit zijn bijvoorbeeld kennis- of trainingsinstituten op het gebied van verslavingspreventie. Deze organisaties met expertise op het gebied van het voorkomen van kansspelverslaving mogen de cursussen ook verstrekken, mits dit geschiedt op basis van een samenwerkingsovereenkomst met de eerder genoemde zorginstelling. In een dergelijke overeenkomst moet zijn vastgelegd op welke wijze de erkende instelling die de behandeling van kansspelverslaving aanbiedt en de organisatie die de cursus gaat verzorgen, borgen en bevorderen dat actuele inzichten op het vlak van verslavingspreventie en de behandeling van verslaving zichtbaar worden in de inhoud van de door de betrokken organisatie aangeboden cursussen.
Derde lid
De verdiepingscursus moet worden gegeven door een trainer die over voldoende kennis en vaardigheden beschikt, zodat de training kwalitatief toereikend is om de beoogde leerdoelen te bereiken. Daarom dient de trainer werkzaam te zijn voor de instelling of organisatie die de cursus verstrekt. Daarnaast dient de trainer gespecialiseerd te zijn op het gebied van verslavingspreventie, zodat hij over voldoende kennis beschikt en vragen van deelnemers goed kan beantwoorden. Voor het aanleren van vaardigheden is het daarnaast van belang dat dat de trainer beschikt over didactische vaardigheden.
Vierde lid
De verdiepingscursus cursus moet worden gegeven in de vorm van een groepstraining. Hierin moet sprake zijn van persoonlijk contact tussen de trainer en de deelnemers, zodat de nodige vaardigheden kunnen worden aangeleerd en gesprektechnieken kunnen worden geoefend. De effectiviteit van deze preventiecursus is afhankelijk van de mate waarin de deelnemers daadwerkelijk worden beïnvloed in hun motivatie, houding en gedrag in de uitvoering van het preventiebeleid en in het contact met spelers. Trainingen waarbij sprake is van persoonlijk contact tussen de trainer en de deelnemer en waarbij interactie en uitwisseling van ervaringen plaatsvindt, lenen zich goed voor gedragsbeïnvloeding. Daarnaast is het ervaringsniveau bij de deelnemers van deze specifieke vaardigheden over het algemeen relatief laag. Groepsgerichte trainingen geven meer zicht en invloed op de ontwikkeling van deze vaardigheden.
Ook kan vanuit groepsgerichte trainingen via een nagesprek tussen de trainer en de werkgever een terugkoppeling plaatsvinden inzake motivatie, houding en gedrag van de deelnemer.
Artikel 10. Bewijsstukken
Voorheen bepaalde artikel 6 van de RWRVK dat het certificaat verslavingsproblematiek voor speelautomatencentra van GGZ Nederland en een krachtens de Drank- en horecawet aangewezen bewijsstuk voor hoogdrempelige inrichtingen, werden aangewezen als bewijsstuk voor het afdoende volgen van een verslavingspreventiecursus. Aangezien de zorgplicht jegens spelers en de kennis met
betrekking tot verslavingspreventie voor meerdere vergunninghouders geldt, wordt thans in het onderhavige artikel opnieuw vastgesteld welke afgegeven deelnamebewijzen als bewijsstukken worden geaccepteerd ter vaststelling dat de basiscursus of de aanvullende cursus met goed gevolg is behaald. Het gaat hier om bewijsstukken die zijn afgegeven door of namens de instelling of organisatie die de basiscursus heeft gegeven. Hiermee wordt beoogd om onterechte uitreiking van deelnamebewijzen zo veel mogelijk tegen te gaan. De trainer die de cursus heeft gegeven, kan het bewijsstuk ook ter plekke afgeven bij succesvolle deelname. Het bewijsstuk wordt niet uitgereikt als de deelnemer de leerdoelen uit de cursus in onvoldoende mate heeft behaald.
Paragraaf 2. Het verslavingspreventiebeleid
Artikel 11. De beschrijving van het verslavingspreventiebeleid
Het onderhavige lid schrijft voor welke onderdelen van het verslavingspreventiebeleid de vergunninghouder in ieder geval schriftelijk vast moet leggen en beschrijven. De vergunninghouder overlegt de beschrijving van het verslavingspreventiebeleid reeds bij diens aanvraag voor een kansspelvergunning ter beoordeling door de kansspelautoriteit. Om voor de vergunning in aanmerking te komen zal de betrokken vergunninghouder moeten aantonen in welke mate hij het voorgenomen verslavingspreventiebeleid verwerkt heeft of beoogt te verwerken in zijn bedrijfsprocessen en –protocollen en de uitvoering daarvan binnen zijn organisatie.
Ook na de vergunningverlening dient de beschrijving van de implementatie van het verslavingspreventiebeleid en de wijze waarop dit op effectieve en passende wijze wordt toegepast inzichtelijk te blijven voor de personen die werkzaam zijn bij de vergunninghouder, de spelers en de kansspelautoriteit.
Uit artikel 7 van het BWRVK volgt dat de vergunninghouder ervoor dient te zorgen dat in zijn organisatie in samenwerking met verslavingsdeskundigen en ervaringsdeskundigen een verslavingspreventiebeleid wordt ontwikkeld, toegepast en onderhouden dat aansluit op het Nederlandse stelsel van verslavingszorg. Hetzelfde artikel schrijft voor dat in het preventiebeleid in ieder geval bijzondere aandacht wordt geschonken aan de beschikbare maatregelen en voorzieningen ter voorkoming van kansspelverslaving, de gevallen waarin en de wijze waarop die instrumenten worden ingezet, de kwaliteitsborging van dat beleid, en het voorkomen van kansspelverslaving bij jongvolwassenen in de leeftijdscategorie tussen 18 en 24 jaar.
Onderdeel a
Op grond van artikel 7 van het BWRVK dient de vergunninghouder het door hem te voeren verslavingspreventiebeleid – actief – te ontwikkelen, uit te voeren en te onderhouden in samenwerking met deskundigen op het gebied van verslavingszorg en ervaringsdeskundigen. Uit de beschrijving van het beleid moet blijken met wie de vergunninghouder samenwerkt, hoe deze samenwerking is vormgegeven en hoe ervoor wordt gewaakt dat deze samenwerking wordt gecontinueerd.
Onderdeel b
Op grond van artikel 7, tweede lid, van het BWRVK wordt de vergunninghouder die kansspelen op afstand, in speelautomatenhallen of in speelcasino’s organiseert, verplicht de door hem georganiseerde kansspelen te onderwerpen aan een deugdelijke, wetenschappelijk onderbouwde analyse van de aan deze kansspelen verbonden verslavingsrisico’s. De vergunninghouder omschrijft in zijn beleid hoe hij
het uitvoeren van deze risicoanalyse borgt in de uitvoering, welke wetenschappelijk onderbouwde methoden wordt gehanteerd en hoe de vergunninghouder het proces heeft ingericht om de resultaten uit de risicoanalyse te verwerken in de uitvoering. Ook beschrijft de vergunninghouder hoe hij zorg draagt voor een onafhankelijke uitvoering van de risicoanalyse.
Onderdeel c
In artikel 6 van het BWRVK is opgenomen dat bepaalde personen binnen de onderneming van de vergunninghouder moeten beschikken over de kennis en het inzicht die nodig zijn om de vergunning te exploiteren met inachtneming van de bijzondere maatschappelijke verantwoordelijkheid die dat met zich brengt. In paragraaf 1 van hoofdstuk 3 van deze regeling is voorgeschreven dat de vergunninghouder ten behoeve van deze kennis een basiscursus en een verdiepende cursus aanbiedt. In het preventiebeleid beschrijft de vergunninghouder bijvoorbeeld bij welke functies de cursus wordt aangeboden en op welke wijze en in welke vorm hij deze cursussen verstrekt. Zo moet inzichtelijk zijn hoe de vergunninghouder borgt dat de cursussen zijn verstrekt voorafgaand aan de aanvang van de werkzaamheden en dient bijvoorbeeld duidelijk te zijn of de basiscursus in digitale vorm aangeboden wordt en wie deze cursus verstrekt.
Onderdelen d en e
De vergunninghouder is op grond van artikel 8, eerste lid, van het BWRVK verplicht de speler op passende, duidelijke begrijpelijk wijze te informeren over aan verslavingspreventie gerelateerde zaken. In zijn beleid beschrijft de vergunninghouder op welke wijze hij deze informatie verstrekt aan de speler. Hierbij kan worden gedacht aan folders, de website of door een persoonlijke mail aan de speler. De informatie moet worden afgestemd met deskundigen uit de verslavingszorg. De wijze waarop deze afstemming plaatsvindt dient te worden beschreven in het verslavingspreventiebeleid.
Onderdeel f
De vergunninghouder is verplicht het speelgedrag van de speler te registreren en te analyseren. In artikel 14 van het BWRVK is opgenomen dat deze analyse gericht is op de vroegtijdige onderkenning van signalen die kunnen duiden op onmatige deelname aan de door de vergunninghouder georganiseerde kansspelen en risico’s op kansspelverslaving. In het verslavingspreventiebeleid beschrijft de vergunninghouder op welke wijze hij deze analyse maakt. Zo beschrijft de vergunninghouder welke methode of instrument wordt gehanteerd voor de analyse en op welke wijze de vergunninghouder controleert of de resultaten uit de analyses aansluiten bij het daadwerkelijke speelgedrag van de speler. De analyse dient door ontwikkeld te worden, zodat hij te allen tijde zo effectief mogelijk wordt uitgevoerd.
Onderdeel g
In artikel 16 van de onderhavige regeling is opgenomen over welke interventiemaatregelen de vergunninghouder in ieder geval dient te beschikken. Uit artikel 17 volgt dat de aard van de toe te passen interventiemaatregel afgestemd moet zijn op het vertoonde gedrag en de signalen die duiden op onmatige deelname en de risico’s op kansspelverslaving. Dit dient doelmatig en proportioneel te zijn. De vergunninghouder beschrijft in zijn verslavingspreventiebeleid hoe hij dit heeft geïmplementeerd in zijn organisatie. Hierbij kan gedacht worden aan de protocollen voor medewerkers die uitvoering geven aan het preventiebeleid, het meten en borgen
van de effectiviteit van de ingezette interventies en de wijze waarop de vergunninghouder best practices en ervaringen verwerkt in zijn preventiebeleid.
Onderdeel h
De vergunninghouder moet in zijn preventiebeleid bijzondere aandacht besteden aan jongvolwassen spelers in de leeftijd van 18 tot 24 jaar. Deze groep is extra kwetsbaar voor risicovol speelgedrag. Deze omstandigheid vergt daarom een specialistische wijze van benaderen. Een vergunninghouder kan bijvoorbeeld beleid uitwerken waarbij ingeval van jongvolwassenen eerder wordt geïntervenieerd dan bij een oudere leeftijdscategorie. Ook kan worden gedacht aan het eerder inzetten van webchat– mogelijkheden voor deze groep. Het contact met jongvolwassenen moet zo goed mogelijk aansluiten bij de belevingswereld van deze groep.
Onderdeel i
De vergunninghouder mag wervings- en reclameactiviteiten niet richten op maatschappelijk kwetsbare groepen van personen, waaronder minderjarigen en personen die kenmerken van risicovol speelgedrag vertonen. De vergunninghouder dient in zijn beleid te beschrijven welke maatregelen hij neemt om zijn wervings- en reclameactiviteiten niet te richten aan hen. Hierbij valt te denken aan het verwijderen van personen van de mailinglijst, voor zover de vergunninghouder bij hen signalen van risicovol speelgedrag heeft geconstateerd. Tevens kan worden gedacht aan maatregelen die er voor zorgen dat reclame slechts wordt getoond via websites die duidelijk gericht zijn op personen ouder dan achttien jaar. Ook dient inzichtelijk gemaakt te worden hoe zij controleren of hun reclameactiviteiten de juiste doelgroep bereikt.
Artikel 12. Kwaliteitsmanagementsysteem verslavingspreventiebeleid Eerste lid
Met de beschrijving van het verslavingspreventiebeleid moet de vergunninghouder
inzichtelijk maken hoe hij uitvoering geeft aan de in de wet en regelgeving opgenomen maatregelen en voorzieningen op het gebied van de preventie van kansspelverslaving. De vergunninghouder dient zijn organisatie zodanig in te richten dat deze maatregelen en voorzieningen correct worden uitgevoerd en de kwaliteit geborgd is. Hij dient daartoe een kwaliteitsmanagementsysteem te ontwikkelen, te implementeren en te onderhouden. Dit kwaliteitsmanagementsysteem is niet alleen gericht op het treffen van interventiemaatregelen en het aanbieden van verslavingspreventieve voorzieningen, maar moet tevens breder gericht zijn op de kwaliteit en de uitvoering van het gehele verslavingspreventiebeleid van de vergunninghouder, zoals de binnen zijn organisatie te volgen verslavingspreventiecursussen en de risico-taxatie van aangeboden kansspelen.
Tweede lid Onderdeel a
De vergunninghouder dient de effectiviteit en de doelmatigheid van de door hem
getroffen verslavingspreventieve maatregelen en voorzieningen te beoordelen op basis van meetbare resultaten. Daarvoor dient de vergunninghouder de uitvoering van het verslavingspreventiebeleid te monitoren. Op basis van de analyses van het speelgedrag van spelers, de toegepaste interventies en de eventuele wijzigingen die dit oplevert voor het speelgedrag, kan bijvoorbeeld inzicht verkregen worden in de
effectiviteit van de interventies. Uit deze gegevens kan bijvoorbeeld naar voren komen dat spelers van een bepaald spel die zijn aangesproken op hun risicovolle speelgedrag, hun speelgedrag daarna niet wijzigen. De effectiviteit en doelmatigheid van informatievoorzieningen kan geverifieerd worden bij de personen die deze informatie gebruiken binnen de organisatie van de vergunninghouder. Op basis hiervan kunnen meetbare resultaten opgesteld worden en kan ook naar meetbare verbeteringen worden gestreefd. Zo kan als – meetbaar – doel worden gestreefd dat een vastgesteld minimum percentage van spelers met wie een gesprek wordt gevoerd met het oog op verslavingspreventie een positieve gedragsverandering laat zien of dat een minimum percentage van spelers de verslavingspreventieve informatie die wordt aangeboden als nuttig beoordeelt.
Onderdeel b
De vergunninghouder dient de toe te passen verslavingspreventieve maatregelen en aan te reiken voorzieningen te actualiseren naar aanleiding van wetenschappelijke ontwikkelingen en inzichten op het gebied van verslavingspreventie. Dergelijke informatie dient de vergunninghouder actief te vergaren in de samenwerking met deskundigen uit de verslavingszorg met wiens ondersteuning hij het verslavingspreventiebeleid opstelt. Inzichten die daarbij worden opgedaan, moeten worden betrokken bij de preventiecursussen en in de informatie die de vergunninghouder vertrekt aan spelers. Indien bijvoorbeeld uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat bepaalde factoren in het speelgedrag, bepaalde omgevingsfactoren of bepaalde persoonskenmerken de kans op verslaving versterken, dan dient hier rekening mee gehouden te worden in de analyse van het speelgedrag, de inrichting of vormgeving van het kansspelaanbod of de vragen die gesteld dienen te worden in een persoonlijk onderhoud. Het kwaliteitsmanagementsysteem dient zodanig te worden ingericht dat deze ontwikkelingen gevolgd worden, en vervolgens worden omgezet in het verslavingspreventiebeleid en in de uitvoering en de bedrijfsvoeringprocessen daarvan binnen de organisatie.
Artikel 13. Rapportage over het verslavingspreventiebeleid Eerste lid
In artikel 7, vierde lid, van het BWRVK wordt aan organisatoren van kansspelen op afstand, speelcasino’s en speelautomatenhallen de eis opgelegd dat zij over het ontwikkelde en gevoerde verslavingspreventiebeleid rapporteren aan de kansspelautoriteit. Hiermee is de cyclus die een vergunninghouder moet inrichten om zijn verslavingspreventiebeleid te ontwikkelen, uit te voeren en te onderhouden compleet. In de rapportage maakt de vergunninghouder inzichtelijk hoe effectief en doelmatig zijn verslavingspreventiebeleid is uitgevoerd en welke wijzigingen hij heeft doorgevoerd om zijn beleid door te ontwikkelen. In de rapportage laat de vergunninghouder zien hoe hij de kwaliteit van zijn verslavingspreventiebeleid en de uitvoering daarvan hoog houdt.
De rapportage heeft in ieder geval betrekking op de bevindingen van de deskundigen op het gebied van verslavingszorg en ervaringsdeskundigen op het gebied van deelname aan kansspelen. De vergunninghouder rapporteert tevens over de eventuele wijzigingen van het verslavingspreventiebeleid die hij op basis van deze bevindingen heeft doorgevoerd. De kansspelautoriteit kan aan de hand van deze informatie controleren of de vergunninghouder de bevindingen serieus neemt en verwerkt in zijn
beleid bij de doorontwikkeling daarvan, bijvoorbeeld eventuele aanpassingen met betrekking tot de informatie die hij moet verstrekken op grond van artikel 8, eerste lid, van het besluit, de uitvoering van de verslavingspreventie-analyse op grond van de artikelen 27ja, 30v of 31n van de wet en de interventiemaatregelen, bedoeld in artikel 16, eerste lid, van het besluit.
De hier bedoelde rapportage bevat voorts de resultaten uit de risico-analyse van het spelaanbod. Hierdoor wordt inzichtelijk welke kansspelen de vergunninghouder aanbiedt, hoe hoog de risico’s zijn van deze kansspelen en op welke maatregelen de vergunninghouder heeft genomen om de spelers te beschermen tegen deze risico’s. De vergunninghouder dient de effectiviteit en doelmatigheid van de informatie die hij verstrekt aan spelers, de uitgevoerde analyses van het geconstateerde speelgedrag en interventies die hij aanbiedt aan spelers te meten en in kaart te brengen. De resultaten hiervan dient de vergunninghouder in de rapportage op te nemen, waarbij hij vermeldt welke wijzigingen hij in de uitvoering van zijn preventiebeleid heeft aangebracht op basis van die resultaten.
Tweede en derde lid
De vergunninghouder dient ieder jaar te rapporteren over de uitvoering van het verslavingspreventiebeleid. De rapportage moet daarbij voldoen aan door de kansspelautoriteit te stellen regels, bijvoorbeeld ten aanzien van de wijze waarop en in welke vorm de vergunninghouder aan haar rapporteert. Een uniforme wijze en vorm van rapporteren kan de kansspelautoriteit helpen in de uitvoering van haar toezichthoudende taken.
Derde lid
De kansspelautoriteit kan de betreffende vergunninghouder een aanwijzing geven om vaker, incidenteel of periodiek, te rapporteren over bepaalde onderdelen met betrekking tot zijn preventiebeleid, bijvoorbeeld in het kader van verscherpt toezicht.
Paragraaf 3. Informatieverplichtingen
In de onderhavige paragraaf staan verplichtingen opgenomen voor met betrekking tot het informeren van de speler over de grenzen van het speelgedrag (het spelersprofiel), hulpverlening, verslavingszorg en verslavingspreventie.
Artikel 14. Informatie via de spelersinterface Eerste lid
Met dit artikel wordt uitvoering gegeven aan de motie van de leden Mei Li Vos en Van
Toorenburg (Kamerstukken II 2015/16, 33 996, nr. 55). Van de vergunninghouder wordt verlangd dat hij de speler op gezette tijden herinnert aan de door de speler aangegeven grenzen aan het eigen speelgedrag. Onderhavig artikel schrijft voor dat de vergunninghouder de speler in ieder geval bericht via de spelersinterface, oftewel met pop-ups of andere even effectieve berichtgeving. De vergunninghouder maakt in ieder geval gebruik van deze pop-ups op het moment dat de speler zich aan- of afmeldt voor een speelsessie en op het moment dat hij van spelsoort wisselt. Hierdoor wordt de speler herhaaldelijk bewust gemaakt van zijn speelgedrag en zijn voorgenomen speellimieten op momenten waarop dit hem niet onnodig hindert in de spelbeleving. Dit zou er anders toe kunnen leiden dat de pop-up zijn nuttige effect verliest.
Tweede lid
In het eerste lid van dit artikel is een algemeen voorschrift opgenomen met betrekking tot de momenten waarop de aanbieder van kansspelen op afstand met berichten via de spelersinterface inzicht moet bieden aan de speler in het eigen speelgedrag. Op grond van het onderhavige lid kan de kansspelautoriteit dit voorschrift aanscherpen door andere voorwaarden te stellen, voor zover daarvan blijkens wetenschappelijke onderzoeken de effectiviteit vast is komen te staan. Daarbij wordt gedacht aan nadere voorwaarden ten aanzien van de frequentie, de aard en de inhoud (inclusief de toonzetting) van de berichtgeving.
Artikel 15. Informatie over verslavingspreventie Eerste lid
Om voldoende aan te kunnen sluiten bij het Nederlandse stelsel van verslavingszorg is
het noodzakelijk dat de vergunninghouder een hierin deskundige instelling inschakelt bij het samenstellen van informatie inzake verslavingspreventie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van het BWRVK, zoals voorlichtingsmateriaal met betrekking tot kansspelen. Dergelijke instellingen zijn op de hoogte van het bestaande aanbod van verslavingszorg, de beschikbaarheid daarvan en de wijze waarop een speler deze zorg kan bereiken. Tevens zijn deze instellingen in staat om ervoor te zorgen dat de juiste informatie wordt vermeld over verantwoord speelgedrag, risico’s die verbonden zijn de kansspelen en de aangeboden voorzieningen. Hiermee wordt de kwaliteit van de informatie en het belang van de speler om hen te beschermen tegen kansspelverslaving bewaakt.
Tweede lid
Aangezien de vergunninghouder kansspelen in Nederland organiseert, dient hij het voorlichtingsmateriaal in ieder geval in het Nederlands aan te bieden. Daarnaast dient de vergunninghouder rekening te houden met personen die de Nederlandse taal niet machtig zijn. De vergunninghouder heeft daarom de plicht om het voorlichtingsmateriaal beschikbaar te stellen in één of meerdere talen die deze groep personen wel verstaat, mits een dergelijke groep voldoende omvangrijk is om te onderscheiden.
Paragraaf 4. Het toezicht op en de interventie in het speelgedrag Artikel 16. Interne en externe signalen
Uit de artikelen 27ja, eerste lid, 30v, eerste lid, en 31n, eerste lid, van de Wok volgt
dat gegevens met betrekking tot het speelgedrag van de speler dienen te worden geregistreerd en geanalyseerd. Artikel 14 van het BWRVK bepaalt dat die analyse gericht is op de vroegtijdige onderkenning van signalen die kunnen duiden op onmatige deelname aan de door de vergunninghouder georganiseerde kansspelen en risico’s op kansspelverslaving. Ten behoeve van die analyse moet de vergunninghouder op grond van artikel 12, eerste lid, aanhef en onder a, van het BWRVK interne en externe signalen registreren, die wijzen op onmatige deelname aan de vergunde kansspelen of risico’s op kansspelverslaving. Die verplichting tot registratie zal er in resulteren dat de vergunninghouder kan beschikken over een voortdurend actueel dossier op basis waarvan hij de vereiste analyse gedegen kan uitvoeren en vervolgens kan bepalen of en wanneer hij moet interveniëren.
Interne signalen die kunnen wijzen op onmatige deelname of risico’s op kansspelverslaving, zijn in ieder geval een hoge of toenemende speelfrequentie, een lange of toenemende speelduur, afwijkende inzetpatronen, en onregelmatige tijdstippen van deelname. Als externe signalen zijn in ieder geval aan te merken sociaal ongepaste behandeling van of uitingen richting personen, zoals andere spelers of het personeel van de vergunninghouder, en (fysieke) uitingen van frustratie of ongemak, zoals nerveus gedrag. Per individueel geval moet de vergunninghouder beoordelen of de gesignaleerde gedraging of gedragingen aanleiding geven om te interveniëren. Afhankelijk van de situatie kan die beoordeling anders uitvallen.
Ongeacht de beoordeling moet de vergunninghouder de hier bedoelde gedragingen in ieder geval registreren op grond van de artikelen 27ja, eerste lid, 30v, eerste lid, en 31n, eerste lid, van de Wok, opdat hij deze kan betrekken bij de analyses van het speelgedrag.
De vergunninghouder die kansspelen op afstand organiseert, heeft de technische mogelijkheid om aan de hand van een scala van indicatoren het speelgedrag van een speler te observeren en hieromtrent gegevens geautomatiseerd te registreren en ook te analyseren, bijvoorbeeld aan de hand van een zogeheten risicodetectiesysteem. De vergunninghouder moet ook in dat geval inzichtelijk kunnen maken hoe dit risicodetectiesysteem werkt in het kader van de vergunningverlening en toezicht hierop door de kansspelautoriteit. Bij de organisatie van kansspelen op afstand dienen in ieder geval de feiten ten aanzien van de in dit artikellid aangegeven parameters voor risicovol speelgedrag te worden geregistreerd. Indien de speler gedrag vertoont dat voldoet aan een of meerdere van de te registreren parameters, zal de vergunninghouder bij gebruikmaking van een risicodetectiesysteem een melding ontvangen met daarbij een rapportage omtrent de reden voor de melding. Daarnaast kan de kansspelautoriteit aan de hand van de te registreren parameters onderzoeken of de vergunninghouder op een soortgelijke wijze registreert en handelt als andere vergunninghouders, en of de vergunninghouder daarmee aan zijn verplichtingen in het kader van verslavingspreventie voldoet.
Artikel 17. Interventiemaatregelen
De vergunninghouder dient tijdig te interveniëren in het speelgedrag van de speler. Het vroeg signaleren van risico’s op probleemgedrag biedt vergunninghouders de mogelijkheid om erger te voorkomen. Deze interventies zijn erop gericht de speler aan te zetten tot matiging van het speelgedrag. De vergunninghouder behoort in ieder geval te interveniëren, indien de analyse van het speelgedrag duidt op onmatige deelname of een risico op kansspelverslaving. Indien de analyse een redelijk vermoeden oplevert dat er sprake is van onmatige deelname of kansspelverslaving, moet de vergunninghouder interveniëren door een persoonlijk onderhoud met de speler te voeren als bedoeld in de artikelen 27ja, tweede lid, 30v, tweede lid, en 31m, tweede lid, van de Wok. Aan de hand van dit persoonlijk onderhoud – dat indringender is dan slechts een gesprek met de speler – kan de vergunninghouder bepalen óf, en zo ja, welke andere interventiemaatregelen nodig zijn om toe te passen.
In de artikelen 27ja, derde en vierde lid, artikel 30v, derde en vierde lid, en 31m, derde en vierde lid, van de Wok staan de meest ingrijpende interventiemaatregelen. De vergunninghouder adviseert de speler om zich tijdelijk uit te sluiten van deelname aan kansspelen of draagt de speler aan voor onvrijwillige uitsluiting door inschrijving in het uitsluitingsregister (CRUKS), indien hij redelijkerwijs moet vermoeden dat de speler door onmatige deelname aan kansspelen of door kansspelverslaving schade kan
berokkenen aan zichzelf of aan naasten. De vergunninghouder kan naar aanleiding van een persoonlijk onderhoud met de speler of voorafgaand aan de toepassing van de hiervoor genoemde meest ingrijpende interventiemaatregelen besluiten om – eerst – andere, minder vergaande interventiemaatregelen treffen. In onderhavig artikel is nader geregeld welke andere – lichtere – interventiemaatregelen de vergunninghouder, die kansspelen in een speelautomatenhal, in een speelcasino, of op afstand organiseert, in ieder geval moet kunnen toepassen.
Artikel 18 van deze regeling bevat nadere voorschriften met betrekking tot een – op het individu van de speler – gerichte toepassing van deze interventiemaatregelen conform het getrapt interventiemodel. Daarbij moet de keuze in de toepassing van preventieve maatregelen en voorzieningen, die elk in zwaarte en intensiteit verschillen, worden toegespitst op de verschillende soorten spelers, die grofweg onder te verdelen zijn in recreatieve spelers, risicospelers en probleemspelers. Het is van belang dat de vergunninghouder het getrapt preventiemodel hanteert, zodat de gekozen interventie past bij de ernst van de problematiek van het vertoonde speelgedrag. Naarmate de gesignaleerde problemen zwaarder zijn, zal de te treffen interventie indringender zijn.
Eerste lid
Op grond van artikel 16, eerste lid, van het BWRVK dient de vergunninghouder die kansspelen in een speelautomatenhal, in een speelcasino, of op afstand aanbiedt, passende interventiemaatregelen te treffen om onmatige deelname en kansspelverslaving zoveel mogelijk te voorkomen. In onderhavig artikellid staat vermeld over welke andere typen interventiemaatregelen de vergunninghouder in ieder geval moet beschikken naast het voeren van persoonlijk onderhoud of het kunnen adviseren tot zelfuitsluiting, dan wel het kunnen voordragen van de speler voor onvrijwillige opneming in het uitsluitingsregister (CRUKS), indien deze het advies tot zelfuitsluiting niet overneemt.
De maatregelen in dit lid volgen elkaar qua intensiteit op, zoals wordt beoogd met de toepassing van het getrapte interventiemodel. De interventiemaatregelen die worden genoemd in de onderdelen a, b, c en e, zijn maatregelen die de vergunninghouder de speler kan aanreiken en met diens medewerking kan uitvoeren. De maatregelen genoemd in de onderdelen d en f genoemd, komen overeen met de maatregelen uit de onderdelen c en e, maar kunnen worden ingezet zonder medewerking van de speler, voor zover uit diens analyse blijkt dat dat noodzakelijk is en een lichtere interventie geen soelaas zou bieden.
De interventiemaatregelen, bedoeld in de onderdelen c en d, van dit lid zien op een beperking van de deelname aan de georganiseerde kansspelen, waarbij de speler nog wel toegang heeft tot die kansspelen, maar in beperkte mate. De interventiemaatregelen, bedoeld in de onderdelen e en f, van dit lid zien op de uitsluiting van deelname aan de georganiseerde kansspelen, waarbij de vergunninghouder de speler de toegang tot die kansspelen (tijdelijk of permanent) ontzegt.
Onder a
Indien er bij de speler signalen worden geconstateerd die wijzen op onmatige deelname kan in eerste instantie worden volstaan met een gesprek met de speler waarin wordt gewezen op het geconstateerde speelgedrag. Met het gesprek wordt de speler even uit zijn speelgedrag gehaald. Dit heeft doorgaans op zich zelf al een
positief effect op het speelgedrag van een speler. Door een speler direct een spiegel voor te houden, krijgt de speler beter inzicht in zijn eigen speelgedrag en de risico’s die hij mogelijk loopt. Dit helpt het speelgedrag te matigen.
Onder b
Met een zelftest kan een speler testen of zijn speelgedrag bijvoorbeeld risicovol of problematisch is. Het biedt de speler inzicht in zijn speelgedrag en helpt de speler bewust te worden van eventuele risico’s op verslaving. In de online omgeving kan deze zelftest direct online aangeboden worden. De speler zal door het invullen van de zelftest even uit het spel worden gehaald en daarmee een bezinningsmoment hebben. Dit heeft op zich ook een positief effect op verantwoord speelgedrag. In een speelcasino of een speelautomatenhal kan de vergunninghouder de zelftest in schriftelijke of digitale vorm aanbieden.
Onder c tot en met f
Vergunninghouders die speelcasino of speelautomatenhallen exploiteren, dan wel kansspelen op afstand aanbieden, moeten kunnen interveniëren aan de hand van een entreebeperking. De vergunninghouder kan een speler adviseren gebruik te maken van een dergelijke entreebeperking, ofwel deze beperking dwingend opleggen.
Beperkingen moeten voor een bepaalde duur kunnen worden ingezet of tijdens bepaalde tijdstippen. Indien een speler bijvoorbeeld in een gesprek met de vergunninghouder aangeeft dat hij met name tijdens zijn vakanties of tijdens de nachtelijke uren onmatig deelneemt aan kansspelen, kan geadviseerd worden dat de speler voor de duur van zijn vakantie of tijdens die uren wordt uitgesloten van deelname aan de kansspelen bij de betreffende vergunninghouder.
Voor zover van de vergunninghouder wordt verlangd dat hij de speler adviseert, houdt deze adviserende rol in dat hij op basis van het speelgedrag van de speler een suggestie voor de beperking doet, en aan de speler uitlegt waarom hij deze beperking adviseert. De aanbieder registreert dit – net als de toepassing van andere interventiemaatregelen – in het dossier van de speler.
Tweede lid
Bij kansspelen op afstand kunnen vanwege de techniek andere (aanvullende) interventiemaatregelen worden ingezet dan mogelijk is bij speelautomatenhallen en speelcasino’s. Deze maatregelen zien onder andere op de vrijwillige of gedwongen uitsluiting van de speler ten aanzien van bepaalde spelvariaties van kansspelen op afstand die de vergunninghouder aanbiedt.
Onder a
De vergunninghouder die kansspelen op afstand aanbiedt, heeft de mogelijkheid om feedback te geven aan de speler over diens speelgedrag via de spelersinterface. Deze feedback kan overeenkomstig de motie van de leden Mei Li Vos en Van Toorenburg (Kamerstukken II 2015/16, 33 996, nr. 55) plaatsvinden in de vorm van een zogeheten pop-up-bericht via de spelersinterface of even effectieve berichtgeving.
Onder b en c
Om de speler van dienst te zijn bij het beheersen van diens speelgedrag zal de aanbieder van kansspelen op afstand tevens moeten voorzien in de mogelijkheid voor de speler om zich gedeeltelijk uit te sluiten van bepaalde kansspelen of spelsoorten,
gedurende een bepaalde periode of tijdens bepaalde tijdstippen. Uit de speelregistratie van een speler kan naar voren komen dat de speler bij specifieke kansspelsoorten onmatig speelgedrag vertoont, terwijl diens gedrag bij andere spelsoorten duidt op recreatief speelgedrag. Ook kan de spelers zelf het idee hebben bij bepaalde spelsoorten risico te lopen op problematisch speelgedrag. Daarom moet spelers de mogelijkheid worden geboden om zich – eventueel voor langere duur – uit te sluiten voor één of meer specifieke spelsoorten van de betreffende vergunninghouder. Indien het speelgedrag van de speler hier aanleiding toe geeft, zal een vergunninghouder deze interventiemaatregel ook moeten kunnen toepassen zonder de instemming van de speler.
Artikel 18. De toepassing van interventiemaatregelen Eerste lid
De interventiemaatregel die de vergunninghouder moet treffen op grond van artikel
16, eerste lid, van het BWRVK, indien de analyse van het speelgedrag duidt op onmatige deelname of risico’s op kansspelverslaving, moet goed op die analyse aansluiten en passen bij de uitkomsten van die analyse om onmatige deelname en kansspelverslaving zoveel mogelijk te voorkomen. De keuze voor het toepassen van een bepaalde interventiemaatregel en de inhoudelijke invulling daarvan, is afhankelijk van hetgeen uit de analyse van het speelgedrag van de speler blijkt.
Iedere interventiemaatregel moet qua zwaarte daarvan in ieder geval in verhouding staan tot de mate waarin sprake is van onmatige deelname of het risico op kansspelverslaving. Dit is altijd afhankelijk van de individuele situatie van de speler. Hierbij betrekt de vergunninghouder verschillende factoren, waaronder in ieder geval de leeftijd van de speler. Jongvolwassenen zijn gevoeliger voor risicofactoren in een spel en dit vereist daarom dat het contact met jongvolwassenen zo goed mogelijk aansluit bij hun belevingswereld.
De vergunninghouder kan verder aan de hand van de signalen die duiden op onmatige deelname of risico’s op kansspelverslaving en waarvan een niet-limitatieve opsomming is gegeven in artikel 16 van deze regeling, bepalen welke interventie passend is voor die specifieke speler. Dit kunnen signalen zijn die volgen uit bijvoorbeeld een persoonlijk onderhoud met de speler of meldingen van derden. Eerder getroffen interventiemaatregelen en de (slechte) reactie van de speler daarop, vormen daarnaast een belangrijke punt van afweging om mogelijk over te gaan op de toepassing van een ingrijpendere interventiemaatregel.
Tweede lid
Met de interventiemaatregel wordt beoogd het geconstateerde speelgedrag, voor zover dit problematisch is, te matigen. Hoe zwaarder de problematiek van een speler lijkt, des te zwaarder de toe te passen interventiemaatregel moet zijn. De zwaarste interventiemaatregel die de vergunninghouder kan treffen is dat hij de speler bij de kansspelautoriteit aanmeldt voor onvrijwillige uitsluiting van kansspelen. Met het oog op een op maat toegesneden aanpak is het uitdrukkelijk niet uitgesloten dat de vergunninghouder besluit om een combinatie van interventiemaatregelen – gelijktijdig of opeenvolgend – toe te passen. Gelet op het voorgaande wordt van de vergunninghouder verlangd dat deze bij diens keuze voor het treffen van één of meer interventiemaatregelen de noodzakelijkheid, de doelmatigheid en de proportionaliteit daarvan betrekt.
Derde lid
Ingevolge artikel 4.13, eerste lid, van het Besluit kansspelen op afstand geeft de speler de grenzen van zijn speelgedrag aan, als hij zich inschrijft bij een vergunninghouder die kansspelen op afstand aanbiedt. Bij het bereiken of in voorkomend geval ook het overschrijden van deze grenzen, is het noodzakelijk dat de vergunninghouder intervenieert, bijvoorbeeld tussen spelmomenten, en hierover feedback geeft aan de speler via de spelersinterface in de vorm van een zogeheten pop-up-bericht of even effectieve berichtgeving via de spelersinterface.
Vierde lid
Om een daadwerkelijke gedragsverandering bij de speler te bewerkstelligen en de kans van slagen hierop te verhogen is het belangrijk dat hij begrijpt waarom de vergunninghouder een bepaalde interventiemaatregel treft. Daarnaast helpt het als de speler deze interventie ook vrijwillig uitvoert na een advies van de vergunninghouder. De vergunninghouder dient daarom altijd toe te lichten wat de aanleiding is geweest voor de interventie. Dit verschaft de speler inzicht in zijn speelgedrag, en draagt bij de acceptatie van de interventie.
Paragraaf 5. De registratie van speelgedrag, persoonlijk onderhoud en interventiemaatregelen
Artikel 19. De gegevens over het persoonlijk onderhoud
Op grond van artikel 16, tweede lid, van het BWRVK moet de vergunninghouder bij een redelijk vermoeden van onmatige deelname aan kansspelen of kansspelverslaving een persoonlijk onderhoud voeren met de speler. Dit persoonlijk onderhoud moet zorgvuldig worden geregistreerd. Aan de ene kant maakt de vergunninghouder aan de hand van die registratie inzichtelijk of en in hoeverre hij voldoet aan zijn verplichtingen in het kader van verslavingspreventie en toeleiding naar zorg ingevolge artikel 16 van het BWRVK. Aan de andere kant kan die registratie dienen als basis voor de beoordeling of zwaardere interventiemaatregelen moeten worden ingezet, zoals het uiterste middel van onvrijwillige uitsluiting van kansspelen.
De vergunninghouder moet op grond van artikel 16, tweede lid, aanhef en onder c, van het BWRVK in het persoonlijk onderhoud met de speler onderzoeken of die speler door onmatige deelname aan kansspelen of kansspelverslaving schade kan berokkenen aan zichzelf of aan zijn naasten. Het is niet alleen van belang dat de vergunninghouder de gegevens met betrekking tot dit onderzoek, waaronder de reactie van de speler op het persoonlijk onderhoud, registreert. De vergunninghouder moet de uitkomsten van het onderzoek tevens beoordelen en zijn conclusies naar aanleiding daarvan registreren, bijvoorbeeld dat een – bepaald type – interventie moet worden getroffen.
De vergunninghouder kan ook tot de conclusie komen dat het persoonlijk onderhoud geen aanleiding geeft voor interventie. Aan de hand van de geregistreerde gegevens kan de kansspelautoriteit eventueel nagaan of de vergunninghouder terecht tot een dergelijke conclusie kon komen.
Artikel 20. De gegevens over de toepassing van interventiemaatregelen Op grond van artikel 16, vierde lid, onder a, van het BWRVK worden in het onderhavige artikel nadere regels gesteld omtrent de registratie van
interventiemaatregelen die aanbieders van kansspelen in speelcasino’s, in speelautomatenhallen en op afstand dienen te treffen om onmatige deelname en kansspelverslaving zoveel mogelijk te voorkomen. Deze registratieverplichting komt deels overeen met de registratieverplichting opgenomen in artikel 5.3, eerste lid, onder c, van het Besluit kansspelen op afstand. Dat artikel is evenwel uitsluitend van toepassing op kansspelen op afstand en ziet op de – gepseudonimiseerde – opneming van gelijksoortige gegevens in de controledatabank, bedoeld in artikel 5.3, eerste lid, van het Besluit kansspelen op afstand.
Artikel 21. Het moment van registratie
Van de vergunninghouder wordt verwacht dat hij de nodige gegevens onmiddellijk registreert om te voorkomen dat deze anders niet (tijdig) worden bijgehouden en daarmee verloren gaan. Het verlies van gegevens is niet wenselijk met het oog op het toezicht dat moet plaatsvinden aan de hand van deze gegevens. Waar dit technisch eenvoudiger kan zijn voor een aanbieder van kansspelen op afstand, kan het lastiger zijn voor exploitanten van een speelautomatenhal of een speelcasino om continu alle relevante gegevens te registreren ter voorkoming van onmatige deelname aan kansspelen of kansspelverslaving. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen als het personeel van zo een exploitant direct zou moeten reageren op speelgedrag dat duidt op onmatige deelname of problematisch speelgedrag. In dergelijke gevallen hoeft de registratie van gegevens niet onmiddellijk plaats te vinden, maar kan deze zo spoedig mogelijk volgen op de gebeurtenis welke aanleiding vormt voor de vertraging in registratie, mits de vergunninghouder dit tegenover de kansspelautoriteit voldoende aannemelijk kan maken.
Artikel 22. De termijn voor het bewaren gegevens
In het onderhavig artikellid wordt specifiek ten aanzien van gegevens die worden geregistreerd voor het analyseren van het speelgedrag van spelers een standaard bewaartermijn geregeld met een duur van drie jaar. Deze termijn vangt aan vanaf het moment van de laatste registratie van deze gegevens en geldt niet alleen voor aanbieders van kansspelen op afstand, maar ook voor aanbieders van kansspelen in speelautomatenhallen of speelcasino’s.
In artikel 4.13 van de Regeling kansspelen op afstand zijn tevens bewaartermijnen opgenomen. Voor zover de hier gegevens uit die regeling en de RWRVK elkaar overlappen, dienen aanbieders van kansspelen op afstand de bewaartermijnen uit artikel 4.13 van de Regeling kansspelen op afstand te volgen.
Paragraaf 6. Het uitsluitingsregister
Artikel 23. Elektronische toegang tot het register
De kansspelautoriteit is verantwoordelijk voor de toegang tot het uitsluitingsregister (CRUKS) waaruit kan worden opgemaakt of een speler uitgesloten is van deelname aan kansspelen. Daarom wordt het de vergunninghouder enkel toegestaan om elektronische middelen te gebruiken om het uitsluitingsregister te bevragen, indien de kansspelautoriteit deze middelen voldoende veilig en betrouwbaar acht. Er dient voor gewaakt te worden dat bijvoorbeeld een beveiligingslek ontstaat vanwege inadequate systemen of verbindingen aan de kant van de vergunninghouder. In dit verband kan de kansspelautoriteit tevens beleidsregels opstellen die zien op de veiligheid en de betrouwbaarheid van de hier bedoelde elektronische middelen.
Artikel 24. Het onderzoek naar de bestendigheid van het register
Eerste lid
Uit artikel 23, eerste lid, van het BWRVK volgt dat de raad van bestuur van de kansspelautoriteit periodiek onderzoek verricht naar de inrichting, de werking en de beveiliging van het register en naar de verwerking van gegevens in het register, voor zover hij verantwoordelijk is voor die gegevensverwerking. Daarmee wordt mede beoogd dat de kansspelautoriteit een assessment laat uitvoeren om zich ervan te vergewissen dat de beveiliging van het register op orde is. Op basis van een dergelijke assessment kan zij eventueel aanvullende maatregelen treffen. Dit betreft niet alleen een assessment van compliance, maar het omvat ook een technische assessment naar de weerbaarheid tegen ongeautoriseerde toegang, oftewel toegang zonder bijzondere machtiging van de raad van bestuur van de kansspelautoriteit als bedoeld in artikel 21 van het BWRVK. Een beproefde manier om dat te onderzoeken is het uitvoeren van een penetratietest (pentest) als bedoeld in de publicatie “Pentesten doe je zo” van het Nationaal Cyber Security Center (www.ncsc.nl) over datapenetratietesten. De opzet van het onderzoek wijkt niet af van hetgeen over vergelijkbaar onderzoek is geregeld in artikel 3d, vierde lid, van de Kadasterwet met betrekking tot de basisregistratie kadaster.
Tweede lid
De kansspelautoriteit dient uitsluitend deskundigen in te zetten voor het onderzoek inzake het register die niet betrokken of betrokken zijn geweest bij de totstandkoming en de uitvoering van de getroffen beveiligingsmaatregelen. Op deze wijze dient te worden geborgd dat het onderzoek op onafhankelijke wijze plaatsvindt.
Derde lid
Het uitsluitingsregister is een cruciaal instrument bij het tegengaan van kansspelverslaving en het daartegen in bescherming nemen van spelers. Gelet hierop wordt van de kansspelautoriteit verlangd dat zij het bedoelde bestendigheidsonderzoek minstens één keer per jaar laat uitvoeren. Dit laat onverlet dat het de kansspelautoriteit vrij staat om het bestendigheidsonderzoek (of delen daarvan) vaker te laten plaatsvinden.
Paragraaf 7. Persoonsgegevens
Artikel 25. De verwerking van persoonsgegevens
Op grond van artikel 33g, achtste lid, van de Wok en artikel 18, zevende lid, van het BWRVK zijn in dit artikel nadere regels opgenomen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens door zowel de kansspelautoriteit, als vergunninghouders die kansspelen op afstand aanbieden, of kansspelen in een speelcasino of een speelautomatenhal organiseren. De verwerking van persoonsgegevens in het kader van kansspelen kan de verwerking omvatten van bijzondere of anderszins gevoelige persoonsgegevens van personen, zoals gegevens over schulden en medische gegevens van spelers of gegevens over antecedenten van personen binnen de onderneming van de vergunninghouder. Het betreft hier ook de verwerking en het eventueel aanhouden van het burgerservicenummer van de speler, voor zover de vergunninghouder dit na gebruik op grond van enig ander wettelijk voorschrift niet mag vernietigen, bijvoorbeeld op grond van de Wwft.
Eerste lid
Uit artikel 1, aanhef en onder f, van de Algemene verordening gegevensbescherming volgt dat persoonsgegevens door het nemen van passende technische of organisatorische maatregelen op een dusdanige manier moeten worden verwerkt dat een passende beveiliging ervan gewaarborgd is, en dat persoonsgegevens onder meer moeten zijn beschermd tegen ongeoorloofde of onrechtmatige verwerking en tegen onopzettelijk verlies, vernietiging of beschadiging.
Om inzichtelijk te maken welke personen namens de vergunninghouder persoonsgegevens verwerken, op welk functieniveau en welke bevoegdheden en verantwoordelijkheden daarbij horen, wordt met het eerste lid voorgeschreven dat de vergunninghouder een register met deze informatie bijhoudt. Aan de hand hiervan wordt tevens inzichtelijk of de vergunninghouder slechts die personen autoriseert om persoonsgegevens te verwerken, voor zover dat nodig is voor de uit te voeren werkzaamheden in relatie tot het organiseren van de kansspelen.
Tweede lid
De kansspelautoriteit zal bij de uitvoering van haar taken over gelijksoortige persoonsgegevens beschikken als vergunninghouders. Het gaat hierbij specifiek om persoonsgegevens van spelers en van personen ten aanzien waarvan de kansspelautoriteit een betrouwbaarheidsonderzoek (eventueel inclusief antecedentenonderzoek) uitvoert. Van de kansspelautoriteit wordt verlangd dat deze minimaal op dezelfde wijze omgaat met deze persoonsgegevens als de vergunninghouder.
In aanvulling op de verplichtingen ingevolge artikel 33g van de Wok en in navolging van aanbevelingen die zijn gedaan in het kader van de voor deze regeling uitgevoerde Privacy Impact Assessment (PIA), worden de voorgaande leden en artikel 4.40, aanhef en onder b, van het Besluit kansspelen op afstand van overeenkomstige toepassing verklaard op de kansspelautoriteit. Laatstgenoemd artikelonderdeel omvat de verplichting om een informatiebeveiligingssysteem te ontwikkelen, toe te passen en te onderhouden. Het informatiebeveiligingssysteem van de kansspelautoriteit zal ingevolge artikel 6.1, tweede lid, van de Regeling kansspelen op afstand tevens moeten voldoen aan de vereisten die zijn opgenomen in onderdeel 2 van Bijlage 2 bij deze regeling die ontleend zijn aan NEN-EN-ISO/IEC.
Onderdeel K
Artikel 26. Grondslag
De bepalingen in de RWRVK ontlenen hun grondslag aan het BWRVK. Bij de wijziging van voornoemd besluit met het Besluit kansspelen op afstand zijn een aantal delegatiebepalingen voor de RWRVK tevens gewijzigd en is daarnaast voorzien in een aantal nieuwe delegatiebepalingen. Het onderhavig artikellid benoemt de gewijzigde en nieuwe delegatiebepalingen op grond waarvan in de regeling nadere regels zijn gesteld.
Artikel 5.2. Wijziging Uitvoeringsregeling kansspelheffing
Onderdeel A
Artikel 4a
Met dit artikel wordt uitvoering gegeven aan het amendement van het lid Kooiman (Kamerstukken II 2015/16, 33 996, nr. 67) waarbij het deel van de bestemmingsheffing dat bestemd is voor de bestrijding van kosten in relatie tot kansspelverslaving gelijk komt te staan aan een percentage van 0,25% van de heffing die exploitanten van speelcasino’s en speelautomatenhallen en aanbieders van kansspelen op afstand dienen te betalen ingevolge artikel 33e, tweede lid, onder b en c, van de Wok. De in dit artikel genoemde deeltarieven en deelpercentage worden gevormd uit de tarieven en percentages die zijn vastgesteld in artikel 33f, tweede en derde lid, van de Wok. De bedragen in het eerste lid komen feitelijk overeen met de hoogte van de bedragen waarmee de bedragen, bedoeld in artikel 33f, tweede lid, van de Wok, naar aanleiding van voornoemd amendement zijn gewijzigd.
Onderdeel B
Artikel 8
De grondslagverwijzing in artikel 8 van de Uitvoeringsregeling kansspelheffing is geactualiseerd vanwege de opneming van een nieuwe heffingsverplichting in artikel 33e, eerste lid, onder b, van de Wet op de kansspelen met betrekking tot de vaststelling van het deel van de kansspelheffing dat voor het verslavingsfonds is bestemd. De vernummering van artikel 33f, derde lid, van de Wet op de kansspelen tot vierde lid en artikel 6a van het Kansspelenbesluit tot artikel 9, waarbij laatstgenoemd artikel anders is komen te luiden, is tevens reden geweest voor actualisering van de grondslagverwijzing.
Hoofdstuk 6. Slotbepalingen
Artikel 6.1. Inwerkingtreding
Deze regeling bevat voorschriften ter uitvoering van de Wet kansspelen op afstand en het Besluit kansspelen op afstand. De inwerkingtreding van de onderhavige regeling is gekoppeld aan de inwerkingtreding van voornoemd besluit.
De Minister voor Rechtsbescherming,
Sander Dekker
Regeling van de Minister voor Rechtsbescherming van [ *PM datum* ], nr. [
*PM kenmerk* ], houdende bepalingen ter uitvoering van de Wet op de kansspelen (Uitvoeringsregeling kansspelen)
De Minister voor Rechtsbescherming,
Gelet op de artikelen 34i, derde en achtste lid, van de Wet op de kansspelen en 6, zesde lid, 7, zesde lid, en 8, vierde lid, van het Kansspelenbesluit;
Besluit:
§ 1. Algemene bepalingen Artikel 1.1. Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
- besluit: het Kansspelenbesluit;
- wet: de Wet op de
§ 2. Weddenschappen
Artikel 2.1. Voor weddenschappen vereiste kennis en deskundigheid
De houder van een vergunning als bedoeld in artikel 15 of 23 van de wet treft passende maatregelen die waarborgen dat de personen die bij het organiseren van die weddenschappen betrokken zijn, voor zover dat relevant is voor de uitoefening van hun taken:
- bekend zijn met de indicatoren die kunnen duiden op risico’s op manipulatie van wedstrijden; en
- bij ongebruikelijke feiten of omstandigheden die duiden op een verhoogd risico van manipulatie van een wedstrijd in staat zijn adequaat te handelen, naargelang de aard en de ernst van dat
Artikel 2.2. Van voorafgaande analyse uitgezonderde wedstrijden
Als wedstrijden, bedoeld in artikel 7, zesde lid, van het besluit, zijn aangewezen de wedstrijden die zijn opgenomen in onderdeel 1 van bijlage 1 bij deze regeling.
Artikel 2.3. Van weddenschappen uitgesloten gebeurtenissen
- Onder een negatieve gebeurtenis als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onder e, van het besluit wordt in ieder geval verstaan:
- de oplegging van een disciplinaire maatregel;
- het uitvallen van een deelnemer aan de
- Onder eenvoudig te manipuleren gebeurtenis als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onder e, van het besluit wordt in ieder geval verstaan een gebeurtenis waarvan de totstandkoming:
- onder overwegende invloed staat van één deelnemer aan de wedstrijd; en
- geen overwegende invloed heeft op het verloop of de uitslag van de
- De vergunninghouder organiseert geen weddenschappen op de gebeurtenissen die zijn opgenomen in onderdeel 2 van bijlage 1 bij deze
§ 3. Handhaving
Artikel 3.1. De inbeslagneming van voorwerpen op onbekenden
De raad van bestuur doet in ieder geval binnen veertien dagen na de datum van inbeslagneming van voorwerpen op onbekenden als bedoeld in artikel 34i, derde lid, van de wet mededeling van de inbeslagneming op diens website en in één of meer door de raad van bestuur aan te wijzen dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen. Die mededeling bevat een voldoende nauwkeurige omschrijving van de inbeslaggenomen voorwerpen.
Artikel 3.2. De opslag van inbeslaggenomen voorwerpen
De voorwerpen die krachtens artikel 34i, eerste lid, van de wet inbeslaggenomen zijn, worden opgeslagen door een bedrijf dat daartoe opdracht heeft ontvangen van de raad van bestuur. Het bedrijf treft maatregelen tegen de beschadiging of ontvreemding van die voorwerpen gedurende de opslag daarvan.
Artikel 3.3. De vernietiging van inbeslaggenomen voorwerpen
De voorwerpen die krachtens artikel 34i, eerste lid, van de wet inbeslaggenomen zijn, worden vernietigd door een bedrijf dat daartoe opdracht heeft ontvangen van de raad van bestuur. De opdracht tot vernietiging wordt uitsluitend verleend nadat de voorwerpen krachtens artikel 34i, vierde lid, van de wet onherroepelijk aan de staat zijn vervallen.
§ 4. Slotbepalingen
Artikel 4.1. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop het Besluit kansspelen op afstand in werking treedt.
Artikel 4.2. Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling kansspelen.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst. De Minister voor Rechtsbescherming,
Sander Dekker
Bijlage 1 behorend bij de artikelen 2.2 en 2.3 van de Uitvoeringsregeling kansspelen
Onderdeel 1
Een voorafgaande identificatie en analyse als bedoeld in artikel 7, zesde lid, van het Kansspelenbesluit, achterwege kan achterwege blijven met betrekking tot de wedstrijden uit de volgende competities:
Sport | Competities en toernooien |
1. Basketbal | a. Eredivisie (mannen);
b. NBB bekercompetitie (mannen). |
2. Badminton | Dutch Open (mannen en vrouwen) |
3. Biljart | [ * PM gereserveerd * ] |
4. Darten | a. Dutch Open Darts (mannen en vrouwen);
b. NDB rankingtoernooien (mannen en vrouwen); c. Nederlandse kampioenschappen (mannen en vrouwen); d. Hoofdklasse Nederlandse Superleague (mannen en vrouwen); e. toernooien van nationale teams (mannen en vrouwen). |
5. Hockey | a. Hoofdklasse (mannen en vrouwen);
b. Promotieklasse (mannen en vrouwen); c. Overgangsklasse (mannen en vrouwen); d. Eerste klasse (mannen en vrouwen); e. Goldcup toernooi (mannen en vrouwen); f. Silvercup toernooi vanaf kwartfinales (mannen en vrouwen); g. toernooien nationale teams (mannen en vrouwen). |
6. Tennis | a. ATP Tour (mannen);
b. Challengers (mannen); c. Davis Cup (mannen); d. Fed Cup (vrouwen); e. Grand Slam toernooien (mannen en vrouwen); f. WTA Tour (vrouwen). |
7. Voetbal | a. Eredivisie (mannen en vrouwen);
b. Eerste Divisie (mannen); c. Johan Cruijff Schaal (mannen); d. KNVB Beker (mannen); e. Tweede Divisie (mannen). Online gokje wagen? |
8. Wielrennen | [ * PM gereserveerd * ] |
9. IJshockey | a. BeNeLeague (mannen);
b. Bekercompetitie (mannen); c. toernooien van nationale teams, met uitzondering van pré- kwalificaties (mannen en vrouwen) |
Onderdeel 2
De vergunninghouder organiseert in ieder geval geen weddenschappen op de volgende gebeurtenissen:
Sport | Gebeurtenissen |
1. Tennis | a. winst of verlies van individuele games en set;
b. [ PM gereserveerd ] |
2. Voetbal | a. eerste inworp;
b. gele en rode kaarten, inclusief eerste ontvanger; c. eerste hoekschop; d. overtredingen. |
3. [ * PM * ] | [ * PM gereserveerd * ] |
Toelichting
Deze regeling is opgesteld in verband met de wijziging van de Wet op de kansspelen bij inwerkingtreding van de Wet kansspelen op afstand (Wok) en de wijziging van het Kansspelenbesluit. De onderhavige regeling bevat voorschriften met betrekking tot een aantal onderdelen van kansspelen, die niet nader worden geregeld in de nieuwe Regeling kansspelen op afstand en de gewijzigde Regeling werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen. Laatstgenoemde regelingen hebben ieder betrekking op specifieke materie, zoals ook tot uitdrukking komt in de citeertitels van die regelingen. In de onderhavige regeling zijn voorschriften opgenomen met betrekking tot het tegengaan van matchfixing bij landgebonden weddenschappen en de inbeslagneming van voorwerpen, zoals voorwerpen die kunnen worden gebruikt voor het illegaal organiseren van kansspelen.
Paragraaf 1. Algemene bepalingen Artikel 1.1. Begripsbepalingen
Deze regeling berust op de Wok en het Kansspelenbesluit. Omwille van de
leesbaarheid is in dit artikel een verkorte aanduiding opgenomen van die wettelijke regelingen in het onderhavige artikel.
Paragraaf 2. Weddenschappen
Deze paragraaf en bijbehorende bijlagen komen op hoofdlijnen overeen met de tweede paragraaf van Afdeling 2 van de Regeling kansspelen op afstand en de daarbij behorende bijlagen, met dien verstande dat de onderhavige regeling voorschriften betreft met betrekking tot de landgebonden exploitatie van vergunningen ter zake weddenschappen op sportwedstrijden en draf- en renwedstrijden (artikelen 15 en 23 van de Wok).
Artikel 2.1. Kennis inzake de manipulatie van wedstrijden
De kansspelaanbieder met een vergunning voor het organiseren van landgebonden weddenschappen op sportwedstrijden of op draf- en renwedstrijden, is verantwoordelijk voor het inzetten van personeel die risico’s op de manipulatie van die wedstrijden en de mogelijke gevolgen hiervan voor de integriteit van de weddenschappen en de sport voldoende kunnen herkennen. Op grond van artikel 6, zesde lid, van het Kansspelenbesluit zijn ter borging daarvan in het onderhavige artikel voorschriften opgenomen. Met het oog op nakoming van de gestelde plicht kan de vergunninghouder besluiten om zijn personeel relevante trainingen en opleidingen laten volgen. Voor zover de vergunninghouder anderen dan het eigen personeel wil inzetten bij het organiseren van weddenschappen, dient hij de benodigde kennis en een goede uitvoering eveneens te borgen.
Artikel 2.2. Van voorafgaande analyse uitgezonderde wedstrijden
Ter uitvoering van artikel 7, zesde lid, van het Kansspelenbesluit verwijst het onderhavige artikel naar onderdeel 1 van Bijlage 1 bij deze regeling. In die bijlage zijn wedstrijden opgenomen waarbij de vergunninghouder een daaraan voorafgaande risico-analyse op matchfixing als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van het Kansspelenbesluit achterwege mag laten. Na afstemming met de betreffende Nederlandse sportbonden en de kansspelautoriteit is geoordeeld dat deze wedstrijden reeds zodanig voldoende professioneel worden georganiseerd dat een voorafgaande matchfixingsanalyse door de vergunninghouder overbodig is. Dit ontslaat de
vergunninghouder niet van de verplichting tijdens én na de wedstrijd overeenkomstig artikel 7, derde lid, van het Kansspelenbesluit een matchfixingsanalyse uit te voeren.
Artikel 2.3. Van weddenschappen uitgesloten gebeurtenissen
Bepaalde gebeurtenissen lenen zich niet voor het afsluiten van weddenschappen vanwege onevenredig risico’s op matchfixing. Het gaat hierbij om eenvoudig te manipuleren gebeurtenissen en negatieve gebeurtenissen gedurende of naar aanleiding van wedstrijden. In het eerste en tweede lid wordt hier nadere duiding aan gegeven. Met het derde lid wordt in onderdeel 2 van Bijlage 1 voor een aantal sporten specifieke gebeurtenissen aangewezen waarop de vergunninghouder geen weddenschappen mag afsluiten.
Eerste lid
In het eerste lid wordt nader aangeduid wat het begrip negatieve gebeurtenis als bedoeld in artikel 8, tweede lid, onder e, van het Kansspelenbesluit in ieder geval kan omvatten. Het eerste lid geeft geen uitputtende opsomming van hetgeen onder negatieve gebeurtenis moet worden verstaan. Het gaat in ieder geval om disciplinaire maatregelen, bijvoorbeeld in de vorm van officiële waarschuwingen en wedstrijduitsluitingen, zoals gele en rode kaarten bij voetbal. Daarnaast mag niet worden gewed op schorsingen die sporters veelal eenvoudig kunnen uitlokken vanwege hun handelingen of nalaten gedurende een wedstrijd. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om schorsingen volgende op een grove overtreding op een tegenstander. Op het uitvallen van sporters, waaronder bijvoorbeeld de duur van uitval wegens een opgelopen blessure, mogen ook geen weddenschappen worden georganiseerd.
Tweede lid
Ten aanzien van het begrip eenvoudig te manipuleren gebeurtenis, zoals eveneens in artikel 8, tweede lid, onder e, van het Kansspelenbesluit wordt gehanteerd, wordt in het onderhavig lid in enige mate nadere invulling gegeven. Het gaat hier in ieder geval om een gebeurtenis die dermate onder invloed staat van één sporter dat deze in staat is om te bepalen of deze gebeurtenis tot stand komt ondanks de eventuele betrokkenheid van andere sporters. Voorbeelden hiervan zijn het veroorzaken van de eerste inworp of vrije trap bij het voetbal, en dubbele servicefouten in het tennis.
Verder is van belang om te beoordelen of een gebeurtenis onder overwegende invloed van de sporter staat en daarbij niet in verregaande mate afhankelijk is van de invloed van andere sporters. Zo zal de uitkomst van een wedstrijd, toernooi of competitie met betrekking tot de sporter die het meest heeft gescoord (oftewel topscorer) doorgaans niet aangemerkt kunnen worden als een eenvoudig te manipuleren gebeurtenis.
Hoewel de betreffende sporter hierop invloed heeft, is de mate van deze invloed niet doorslaggevend. Het aantal punten dat de sporter maakt, is immers afhankelijk van meer factoren dan diens eigen handelen alleen, waaronder het handelen en nalaten van andere sporters.
Derde lid
Op grond van artikel 8, vierde lid, van het Kansspelenbesluit worden – onder verwijzing naar onderdeel 2 van Bijlage 1 – gebeurtenissen aangewezen waarop de vergunninghouder in ieder geval geen weddenschappen mag afsluiten. Voor zover de gebeurtenissen in de bijlage benoemd zijn, behoeft de vergunninghouder ten aanzien daarvan dan ook niet meer na te gaan of het om een gebeurtenis gaat dat als
eenvoudig te manipuleren of als negatief moet worden beschouwd. Voor zover gebeurtenissen niet in de bijlage zijn benoemd, rust op de vergunninghouder de plicht om een dergelijke analyse wel uit te voeren om te bepalen of hij hierop weddenschappen mag aanbieden. Onderdeel 2 van Bijlage 1, is evenals onderdeel 1 van diezelfde bijlage met de betreffende Nederlandse sportbonden en de kansspelautoriteit afgestemd. Wijzigingen op dit vlak zullen op gelijke wijze worden afgestemd.
Paragraaf 3. Handhaving
Artikel 3.1. De inbeslagneming van voorwerpen
De toezichtmedewerkers van de kansspelautoriteit kunnen op grond van artikel 34i van de Wok in het kader van bestuursrechtelijke handhaving voorwerpen in beslag nemen. Het gaat hier bijvoorbeeld om voorwerpen als rouletteketels en gokzuilen, al dan niet in de vorm van een laptop.
Aangezien de kansspelautoriteit in dergelijke gevallen de betrokken eigenaar van het voorwerp niet middels een – te overhandigen of te verzenden – schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 34i, derde lid, eerste volzin, van de Wok op de hoogte kan stellen van de inbeslagneming, is in dit artikel geregeld dat de kansspelautoriteit mededeling daarover doet op diens website en in één of meerdere door hem aan te wijzen dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen. Slechts een mededeling op de website zal niet volstaan, omdat het niet is uit te sluiten dat de – voor de kansspelautoriteit onbekende – eigenaar niet weet dat het voorwerp in beslag is genomen op grond van de kansspelwetgeving en dat hij daartoe de website van de kansspelautoriteit moet raadplegen. De mededeling moet een voldoende nauwkeurige omschrijving van de inbeslaggenomen voorwerpen bevatte, zodat het als zodanig kan worden herkend.
Door op de hiervoor genoemde wijze over de inbeslagneming mede te delen kan de eigenaar alsnog – tijdig – kennis nemen daarvan, voordat de voorwerpen vervallen aan de staat. Indien de eigenaar wenst dat de voorwerpen aan hem worden geretourneerd, dan kan hij binnen een maand na de betrokken mededeling een klaagschriftprocedure starten als bedoeld in artikel 34i, vijfde lid, van de Wok. Het onderhavige artikel is mede opgesteld naar het voorbeeld van artikel 1:37 van de Algemene douaneregeling, waar artikel 34i van de Wok aan ontleend is.
Artikel 3.2. De opslag van inbeslaggenomen voorwerpen
Voor de opslag van een inbeslaggenomen voorwerp – van een bekende dan wel onbekende eigenaar – zal de kansspelautoriteit een bedrijf inschakelen. Aangezien de opslag onder verantwoordelijkheid van de kansspelautoriteit plaatsvindt, zal die afspraken maken met het bedrijf over de wijze waarop de inbeslaggenomen voorwerpen moeten worden opgeslagen. Schade aan of diefstal van voorwerpen die mogelijkerwijs moeten worden geretourneerd aan de eigenaar, bijvoorbeeld vanwege een beslissing in een klaagschriftprocedure als bedoeld in artikel 34i, vijfde lid, van de Wok, moet zo veel mogelijk worden voorkomen. De kosten van de opslag en van de eventuele vernietiging van inbeslaggenomen voorwerpen komen ingevolge het negende lid van datzelfde artikel voor rekening van de overtreder, voor zover deze bekend is.
Artikel 3.3. De vernietiging van inbeslaggenomen voorwerpen
Volgens artikel 34i, tweede lid, van de Wok worden voorwerpen in beslag genomen die kennelijk zijn bestemd voor het organiseren van kansspelen en die van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met het belang van de verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van kansspelen overeenkomstig die wet. Het gaat hier veelal om voorwerpen die worden ingezet voor het organiseren van illegale kansspelen. Na de inbeslagneming van deze voorwerpen moet worden voorkomen dat zij opnieuw voor dat doeleinde kunnen worden gebruikt.
Aangezien het doorgaans gaat om voorwerpen die niet geschikt zijn voor doorverkoop, schrijft het onderhavig artikellid voor dat die voorwerpen worden vernietigd na opdracht daartoe van de kansspelautoriteit. Hiermee wordt het voorbeeld gevolgd van artikel 117, tweede lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering waaruit volgt dat ten aanzien van inbeslaggenomen voorwerpen die van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, slechts machtiging tot vernietiging wordt verleend.
Evenals voor de opslag van inbeslaggenomen voorwerpen schakelt de kansspelautoriteit voor de vernietiging van die voorwerpen een bedrijf in. Het wordt niet uitgesloten dat het bedrijf die zich over de opslag van de voorwerpen heeft ontfermd, ook de vernietiging daarvan op zich mag nemen van de kansspelautoriteit, bijvoorbeeld met het oog op kostenbesparing. Het bedrijf gaat in ieder geval niet over tot vernietiging van de inbeslaggenomen voorwerpen zonder uitdrukkelijke opdracht daartoe van de kansspelautoriteit.
Tweede lid
De inbeslaggenomen voorwerpen mogen in ieder geval niet worden vernietigd zo lang deze voorwerpen niet definitief aan de staat vervallen, bijvoorbeeld vanwege een voorlopige voorziening, een ingediend klaagschrift (artikel 34i, vijfde lid, van de Wok) of beroep in cassatie (artikel 34i, vijfde lid, van de Wok juncto artikel 552d van het Wetboek van Strafvordering). De vernietiging van een voorwerp is onomkeerbaar en is daarmee geen lichtzinnige maatregel. De eigenaar van een inbeslaggenomen voorwerp die de teruggave verlangt van dat voorwerp wordt de gelegenheid geboden om de daartoe toepasselijk rechtsmiddelen aan te wenden zonder het risico dat het voorwerp tussentijds wordt vernietigd.
Paragraaf 4. Slotbepalingen
Artikel 4.1. Inwerkingtreding
Deze regeling is opgesteld in verband met de regulering van kansspelen op afstand. In navolging van de Regeling kansspelen op afstand treedt deze regeling daarom gelijktijdig met het Besluit kansspelen op afstand in werking.
De Minister voor Rechtsbescherming,
Sander Dekker