Statiegeld: de één vindt het handig, de ander vooral plakkerig gedoe. Waar je vroeger alleen je grote PET-flessen en bierflesjes kon inleveren, levert tegenwoordig elk blikje en flesje een paar centen op. Voor sommigen is het een irritante klus met een overvolle tas en een haperende automaat, maar voor anderen is het een kans.
Een zakcentje voor kinderen, een soort “nieuw bedelen” voor wie elke euro nodig heeft, en soms zelfs een kleine jackpot als je precies op de juiste plek kijkt. Ik besloot er eens dieper in te duiken, mét een persoonlijk tintje: een mini-interview met mijn neefje Roan, die zijn eigen avonturen als statiegeldjager deelt.
Tegenwoordig zit er op álle Nederlandse blikjes en flesjes drinken statiegeld. En alsof dat nog niet genoeg is, hebben de flesjes tegenwoordig ook een dop die er niet meer af kan. Handig voor het milieu, maar ik vind het persoonlijk vooral irritant.
Net als het verzamelen van die blikjes thuis: voor je het weet staat je aanrecht vol, gooi je alles in een tas (die je daarna beter meteen weg kunt gooien, want… plakkerig) en sta je bij een statiegeldautomaat die in 9 van de 10 gevallen een storing geeft. Ook weer omdat: plakkerig.
Maar goed, het is allemaal voor een goed doel, zwerfafval tegengaan, en daar ben ik natuurlijk helemaal voor!
Maar statiegeld is niet alleen maar kommer en kwel. Mijn broertje klom ooit op het dak van de gymzaal om onze bal terug te halen. Vanaf boven riep hij verbaasd dat er wel honderd lege bierflesjes lagen.
In die tijd kreeg je alleen statiegeld op grote PET-flessen en glazen bierflesjes. Dus wij naar huis, twee boodschappentassen gehaald en al die flesjes verzameld. Dank aan de weekendpubers die daar blijkbaar hun eigen kroeg hadden ingericht.
Hoeveel knaken we ermee verdienden weet ik niet meer, maar het was genoeg om veel snoep bij de lokale snackbar te halen, en onze moeder zich maar afvragen waarom wij die aten ons avondeten niet op kregen.
Voor een zwerver lijkt het me een stuk makkelijker om in een vuilnisbak te kijken of daar nog statiegeldflesjes in liggen, dan om mensen op straat om geld te moeten vragen. En voor kinderen die weinig of geen zakgeld krijgen, is het natuurlijk een ideale manier om toch wat extra’s te verdienen. Genoeg voor een zak snoep, een frietje bij de snackbar of misschien zelfs dat ene leuke topje bij de Primark.
Ik weet dat mijn neefje een tijdlang fanatiek op statiegeldjacht ging, en ook mijn twee jongsten hebben er wel eens hun best voor gedaan. Zolang het een beetje veilig en hygiënisch bleef, vond ik het alleen maar prachtig. Ze verdienden een extra zakcentje én ruimden ondertussen ook nog eens het zwerfvuil op. Win-win, als je het mij vraagt.
Toen ik op het idee voor dit artikel kwam, leek het me leuk om een kort interview te doen met de bovengenoemde jongelui. Waarom gingen zij eigenlijk op jacht naar statiegeld? Wat levert het nou écht op? En misschien wel de belangrijkste vraag: is al dat geld linea recta naar snoep gegaan, of hebben ze er ook nog iets nuttigs van aangeschaft?
Statiegeld is allang niet meer alleen dat irritante plakkerige flesje in je tas. Het is een kleine jackpot die overal op straat voor het oprapen ligt. Voor de één een broodnodig zakcentje, voor de ander een sport of zelfs een creatieve spaarmethode.
Of je er nou sneakers, snoep of een mooi horloge van haalt, het blijft een win-win: jij wat extra’s in je portemonnee, en de wereld een stukje schoner. En zeg nou zelf: wie wil er nou geen moderne schatzoeker zijn, gewapend met een rugzak vol blikjes?